Geschillencommissie verklaart klacht over wateraansluitingskosten ongegrond

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Aansluiting / Factuur    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 254194/312523

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In deze zaak had de consument bezwaar tegen de hoogte van de factuur voor het verplaatsen van zijn wateraansluiting, die volgens hem onredelijk hoog was in verhouding tot het verrichte werk. De ondernemer stelde echter dat de kosten vooraf duidelijk waren gecommuniceerd en gebaseerd waren op een standaardtarief, dat een gemiddelde weerspiegelt van de kosten voor dergelijke werkzaamheden. De Geschillencommissie oordeelde dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen waarin de consument de kosten had aanvaard, en dat er geen juridische gronden waren om de factuur te verlagen. De klacht van de consument werd daarom ongegrond verklaard, en zijn verzoek tot verlaging van de factuur werd afgewezen.

De uitspraak

Beoordeling
De consument heeft het volgende aangevoerd.

De consument is contractant van de ondernemer voor de levering van drinkwater op zijn woonadres. Hij
maakt bezwaar tegen de hoogte van de factuur voor de werkzaamheden om zijn drinkwateraansluiting in
zijn woning te wijzigen. Op 22 februari 2023 heeft de consument bij de ondernemer een aanvraag
ingediend voor het wijzigen van zijn wateraansluiting binnen zijn woning door die aansluiting met acht
meter te verplaatsen. Bij die aanvraag werd de consument erop gewezen dat hiervoor de standaard kosten
van € 1.670,– in rekening worden gebracht. Zonder akkoord geen aanvraag. De consument heeft van te
voren aangegeven dat hij die kosten te hoog vindt. De werkzaamheden werden in één uur uitgevoerd door
twee man. Het betoog van de consument dat de werkzaamheden weinig werk inhield werd afgedaan met
de mededeling dat dit staat in de computer en niet kan worden gewijzigd.

Gelet op al deze omstandigheden is de consument van mening dat de gezonden factuur onredelijk hoog is.
De consument is van mening dat de gemaakte kosten niet hoger zijn dan 25% van de in rekening
gebrachte kosten. De consument wil dat de hoogte van de factuur met 50% wordt verminderd.

De ondernemer heeft verweer gevoerd en daartoe het volgende aangevoerd.

De consument heeft via mijnaansluiting.nl een aanvraag ingediend voor het wijzigen van zijn aansluiting.
Op 27 februari 2023 wordt aan de consument de orderbevestiging gezonden. Nadat de werkzaamheden in
september 2023 zijn uitgevoerd wordt op 12 januari 2024 de factuur aan de consument gezonden.
Op grond van de toepasselijke Algemene Voorwaarden is de consument gehouden de kosten van het
verleggen van zijn aansluiting te vergoeden. De kosten zijn opgenomen in de tarievenregeling. In 2023
waren de kosten voor het wijzigen van een Q3-2,5 aansluiting (tussen twee en acht meter) € 1.820,30
inclusief BTW, zoals ook vermeld op de orderbevestiging en de factuur.

Het gehanteerde tarief is een standaardtarief, een zogenaamd ‘postzegeltarief’, wat inhoudt dat het een
gemiddelde is van de kosten die normaal met dit soort werkzaamheden gepaard gaan. In sommige
gevallen zullen de daadwerkelijke kosten lager uitvallen, in sommige gevallen ook hoger. De consument is
het standaardtarief in rekening gebracht en de kosten zijn ook daadwerkelijk gemaakt.
De ondernemer verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

De commissie overweegt dat voor zover de consument heeft beoogd te stellen dat ter zake geen
overeenkomst tot stand is gekomen die stelling faalt, reeds vanwege onvoldoende onderbouwing. Blijkens
de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de consument de ondernemer
opdracht heeft gegeven om de aansluiting van zijn watermeter in zijn woning te verplaatsen. Dat de
consument daarvóór had aangegeven dat hij de kosten te hoog vindt, staat er niet aan de in weg dat hij
uiteindelijk toch de opdracht heeft verstrekt, die door de ondernemer is aanvaard. Wellicht had het bericht
over de daarmee gemoeide kosten de consument kunnen doen afzien van de opdracht tot verplaatsing,
maar dat heeft hij niet gedaan.

De consument verlangt, zo begrijpt de commissie, de vaststelling van een redelijke prijs voor het
verplaatsen van de meter (50% van de gefactureerde kosten), een aanpassing van de factuur en de
creditering van het restant van de in rekening gebrachte vergoeding.
In de toepasselijke Algemene Voorwaarden van de ondernemer is, voor zover van belang, bepaald dat voor
het wijzigen van een aansluiting de aanvrager bedragen, waaronder administratiekosten, verschuldigd is
volgens de tarievenregeling van de ondernemer (artikel 14, lid 1) en bepaalt de ondernemer welk tarief van
toepassing is (artikel 14, lid 2).

Op grond van die bepalingen is de consument een vergoeding verschuldigd voor het verplaatsen van de
meter, wanneer dat op zijn verzoek gebeurt. Dat is hier het geval. Gebleken is dat de ondernemer de
consument vooraf geïnformeerd heeft wat het tarief was. Dit tarief staat ook op de orderbevestiging
vermeld (€ 1.670,- exclusief btw)/€ 1.820,30 inclusief btw) en is eveneens op de factuur in rekening
gebracht. De consument heeft dat aanvaard (hij had binnen een bepaalde tijd op- of aanmerkingen kunnen
maken), zodat die prijsafspraak onderdeel van de overeenkomst tussen partijen is.

Ter zitting is nog aan de orde geweest of de hoogte van het standaardtarief redelijk is. De commissie merkt
op dat zij niet bevoegd is te beslissen over de hoogte van de in rekening gebrachte tarieven in zijn
algemeenheid. De commissie heeft op dat terrein slechts een marginale beoordelingsruimte. Behoudens in
gevallen waarin sprake is van evident onredelijke tarieven en/of in rekening gebrachte kosten is het niet
aan de commissie om daarover een oordeel uit te spreken. Daarbij komt dat de tarieven van
overheidswege worden getoetst en dat de ACM daarbij een adviserende/ consulterende functie vervult, die
betrekking heeft op de transparantie van de kostenberekening en op het uitgangspunt dat geen sprake mag
zijn van een verdienmodel voor de ondernemer. De tarieven mogen niet hoger zijn dan de geraamde
kosten. Gelet op de haar toekomende beoordelingsruimte is de commissie gelet op het voorgaande van
oordeel dat geen sprake is van een evident onredelijk tarief.

Daarbij komt dat het door de ondernemer in rekening gebrachte bedrag voor het verplaatsen van de meter
een forfaitair bedrag betreft dat berust op de gemiddelde kosten die het verplaatsen van een watermeter
met zich meebrengt. Dat de ondernemer een forfaitair bedrag als aanneemsom hanteert, is op zich niet
onredelijk, gelet op de daarvoor door de ondernemer, hiervoor vermelde, gegeven uitleg. Dat er weinig
werk in korte tijd is verricht, maakt dit niet anders nu dit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, reeds is
verdisconteerd in het standaardtarief.

De commissie komt dan ook tot de slotsom dat zij geen vanuit juridisch oogpunt relevante redenen kan
vaststellen op grond waarvan de ondernemer verplicht zou zijn om de gezonden factuur te matigen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit mevrouw mr. I.K. Rapmund, voorzitter, de
heer mr. E.F. Verduin, mevrouw mr. A. Dantuma, leden, op 14 juni 2024.