
Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-D02-0446
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de grondslag van de berekening van energiebelasting.
De consument heeft op 22 mei 2002 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Op mijn jaarafrekening van maart 2002 is voor gasverbruik vermeld: 2388 m³ à 23,605 cent.
Bij de energieheffing over gas is vermeld: 2419 m³ à 12,149 cent.
Bij de energieheffing wordt dus over 31 m³ teveel berekend.
De ondernemer heeft uitgelegd dat dit veroorzaakt wordt door verschil in gaskwaliteit. Ik kan begrijpen dat in dat geval de prijs wordt verhoogd, maar niet dat mij belasting in rekening wordt gebracht over gas dat ik feitelijk niet heb gebruikt.
De consument verlangt kennelijk restitutie van het in zijn ogen teveel gevorderde.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
In verband met de calorische aarde van het gas, welke hoger is dan die van standaard kwaliteit, wordt een toeslag berekend. Bij de prijs voor het gas is deze toeslag verdisconteerd in de gasprijs. Bij de energiebelasting wordt de correctie daarentegen toegepast op het geregistreerde verbruik.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op zichzelf is correct dat de ondernemer bij de berekening van de gasprijs en bij de berekening van de REB rekening houdt met de hogere calorische waarde. Uit blad 2 van de brief van de Belastingdienst van 20 juni 2002 aan de consument, welke door deze is overgelegd, blijkt ook dat het belastingtarief wordt aangepast aldus dat de verschuldigde belasting gelijk is als ware gas geleverd van standaardkwaliteit (35,17 mJ per m³). De ondernemer berekent de REB 1 op 1 door aan de consument.
De commissie kan zich voorstellen dat het voor consumenten enigszins verwarrend overkomt indien de ondernemer bij de gasprijs zelf de hogere calorische waarde doorberekent in de m³-prijs, doch bij de REB dit doet door een vermenigvuldigingsfactor los te laten op het geregistreerde verbruik.
Bij een vermenigvuldigingsom van: (feitelijk) verbruik x prijs per eenheid x correctiefactor maakt het echter voor het resultaat rekenkundig gezien niets uit of nu eerst de prijs per eenheid wordt vermenigvuldigd met de correctiefactor (leidende tot een iets hogere eenheidsprijs), en vervolgens dat product met het feitelijk verbruik, dan wel of eerst het feitelijk verbruik wordt vermenigvuldigd met de correctiefactor (leidende tot een iets hoger fictief verbruik), en vervolgens dat product met de normale prijs per eenheid.
De ondernemer heeft dit ook in zijn brieven uitgelegd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 10 februari 2003.