Geschil over scheurvorming en onthechting van gietvloer

De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: Onvoldoende onderzoek aanbieder    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 239515/244975

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil draait om een overeenkomst waarbij de ondernemer een gietvloer zou aanbrengen. Binnen twee jaar na de installatie ontdekte de consument meerdere scheuren en onthechting in de vloer, met name op de begane grond. De ondernemer stelde dat de watertemperatuur te hoog was ingesteld en zag geen oorzaak voor de scheuren tijdens de installatie. De deskundige concludeerde echter dat de onthechting van de egalisatielaag, veroorzaakt door een slechte hechting aan de onderliggende siergrindvloer, de oorzaak was. De geschillencommissie oordeelde dat de ondernemer onvoldoende onderzoek had gedaan naar de geschiktheid van de siergrindvloer als basis en dat het risico van onthechting bij de ondernemer ligt. De klacht werd gegrond verklaard, en de ondernemer werd veroordeeld tot betaling voor vervanging van de vloer, met aanvullende vergoeding voor klachtengeld.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 27 augustus 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De
ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en aanbrengen van een gietvloer tegen de daarvoor
door de consument te betalen prijs van € 18.980,–.
De vloer is aangebracht in of omstreeks oktober 2019.
Het geschil betreft de vraag of de gietvloer correct is aangebracht en voldoet aan de eisen die de
consument eraan mag stellen.
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.

Binnen twee jaar na aanleggen van de gietvloer zijn er meerdere scheuren ontstaan op verschillende
plekken op de begane grondvloer. Drie van de negen scheuren zijn behoorlijk groot en de vloer beweegt
daar ook als je eroverheen loopt. Ook ligt de vloer op sommige plekken los.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De deskundige heeft gerapporteerd overeenkomstig hetgeen tijdens zijn bezoek is geconstateerd.
De ondernemer heeft voorafgaande aan het aanbrengen van de vloer kennelijk onvoldoende onderzoek
gedaan. Ook nu nog is voor de consument niet duidelijk wat nu precies de oorzaak is van de klachten.
De consument heef zich, na enig nadenken, herinnerd dat het opstookprotocol gevolgd is.
De consument zal naast wat de deskundige de “sowieso”-kosten noemt verdere gevolgschade hebben,
zoals tijdelijke verhuiskosten en kosten voor tijdelijk verblijf elders.
De consument verlangt kosteloos herstel van de vloer, en een grondig onderzoek naar de oorzaak van de
scheuren, zodat duidelijk wordt of het mogelijk is om de gietvloer opnieuw aan te brengen en de consument
niet binnen drie jaar met dezelfde problemen kampt. Ook wil de consument met het onderzoek duidelijk
krijgen bij wie de verantwoordelijkheid ligt om de financiële kosten hiervoor (en eventuele bijkomende
kosten) te dragen en of dit binnen de garantie valt.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.
In het deskundigenrapport wordt gesproken over een maximale watertemperatuur van 35 graden Celsius.
De ondernemer heeft echter bij een van zijn bezoeken aan de woning geconstateerd dat de
watertemperatuur op circa 42 graden Celsius stond.
De ondernemer wil verder benadrukken dat hij in het proces van aanbrengen vloerverwarming, egaline en
gietvloer tussen de lagen door nooit een reden heeft gezien om beducht te zijn voor deze scheurvorming.
Tijdens het aanbrengen van de vloerverwarming, egaline en gietvloer is geen schade zoals scheurvorming
geconstateerd. De schade is dan ook echt pas ontstaan nadat de werkzaamheden van de ondernemer
waren afgerond.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Voor de ondernemer wordt uit het rapport van de deskundige niet duidelijk wie nu verantwoordelijk is voor
het ontstaan van de klachten. Dat is van belang, zodat in het vervolg schade kan worden voorkomen.
De ondernemer had er bij het aanbrengen van de vloer geen twijfel over of deze wel voldoende zou
hechten. Dat is overigens ook afhankelijk van de ondervloer, hoe goed zit de siergrindvloer vast. De
ondernemer had daar geen twijfels over.

Deskundigenrapport
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang,
het volgende vastgesteld.

Ter plaatse is door de deskundige in de woning op de begane grond een kunstharsgebonden
(polyurethaan) gietvloer afwerking aangetroffen in een lichte (witte, RAL 9010) kleurstelling. Op meerdere
plekken is scheurvorming zichtbaar, deze scheuren ontspringen vaak (zeker niet uitsluitend) vanuit
buitenhoeken en vloerversmallingen (deurdoorgangen).
Beoordeling van de verdeelunit van de vloerverwarming door de deskundige laat zien dat de
thermostaatknop van de vloerverwarming (de temperatuur van het water) op het moment van de inspectie
staat ingesteld op 35°C.
Door beklopping van het vloeroppervlak met een hamer is op basis van geluid (holle klank) hoorbaar dat er
op grote schaal sprake is van onthechting over de gehele begane grond van de woning (ca. 73m²). Om vast
te stellen waar deze onthechting in de vloeropbouw plaatsvind (tussen welke lagen) is er op twee
verschillende plekken destructief onderzoek door de deskundige verricht. Dit destructief onderzoek is, op
beide plekken, uitgevoerd waar de PU-gietvloer aan het oppervlak zichtbaar scheurvorming en hoorbaar
onthechting vertoont. Uit dit onderzoek blijkt dat de onthechting plaatsvind tussen de oorspronkelijke
siergrindvloer en de nieuw aangebrachte egalisatielaag. Nadat er een groter deel van de PU-gietvloer en
egalisatie laag tijdens het destructieve onderzoek is verwijderd, blijkt op beide plekken dat de ondergelegen
siergrindvloer geen scheurvorming vertoont. Op één plek is na verwijdering PU-gietvloer en egalisatie laag
ook een deel van de ingefreesde sleuf zichtbaar. Ook deze sleuf, dichtgezet met een onbekende mortel,
vertoont geen scheurvorming aan de bovenzijde.

Geconcludeerd kan worden dat er een matige (slechte) hechting is gecreëerd tussen de bestaande (epoxy)
siergrindvloer en de nieuwe door ondernemer aangebrachte egalisatielaag. Wanneer de vloerverwarming is
ingeschakeld (stook/winter seizoen), zal de siergrindvloer met ondergelegen dekvloer opwarmen en als
gevolg daarvan willen uitzetten. Hierdoor zal er een schuifspanning ontstaan in het hechtvlak van de
siergrindvloer inclusief vloerverwarming en de aangebrachte ca. 8mm dikke egalisatielaag. Deze
schuifspanning ontstaat doordat deze verschillende lagen niet gelijkmatig zullen opwarmen en mogelijk
kunnen de verschillende materialen (lagen) onder invloed van deze thermische spanning een andere
uitzettingscoëfficiënt hebben. Dit, gecombineerd met een matig gerealiseerde hechting van de egaline aan
de siergrindvloer, heeft tot onthechting geleid. Wanneer in het voorjaar de vloerverwarming uit gaat omdat
de buitentemperaturen stijgen zal de vloer gaan afkoelen en willen krimpen. Omdat dit krimpen niet
gelijkmatig kan plaatsvinden (plaatselijk is er immers nog wel enige mate van hechting) zal er
scheurvorming optreden. Door belasting (loopverkeer) zal de egaline laag gaan verbrokkelen en zal het
gebied langzaam groter worden.

Bovengenoemd schadeproces zou mogelijk (mede) veroorzaakt kunnen worden door:
1- Het doorlopen van een opstook- en afkoelprotocol nadat de vloerafwerking is aangebracht.
2- Een te hoge instelling van de temperatuur vloerverwarming waardoor de Δt (verschil in temperatuur)
tussen stook- en zomer seizoen te groot is.
De consument geeft aan dat de vloerverwarming nooit hoger is geweest dan de huidige instelling (ca.
35°C).
Wanneer het door de ondernemer geadviseerde opstookprotocol is doorlopen, is deskundige niet duidelijk
geworden.
Naar het vaktechnisch oordeel van de deskundige is de omvang van de problemen ernstig.
Herstel is technisch niet mogelijk. De omvang van de gebreken, met name de onthechting van de egalisatie
laag, is dermate groot dat plaatselijk herstel volgens de deskundige niet aan de orde is. De PU-gietvloer
met ondergelegen egalisatielaag zal waarschijnlijk in z’n geheel vervangen dienen te worden.
Uitgaande van een goed hechtende oorspronkelijke siergrindvloer met ondergelegen cementgebonden
dekvloer van 73m²
– Verwijderen huidige PU-gietvloer + egaline laag € 3.285,–
– Aanbrengen primer + egalinelaag (minimaal 15mm dikte) € 6.000,–
– Aanbrengen PU-gietvloer systeem Ral 9010 € 7.650,–+
– Totaal inclusief BTW € 16.935,–

Mocht de hechting en/of sterkte van de oorspronkelijke siergrindvloer met ondergelegen cementgebonden
dekvloer (na verwijderen PU-gietvloer met egaline laag) onvoldoende blijken te zijn, dan dient deze ook
verwijderd te worden. Of dit het geval is zal pas met zekerheid kunnen worden vastgesteld wanneer de
huidige PU-gietvloer met ondergelegen egaline laag is verwijderd. Zou de ondergelegen siergrindvloer
inclusief cementgebonden dekvloer verwijderd moeten worden dan betreft dit zogenaamde ‘sowiesokosten’. Destijds heeft de consument een besparing gerealiseerd door in de bestaande siergrindvloer
sleuven te laten frezen, was destijds gekozen voor het verwijderen van deze siergrindvloer met dekvloer
dan had de consument deze kosten sowieso moeten dragen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit het onderzoek van de door de commissie ingeschakelde deskundige is gebleken dat sprake is van
onthechting van de egalinelaag ten opzichte van de siergrindvloer.
De commissie is van oordeel dat een dergelijk proces van onthechting in de risicosfeer van de ondernemer
ligt. Een ondernemer dient te beoordelen of een onderliggende vloer geschikt is om als basis voor de aan
te brengen vloer te dienen.

Niet gebleken is dat de ondernemer voor aanbrengen van de vloer uitgebreid onderzoek naar de
eigenschappen van de siergrindvloer van de consument in het bijzonder en naar de geschiktheid van
siergrindvloeren als basis onder een gietvloer in het algemeen heeft gedaan.
Ook niet gebleken is dat, in vervolg daarop, de ondernemer zich voor aanvang van het werk voldoende
bewust is geweest van risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van een siergrindvloer als basis. De
consument is ook niet op dergelijke risico’s gewezen. Evenmin is aan de consument geadviseerd, dan wel
de keuze geboden, om voor aanbrengen van de gietvloer de siergrindvloer te verwijderen. Dat allemaal had
echter wel van de ondernemer verwacht mogen worden.
Daarmee ligt, zoals aangegeven, het risico voor de onthechting bij de ondernemer.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
De deskundige heeft aangegeven dat plaatselijk herstel van de vloer niet aan de orde is en dat de vloer in
zijn geheel vervangen dient te worden. De ondernemer heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om de
klachten op te pakken. De commissie acht het niet wenselijk dat de ondernemer nogmaals in de
gelegenheid gesteld wordt om een nieuwe vloer aan te brengen.
Naar het oordeel van de commissie dient de ondernemer dan ook de kosten van vervanging van de vloer
aan de consument te vergoeden. De hoogte van het door de ondernemer aan de consument daarvoor te
betalen bedrag wordt door de commissie, met inachtneming van hetgeen de deskundige gerapporteerd
heeft, in redelijkheid en billijkheid vastgesteld op € 16.935,–.
Als de onderliggende siergrindvloer verwijderd dient te worden, zijn de daaraan verbonden kosten voor de
consument. Als dat verwijderen eerder gedaan was, had de consument die extra kosten immers ook gehad.
De consument heeft aangegeven nog gevolgschade te zullen hebben. De consument heeft dat deel van de
vordering echter onvoldoende gepreciseerd, gespecificeerd en onderbouwd. Daarmee ziet de commissie
geen grond om dit deel van de vordering van de consument toe te wijzen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 16.935,–. Betaling dient plaats te vinden
binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag
vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50
aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten
verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit
mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, mr. A.B. van Kruistum en mr. M.J. Boon, leden,
op 29 mei 2024.