Geschillencommissie verklaart zich onbevoegd in geschil over stilzwijgende verlenging van licentie

De Geschillencommissie




Commissie: Auteursrechten zakelijk    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 662817/945462

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een ondernemer diende een klacht in tegen de collectieve beheersorganisatie (CBO) over een factuur voor licentiekosten, die betrekking had op een periode waarin de onderneming wegens renovatie gesloten was. Volgens de ondernemer werd de factuur pas vier maanden na aanvang van het licentiejaar verstuurd, waardoor hij de licentie niet tijdig kon opzeggen. De Geschillencommissie Auteursrechten zakelijk oordeelde op 15 april 2025 dat zij niet bevoegd is om het geschil inhoudelijk te behandelen. De klacht had niet betrekking op de hoogte of toepassing van een vergoeding, zoals vereist in artikel 3 lid 1 van het reglement, maar op de stilzwijgende verlenging van de licentie en het moment van facturering. Daarmee valt het geschil buiten de reikwijdte van de commissie.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

De behandeling heeft digitaal plaatsgevonden op 15 april 2025 via Zoom. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, nu de commissie tijdens deze zitting enkel zal bepalen of zij bevoegd is om de klacht van de betalingsplichtige in behandeling te nemen.

Onderwerp van het geschil

Het onderwerp van geschil betreft de stilzwijgende verlenging van de licentie van de betalingsplichtige.

Beoordeling

De klacht van de betalingsplichtige
De klacht van de betalingsplichtige ziet op de factuur van 24 april 2024 van de CBO voor de licentiekosten over de periode van november 2023 tot en met december 2024. Volgens de betalingsplichtige dient de CBO de licentiekosten voor het jaar 2024 te crediteren. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

De betalingsplichtige, zijnde een hotel, is in de periode van november 2023 tot en met december 2024 gesloten geweest wegens een grootschalige renovatie en heeft in die periode dus geen gebruik gemaakt van de licentie van de CBO. De CBO had de factuur reeds voor aanvang van het licentiejaar 2024 moeten sturen en niet vier maanden nadat het licentiejaar was gestart, nu het om een stilzwijgende verlenging van de licentie gaat. Indien de CBO de factuur voor de aanvang van het licentiejaar had gestuurd dan had de betalingsplichtige de licentie tijdig kunnen opzeggen, dan wel hooguit een opzegboete gekregen. De betalingsplichtige is dan ook door te late facturering van de CBO gedupeerd.

De beoordeling van het bevoegdheidsverweer
De CBO stelt zich primair op het standpunt dat de commissie niet bevoegd is om het geschil tussen partijen te behandelen, omdat de klacht van de betalingsplichtige niet gaat over de hoogte en toepassing van een door de CBO in rekening gebrachte vergoeding.

De commissie zal het bevoegdheidsverweer van de CBO behandelen aan de hand van het volgende juridisch kader.

Juridisch kader
In artikel 4 lid 1 van het reglement van de commissie (hierna: het reglement) is bepaald dat de commissie op grond van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten bevoegd is geschillen te behandelen als genoemd in artikel 3 lid 1 van het reglement. Ingevolge artikel 3 lid 1 van het reglement heeft de commissie tot taak geschillen te behandelen in de zin van:
a. artikel 23 lid 1, onderdeel a van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten tussen in Nederland gevestigde CBO’s die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken aanbieden of verlenen en feitelijke en potentiële aanbieders van onlinediensten inzake muziekwerken betreffende de toepassing van de artikelen 2l, 5c, 5d en 5e van de Wet toezicht.
b. artikel 23 lid 2 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door of namens de CBO’s op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten in rekening gebrachte vergoedingen.

De commissie stelt vast dat de betalingsplichtige klaagt dat de CBO de licentie voor 2024 stilzwijgend heeft verlengd, zonder de betalingsplichtige hierover vooraf te waarschuwen, en vervolgens pas in de loop van het licentiejaar een factuur voor de licentiekosten heeft toegezonden. Hierdoor zou aan de betalingsplichtige een licentievergoeding in rekening zijn gebracht over een periode waarin hij geen auteursrechten heeft kunnen schenden. Het geschil gaat aldus over de vraag of [CBO] de stilzwijgende verlening had moeten aankondigen en ook eerder de factuur had moet sturen, en meer in het bijzonder over de vraag of (gedurende die periode) überhaupt enig tarief door de betalingsplichtige is verschuldigd, maar aldus niet over de hoogte of toepassing van een tarief als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub b van Reglement, waarbij de commissie opmerkt dat dit artikel-onderdeel berust op het uitgangspunt dat enig tarief is verschuldigd. Het geschil betreft ook geen geschil tussen CBO’s in de zin van artikel 3 lid 1 sub a van het reglement. De commissie is gelet daarop van oordeel dat zij niet bevoegd is om de klacht van de betalingsplichtige in behandeling te nemen. Dit betekent dat de commissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht van de betalingsplichtige.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:
– verklaart zich onbevoegd om de klacht van de betalingsplichtige te behandelen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Auteursrechten zakelijk, bestaande uit de heer mr. M.Y. Bonneur, voorzitter, de heer mr. C. van Rij, de heer mr. O. van Haperen, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 15 april 2025.

Print/PDF