Gezien de omstandigheden is er geen sprake geweest van vakantiegenot. De commissie oordeelt dan ook tot volledige terugbetaling van de reissom.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Vakantieverblijf    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 100722

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft klachten over het vakantieverblijf.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer, voor zover het de ontvankelijkheid betreft, luidt in hoofdzaak als volgt.

Op grond van artikel 13 lid 3 van de Recron voorwaarden vakantieverblijven dient een geschil uiterlijk binnen twee maanden nadat de consument zijn klacht aan de ondernemer heeft voorgelegd bij de Commissie aanhangig te worden gemaakt. Hieraan heeft de consument niet voldaan.
De consument heeft de klacht naar aanleiding van zijn verblijf op [naam van het park] (verder te noemen: [naam van het park]) tijdig ingediend en de ondernemer heeft de consument gecompenseerd (opmerking commissie: met een bedrag van € 125,–, zo blijkt uit de e-mail van de ondernemer van
3 september 2015 om 11:37). Vervolgens heeft de consument het geschil pas op 18 januari 2016 bij de commissie aanhangig gemaakt. Dat is volgens de ondernemer ruimschoots te laat.
Verder stelt de ondernemer zich op het standpunt dat hij voor [naam van het park] louter fungeert als touroperator en dat hij in dit geschil dan ook niet als aanspreekpunt kan worden gezien.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument was niet bekend met de termijn van twee maanden genoemd in de Recronvoor-waarden. Het bevreemdt de consument dat de ondernemer zich nu op het standpunt stelt dat hij geen partij is. Na indiening van zijn klacht bij [naam van het park] is hij doorverwezen naar [naam van de ondernemer] voor verdere afhandeling van zijn klacht. De ondernemer heeft vervolgens met hem gecorrespondeerd over de klacht en heeft hem een voorstel gedaan voor een financiële tegemoetkoming (opmerking commissie: uiteindelijk heeft de ondernemer aangeboden het hierboven genoemde bedrag van € 125,– te verhogen naar € 200,– , zo blijkt uit de e-mail van de ondernemer van 8 september 2015 om 11:29).

Beoordeling van de ontvankelijkheid

Kennelijk naar aanleiding van de Wet van 16 april 2015 (Staatsblad 2015,160) tot implementatie van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen, is het Reglement van de commissie (verder te noemen: het reglement) per 7 juli 2015 gewijzigd.

Met ingang van deze datum luidt artikel 6 van het reglement -voor zover thans van belang- als volgt:
“1. De commissie verklaart op verzoek van de ondernemer – gedaan bij eerste gelegenheid- de consument in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij de ondernemer heeft ingediend en de consument zijn geschil vervolgens niet binnen 12 maanden na de datum waarop de consument de klacht bij de ondernemer indiende bij de commissie aanhangig heeft gemaakt;
(…)
3. Voor zover voorwaarden van toepassing zijn die in voor de consument ongunstige zin afwijken van hetgeen in lid 1 is bepaald, zal de commissie deze voorwaarden buiten beschouwing laten.”

Nu de klacht van de consument binnen de termijn van 12 maanden, genoemd in artikel 6 lid 1 onder a. van het reglement, bij de commissie aanhangig is gemaakt, is de consument in zoverre ontvankelijk in zijn klacht. Het feit dat artikel 13 lid 3 van de Recronvoorwaarden vakantieverblijven een voor de consument ongunstiger termijn van twee maanden kent, leidt de commissie niet tot een ander oordeel. Uit artikel 6 lid 3 van het reglement volgt immers dat de commissie deze termijn van twee maanden buiten beschouwing dient te laten en dat de termijn van 12 maanden prevaleert.

Ook het standpunt van de ondernemer dat de ondernemer in dit geschil niet als aanspreekpunt kan worden gezien, wordt door de commissie verworpen.
De commissie stelt vast dat de ondernemer met de consument over de klacht gecorrespondeerd heeft, hem ook gecompenseerd heeft met een bedrag van € 125,– en daarna nog aangeboden heeft om dit bedrag van € 125,– te verhogen naar € 200,–. Dit alles heeft de ondernemer gedaan zonder ook maar op enig moment een voorbehoud te maken omtrent zijn bevoegdheid. Onder deze omstan-digheden is naar het oordeel van de commissie door toedoen van de ondernemer bij de consument de gerechtvaardigde schijn gewekt dat hij voor de afhandeling van zijn klacht bij de ondernemer diende te zijn en heeft de ondernemer in het kader van dit geschil te gelden als de wederpartij van de consument. Daarbij kan de precieze relatie tussen [naam van het park] en de ondernemer in het midden blijven omdat de consument daar in dit geval buiten staat.

Beslissing

De consument wordt ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Partijen zullen zo spoedig mogelijk worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 9 maart 2016.

De verdere behandeling van het geschil

Bij tussenbeslissing van 9 maart 2016 is de consument ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De inhoudelijke behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 18 mei 2016 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

Beide partijen hebben laten weten niet bij de behandeling aanwezig te zijn.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument is terug te vinden in diens brief aan de commissie van 18 januari 2016, die op deze plaats als integraal ingelast geldt. De consument wenst restitutie van het bedrag behorende bij de dagen waarop zijn gezin (met 3 jonge kinderen, te weten een tweeling van 1 jaar en 10 maanden en een kind van 4,5 jaar) geen gebruik meer heeft kunnen maken van het park (na vertrek) alsmede een tegemoetkoming ter compensatie voor het ongemak dat zij geleden hebben tijdens hun verblijf.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft inhoudelijk niet op de klacht van de consument gereageerd. Ter compensatie heeft de ondernemer de consument, voordat deze zijn geschil bij de commissie aanhangig had gemaakt, aanvankelijk een bedrag van € 125,–, later verhoogd tot € 200,–, aangeboden.

Beoordeling van het geschil

Op basis van hetgeen de consument in zijn brief van 18 januari 2016 onweersproken naar voren heeft gebracht, komt de commissie tot de volgende conclusies.

De commissie is allereerst van oordeel dat de consument terecht voortijdig naar huis is vertrokken toen bleek dat er voor zijn gezin geen huis meer beschikbaar was met bad en jacuzzi waarvoor de consument expliciet geboekt had.
Verder is de commissie van oordeel dat de consument voor de (beperkte) periode waarop hij wel op het park heeft verbleven geen relevant vakantiegenot heeft gehad. De eerste nacht van hun verblijf heeft het gezin als gevolg van een gesprongen waterleiding in hun geboekte huis zonder water gezeten en hebben zij zelf staan te dweilen, terwijl zij de volgende 36 uur in een alternatief huis hebben moeten verblijven, dat kwalitatief minder was. Gelet hierop heeft de consument naar het oordeel van de commissie recht op volledige terugbetaling van de door hem betaalde reissom van      € 1.287,30. 
Indien de ondernemer de door hem aangeboden compensatie van € 125,– c.q. € 200,– al aan de consument heeft betaald, strekt dat bedrag uiteraard in mindering op het bedrag van € 1.287,30.

Het bovenstaande leidt de commissie tot de volgende beslissing. 

Beslissing

De ondernemer dient aan de consument binnen 30 kalenderdagen na verzending van deze beslissing een bedrag te vergoeden van € 1.287,30.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50  aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 18 mei 2016.