Geschil over tariefwijzigingen energiebedrijf aangehouden in afwachting van hoger beroep

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: grondslag en/of hoogte tarief / Tarief    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: tussenadvies   Uitkomst: Tussenadvies   Referentiecode: 214148/219462

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument beklaagt zich over tariefwijzigingen door de ondernemer tussen 1 juli 2021 en 1 januari 2023. Hij stelt dat deze wijzigingen niet tijdig zijn aangekondigd, onvoldoende transparant zijn en niet voorzienbaar waren door de ruime formulering van het wijzigingsbeding (artikel 19.3 AV). Volgens de consument is dit beding oneerlijk, en hij eist aanpassing van de tarieven met terugwerkende kracht en terugbetaling van te veel betaalde bedragen. De ondernemer betoogt dat artikel 19.3 haar recht geeft om tarieven tussentijds aan te passen en verzoekt om aanhouding van de zaak totdat het gerechtshof Amsterdam een beslissing neemt in een vergelijkbaar hoger beroep. De commissie constateert dat er tegengestelde uitspraken zijn gedaan over artikel 19.3 AV. De kantonrechter Amsterdam heeft geoordeeld dat het beding oneerlijk is, terwijl de rechtbank Midden-Nederland het wel rechtmatig achtte. Om rechtseenheid te waarborgen, besluit de commissie de zaak aan te houden totdat het gerechtshof Amsterdam arrest wijst. De behandeling wordt opgeschort in afwachting van de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. Daarna wordt een nieuwe zitting gepland, tenzij partijen daarvan afzien.

De volledige uitspraak

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument maakt bezwaar tegen de door de ondernemer doorgevoerde tariefswijzigingen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 1 januari 2023. De bezwaren zijn:
· dat de tariefwijzigingen niet steeds tijdig (30 dagen tevoren) zijn aangekondigd;
· dat er op de markt geen concurrentie van enige betekenis was;
· dat er geen reële mogelijkheid was om over te stappen naar een andere leverancier;
· dat de ondernemer geen alternatief, zoals een vast contract, heeft aangeboden;
· dat de totstandkoming c.q. berekening van de nieuwe tarieven niet transparant en controleerbaar zijn.

In het wijzigingsbeding (artikel 19.3 van de toepasselijke voorwaarden) worden de redenen voor wijziging veel te ruim omschreven en zijn de wijzigingsmomenten onbepaald. De tariefswijzigingen waren daardoor niet te voorzien. Om die redenen is het beding in artikel 19.3 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden 2017 een oneerlijk beding. De consument verlangt met terugwerkende kracht een aanpassing van de leveringstarieven en correctie (terugbetaling) van ten onrechte in rekening gebrachte en betaalde bedragen.

Standpunt van de ondernemer

Onder verwijzing naar eerdere beslissingen van de commissie heeft de ondernemer verzocht de behandeling van het geschil aan te houden totdat het gerechtshof Amsterdam zal hebben beslist in een hoger beroep dat de ondernemer heeft ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter te Amsterdam over de eerlijkheid van artikel 19, lid 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen. Uit een groot aantal reeds eerder in behandeling genomen zaken is de commissie bekend met het standpunt van de ondernemer dat artikel 19.3 haar de mogelijkheid biedt om de leveringstarieven tussentijds aan te passen, ook op andere momenten dan per 1 januari en per 1 juli.
In het onderhavige geval ziet de klacht van de consument ook (onder meer) op wijzigingen van de tarieven op andere momenten dan 1 januari en 1 juli. Met betrekking tot dergelijke wijzigingen heeft de kantonrechter te Amsterdam geoordeeld dat het prijswijzigingsbeding in artikel 19.3 AV een oneerlijk beding is en heeft hij dit op die grond vernietigd. De ondernemer neemt in de eerder al over dit geschilpunt in behandeling genomen zaken het standpunt in dat het hiervoor genoemde oordeel van de kantonrechter met betrekking tot artikel 19.3 AV onverenigbaar is met de jurisprudentie van de Hoge Raad en van het Hof van Justitie van de Europese Unie en daarom niet houdbaar. Zij heeft in eerdere zaken op dit punt uitgebreid verweer gevoerd. De commissie is verder bekend met een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juli 2023 waarin is geoordeeld dat het wijzigingsbeding niet oneerlijk is en dat de ondernemer op grond daarvan haar tarieven tussentijds mag verhogen. Tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam is hoger beroep ingesteld. Naar verwachting zal het gerechtshof Amsterdam binnen afzienbare tijd in die zaak een beslissing nemen.

Met betrekking tot artikel 19.3 AV is de commissie van oordeel dat de rechtseenheid en rechtszekerheid, naast het belang van een efficiënte rechtspleging, gebaat zijn bij een aanhouding van een verdere beoordeling en beslissing in afwachting van de beslissing in het lopende hoger beroep voor het gerechtshof te Amsterdam. Voortzetting van de onderhavige procedure op dit punt vergroot immers het risico op tegenstrijdige beslissingen. Partijen zullen opnieuw voor een zitting tegen een nader te bepalen datum na het wijzen van arrest door het hof Amsterdam worden opgeroepen. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie houdt elke verdere beoordeling en beslissing aan. Bepaalt dat na het wijzen van arrest door het hof Amsterdam een nieuwe datum en tijdstip voor een zitting zal worden vastgesteld, tenzij partijen afzien van een dergelijke zitting. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, de heer ing. C. Verloop , mevrouw mr. E.J.P.J.M. Kneepkens , leden, op 18 november 2024.