Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE 08-1460
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de jaarafrekening over het jaar 2007. De consument heeft een bedrag van € 743,03 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. De consument heeft in april 2008 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. – De ondernemer heeft in strijd gehandeld met de Algemene Voorwaarden voor Warmte bij de problemen die zich hebben voorgedaan bij de warmtemeter; – De ondernemer levert geen bewijs dat de meter defect zou zijn; – Defecten of ondeugdelijkheid van het gebruikte materiaal ligt in de risicosfeer van de – ondernemer; – De ondernemer heeft niet de periode van stilstand van de meter als uitgangspunt genomen. De consument verlangt een financiële oplossing van € 743,03, welk bedrag als gevolg van de correctie bij hem is rekening is gebracht. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Algemene voorwaarden Warmte De in de woning van de consument geplaatste warmtemeter (nummer [nummervermelding]) behoort tot een serie waarvan, tengevolge van een door de betreffende leverancier erkend software probleem, de batterij versneld leegliep. Dit hebben wij aan de klanten met een meter uit deze serie gecommuniceerd. Uit de brief blijkt dat de meter onderzocht gaat worden in verband met de berichten van de leverancier. Deze brief is niet anders te interpreteren dan een onderzoek en daarbij behorende werkzaamheden aan de meetinrichting. Dat daarbij geen verwijzing naar de Algemene Voorwaarden is gemaakt, wil niet zeggen dat niet conform deze voorwaarden is gehandeld. Aangezien de actie plaatsvond op ons initiatief, waren er voor de klanten ook geen kosten aan verbonden. De consument interpreteert het woord onderzoek uit de Algemene Voorwaarden ten onrechte als zou dit slechts een ijking kunnen zijn. Er is geen sprake geweest van een ijking; daarvoor had de meter moeten worden vervangen. Het onderzoek heeft vanzelfsprekend plaatsgevonden door de leverancier, nu deze op de hoogte was van het – op dat moment mogelijk al ontstane -mankement van de meter, en dit kon verhelpen. Uit het feit dat de meter van de consument stilstond, blijkt op zich al dat deze niet naar behoren heeft gefunctioneerd. Nu het mankement van de meter echter geen betrekking had op het nominale meetvermogen en daar ook geen onderzoek naar heeft plaatsgevonden, is artikel 21, lid 3, van de Algemene Voorwaarden op deze specifieke situatie niet van toepassing. De meting was aantoonbaar onjuist en derhalve is in casu artikel 22, lid 2 van toepassing. Wij zijn van mening de gehele operatie zorgvuldig te hebben voorbereid en ook jegens de consument voldoende duidelijk te hebben gecommuniceerd over de problemen met de meter en het verhelpen daarvan. Tevens hebben wij de leverancier geïnstrueerd om de klanten ter plekke na de werkzaamheden een bericht te overhandigen met nadere informatie over de resultaten van het onderzoek. Gebrek van de meter Op 19 december2007 is de meter in de woning van de consument gereset en is tevens de batterij vervangen. Het is bekend dat de meter ondanks de versnelde leegloop van de batterij af en toe nog wel warmteverbruik heeft geregistreerd. De meting was echter al langer niet meer betrouwbaar, zo blijkt ook uit schriftelijke verklaringen van zowel de leverancier als de producent. De verklaring van de producent is eenduidig naar zowel de consument als naar ons, waarbij de door ons verkregen verklaring uitgebreider is. De producent geeft aan dat er pulsen gemist worden, op het moment dat de batterij tijdelijk onder het minimumvoltage duikt. Verbruikspulsen in die perioden worden derhalve niet gemeten. De meetinrichting deugt dus in zoverre dat de pulsen gemeten worden op het moment dat de batterij niet onder het minimumvoltage duikt. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de periode van stilstand van de meter niet is af te lezen aan de mededeling die de meter afgeeft over de periode van stilstand op het moment van het vervangen van de batterij. De dan uitgelezen periode van stilstand geeft slechts de periode van de laatste stilstand aan. Aan de verklaring die de leverancier aan ons heeft overgelegd, hechten wij meer waarde dan aan de door de consument opgestelde tekst, die hij heeft laten bevestigen door het callcenter van [naam callcenter]. Echter, beide kunnen in de context geplaatst worden van de verklaring van de producent, die wat ons betreft het zwaarste telt nu de meter door hem gefabriceerd is. Op basis van de uitgelezen meterstanden is bij de consument gebleken dat de meter vanaf de maand mei 2006 steeds minder verbruik registreert ten opzichte van vergelijkbare maanden in eerdere jaren. Dat de meting niet meer betrouwbaar was, moge ook blijken uit het feit dat de consument de beschikking heeft over een warmteboiler (10 kW) ten behoeve van de warm tapwatervoorziening. Er zou derhalve normaliter ook in de maanden juli tot en met september 2007 gemiddeld een GJ warmteverbruik moeten zijn geweest. Aangezien het elektriciteitsverbruik ten opzichte van eerdere jaren constant of hoger is, is het niet aannemelijk dat in die periode sprake was van langdurige afwezigheid. Wij achten op basis van het bovenstaande dan ook de warmteregistratie van de meter over het seizoen 2006/2007 niet reëel. Risico gebrek van de meter In artikel 22, lid 2, van de Algemene Voorwaarden is tussen partijen geregeld wat te doen bij een onjuiste meting. Dat betekent dat er afspraken zijn gemaakt over de afhandeling van de gevolgen van een gebrek aan de meter. Aan de vraag in wiens risicosfeer dit mankement van de meter ligt, wordt dan niet meer toegekomen. Op basis van het overgelegde rapportje van de uitgelezen meterstanden staat vast dat de meter niet naar behoren functioneerde. De meter rapporteerde zelf een stilstand van 6,5 dag, waaruit op zich al afdoende blijkt dat de meter niet goed functioneerde. Subsidiair beroepen wij ons op overmacht. Wij wijzen er daarbij op dat wij na de eerste constateringen eind 2006 onderzoek hebben moeten doen naar de oorzaak van het stilstaan van de betreffende meters. Pas nadat de oorzaak en de omvang van het probleem duidelijk waren, kon er gericht actie worden ondernomen. Er zijn naar aanleiding daarvan circa 17.000 locaties bezocht. Dat vergt overleg met de producent en de leverancier en een behoorlijke voorbereiding en organisatie. Ook de uitvoering neemt bij zo’n project vervolgens de nodige tijd in beslag. Berekening verbruik Conform het gestelde in artikel 22, lid 2, van de Algemene Voorwaarden voor Warmte wordt in geval van een niet betrouwbare meting een schatting gemaakt van het verbruik. Op basis van het overleg met leverancier en producent en de uitgelezen meterstanden is voor iedere geresette meter een herberekening gemaakt. De periode van herberekening is afhankelijk van de periode dat de meter onbetrouwbaar werd, en dat is voor iedere meter anders. Wel hebben wij de periode van herberekening conform de Algemene Voorwaarden beperkt tot maximaal twee jaar. Wij hebben op de jaarnota over het seizoen 2006/2007 (in april 2007) niet op mogelijke consequenties kunnen inspelen, omdat die niet vooraf vaststonden en niet te voorspellen waren. Bovendien is de grootste correctie (die over het jaar 2007) wel meteen in de jaarnota 2007/2008 meegenomen. Dat de meterstanden van 13 maart 2007 niet lager waren dan te verwachten viel, wil nog niet zeggen dat de meter op dat moment goed functioneerde, of dat alle warmteverbruik geregistreerd werd. Bij de herberekening van het verbruik over de periode van 2 april 2006 (begindatum seizoen 2006/2007) tot en met 19 december 2007 zijn wij uitgegaan van het verbruik over de periode 2 april 2004 tot en met 13 maart 2006 (2 jaar) van 153,95 GJ. Daarnaast is rekening gehouden met het verloop van de opgetreden buitentemperatuur middels het toepassen van de zogeheten graaddagenmethode. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de invloed van het seizoen. Op basis van deze graaddagenmethode hebben wij berekend dat voor het verbruik over het seizoen 2006/2007 tot 13 maart 2007 64,21 GJ reëel is. Door de meter werd nog 55,04 GJ aangewezen zodat de correctie 9,17 GJ is. Over de periode van 13 maart 2007 tot en met 19 december 2007 van het seizoen 2007 hebben wij het verbruik berekend op 40,13 GJ. Door de meter werd over deze periode 18,07 GJ geregistreerd, zodat de correctie over deze periode 22,06 GJ is. In de brief van 2 juni 2008 en de vele telefoongesprekken is dit aan de consument uiteengezet. De berekeningen op basis van de graaddagenmethode geven over het algemeen een goede schatting van het genoten verbruik. Op 22 mei 2008 is meter opnieuw opgenomen. Er is sinds 19 december 2007 een verbruik van 45,5 GJ gemeten. Toepassing van de graaddagenmethode op dit verbruik levert voor de periode 2006/2007 tot 13 maart 2007 63,76 GJ (t.o.v. de eerder berekende 64,21 GJ) en voor de periode van 13 maart 2007 tot en met 19 december 2007 39,85 GJ (ten opzichte van de eerder berekende 40,13 GJ) op. Hieruit kan nogmaals geconcludeerd worden dat het berekende verbruik past in het verbruikspatroon van de consument. Wij hebben geen reden te veronderstellen dat het verbruikspatroon van de consument in de tussenliggende twee jaren (sterk) afwijkend zou zijn geweest. Indien de consument echter kan aantonen dat er wel degelijk behoorlijke invloeden zijn geweest op zijn verbruik, zijn wij bereid om dat mee te nemen in de berekeningen. Tot op heden hebben wij echter een dergelijke onderbouwing niet mogen ontvangen. Uit het bovenstaande is ook zichtbaar dat de grootste correctie heeft plaatsgevonden voor de periode van 13 maart 2007 tot en met 19 december 2007. Deze correctie is meteen meegenomen op de jaarnota 2007/2008. Voor zover de consument derhalve in zijn specifieke geval een beroep zou kunnen doen op de uitspraak van de HR van 28 oktober 1994 (NJ 1995,629), kan dit beroep alleen betrekking hebben op de correctie van 9,17 GJ. Naar onze mening kan de consument in dit verband echter geen beroep doen op de uitspraak van de HR of daaraan verwante jurisprudentie. Immers, in casu is geen sprake van een vergissing of een fout in de administratie van Eneco, maar gaat het om het onjuist functioneren van de meetinrichting. Dat is een wezenlijk ander uitgangspunt, dat niet in een handelen of nalaten van ons is gelegen. Bovendien betreft het een situatie die tussen partijen geregeld is in de Algemene Voorwaarden, welke ook gevolgd zijn. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Niet in geschil is dat de warmtemeter in december 2007 voor een periode van 6,5 dag heeft stilgestaan en in die periode geen warmteverbruik heeft geregistreerd. De consument had verwacht dat over die korte periode een correctie zou plaatsvinden, maar in plaats daarvan heeft de ondernemer een correctie uitgevoerd over de periode van 2 april 2006 tot 19 december 2007. Daarbij heeft de ondernemer op basis van de graaddagenmethode over de periode van 2 april 2006 tot 13 maart 2007 een correctie toegepast van 9,17 GJ en over de periode van 13 maart 2007 tot en met 19 december 2007 een correctie van 40,13 GJ. De ondernemer geeft aan dat de warmtemeter in de woning van de consument op 19 december 2007 is gereset en dat toen tevens de batterij is vervangen. De meter was volgens de ondernemer echter al langere tijd niet meer betrouwbaar en daarbij verwijst de ondernemer naar de schriftelijke verklaringen van zowel de leverancier als de producent. In de verklaring van de leverancier wordt onder meer het volgende gesteld. Inmiddels zijn wij door [naam ondernemer] betrokken bij het aanpassen van de software en het vervangen van de batterij van de betreffende serie. In een aantal gevallen bleek de meter niet meer te functioneren. Mede op basis van de uitgelezen meterstanden gedurende een periode van ongeveer 36 maanden is daarbij gebleken dat de registratie al in een periode voorafgaand aan het uitvallen van de batterij niet meer betrouwbaar was. Verder stelt de ondernemer dat op basis van het overleg met de leverancier en de producent en op basis van de uitgelezen meterstanden voor iedere resette meter een herberekening is gemaakt. de periode van herberekening is volgens de ondernemer afhankelijk van de periode dat de meter onbetrouwbaar werd. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer niet aangetoond dat de warmtemeter van de consument voorafgaande aan het uitvallen in december 2007 niet naar behoren heeft gefunctioneerd, en voor het overige arbitrair de periode vastgesteld waarover de correctie heeft plaatsgevonden. Op geen enkele wijze immers heeft de ondernemer onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt op basis waarvan ertoe overgegaan is te corrigeren over de periode van 2 april 2006 tot 19 december 2007.Bovendien merkt de commissie met betrekking tot de door de ondernemer gehanteerde graaddagenmethode op dat de ondernemer geen rekening heeft gehouden met andere factoren die in de onderhavige periode een lager verbruik zouden kunnen hebben veroorzaakt, zoals bijvoorbeeld een vakantieperiode. Het gestelde in de laatste alinea onder ‘Gebrek van de meter’ (zie hierboven) doet daar niet aan af. Samengevat komt de commissie tot het oordeel dat de ondernemer niet op goede gronden is overgegaan tot een correctie over de periode van 2 april 2006 tot 19 december 2007 en dat de consument derhalve ten onrechte € 743,03 in rekening is gebracht. Dit laat overigens onverlet dat de de ondernemer alsnog een correctie kan toepassen over de periode van 6,5 dag die de warmtemeter heeft stilgestaan. Gelet op het voorgaande zal de klacht gegrond verklaard worden. Ingevolge het reglement van de commissie dient de ondernemer aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil te voldoen. Beslissing De commissie verklaart de klacht gegrond. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bedrag verschuldigd van € 25,– als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Een bedrag van € 743,03 komt aan de consument toe. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 17 november 2008.