Het ontbreken van een overeenkomst bij het leggen van een gietvloer

De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: Bevoegdheid commissie    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bevoegdverklaring   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 239987/250258

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In deze uitspraak oordeelt de commissie of zij bevoegd is om in deze zaak te beslissen. Volgens de ondernemer is er namelijk geen overeenkomst gesloten voor het leggen van een gietvloer. Er is wel een offerte opgesteld door de ondernemer, maar deze heeft het project doorgezet naar een derde omdat de ondernemer een vakantie gepland had. Door deze derde is een gelijkende offerte met dezelfde prijs opgesteld. Het is ook aan deze derde aan wie grotendeels is betaald en akkoord is gegaan met de voorwaarden. Volgens de consument is hij niet op de hoogte gesteld dat het project naar een derde is doorgezet. Er is nooit de indruk gewekt dat hij met meerdere partijen contact had. Het feit dat op de offerte een andere naam staat zou niet gek zijn, nu dat in een holding wel vaker voorkomt.

Wat is de beslissing?

Volgens de commissie is niet duidelijk dat tussen consument en ondernemer een overeenkomst is gesloten. Wel heeft de consument met eerdergenoemde derde een overeenkomst. Dit doet niet af aan deze zaak. De commissie acht zich, bij het ontbreken van een overeenkomst, onbevoegd om te beslissen in deze zaak.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat uit de stukken blijkt dat eerst moet wordenvastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.

De Geschillencommissie Afbouw (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De beoordeling van de bevoegdheid van de commissie

De commissie heeft het volgende overwogen.

Door de ondernemer is bij wijze van verweer aangevoerd dat partijen geen overeenkomst met elkaar zijn aangegaan. Weliswaar is door de ondernemer een offerte opgesteld ten behoeve van de consument, maar is het niet gekomen tot een overeenkomst van partijen omdat de consument “is doorgezet” naar een ander bedrijf genaamd Gietvloer Compleet BV. Dit is naar zeggen van de ondernemer gedaan omdat hij rond de uitvoeringsperiode een vakantie gepland had staan in Griekenland. De consument heeft deze gietvloer naar zeggen van de ondernemer (wel) gekocht op de Pascalweg 5-07, 4104BE Culemborg; dit betreft het bedrijfspand van Gietvloer Compleet BV. Aldaar is ten behoeve van de consument een tweede gelijkluidende offerte met diezelfde prijs uitgebracht, welke offerte (wel) is geaccepteerd met een orderbevestiging. De planning & facturatie van die opdracht heeft door Gietvloer Compleet BV plaatsgevonden en het is ook die derde geweest die door de consument grotendeels is betaald. Er is naar zeggen van de ondernemer (dus) niks overgedragen tijdens dit project maar een vloer besproken en besteld bij Gietvloer Compleet. Met voormelde gang van zaken is de consument naar zeggen van de ondernemer akkoord gegaan inclusief de voorwaarden en garantie. Hieraan doet naar zeggen van de ondernemer niet af dat hij door die derde is gevraagd een projectopname te doen, en hij op verzoek van die derde één dag mee heeft geholpen met slopen.

De consument heeft hierop als volgt geantwoord:

“Ten eerste wil ik u verwijzen naar de inhoud van mijn bericht genaamd “wederpartij” van 22 februari 2024, inclusief 2 bijlagen. Daarin staat beschreven hoe De Gietvloer Designers de wederpartij zijn. Aanvullend wil ik vermelden dat ik niet ben geïnformeerd dat de werkzaamheden zijn overgedragen aan een eventuele andere partij. Ook is niet de indruk gewekt dat ik met meerdere bedrijven contact had. Ook zie ik dat Gietvloer Compleet niet is aangesloten bij de NOA en dat De Gietvloer Designers daar wel degelijk mee adverteren op de website en in hun mailverkeer met mij (bijlage bericht “wederpartij”). Daardoor zou De Gietvloer Designers de overeengekomen voorwaarden niet waar kunnen maken. Dat facturering via een andere naam is gegaan leek mij niet ongewoon aangezien dit vaker voorkomt bij gebruik van een holding. Bijlagen: geen.”

De commissie stelt vast dat zich bij de stukken geen door partijen gesloten overeenkomst bevindt. Ook anderszins heeft de commissie niet kunnen vaststellen dat tussen deze partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op basis van de door de consument aangeduide “initiële offerte” van de zijde van de ondernemer. De facturering heeft – blijkens de in het geding gebrachte facturen – ook niet door de ondernemer plaatsgevonden, maar door meergenoemde derde aan wie kennelijk ook is betaald. Verder geldt dat niet gemotiveerd is weersproken door de consument dat meergenoemde derde hem (ook) heeft geoffreerd, aan die derde de order is bevestigd door de consument en het die derde is geweest die is betaald.

De conclusie moet dan ook zijn dat niet is komen vast te staan dat tussen de in het hoofd van deze voorbeslissing vermelde partijen een overeenkomst is gesloten waarvan de hier relevante Algemene Consumentenvoorwaarden voor het Afbouwbedrijf in Nederland deel hebben kunnen uitmaken.

In die algemene voorwaarden is artikel 16 het hier voor de bevoegdheid van de commissie relevante bindend adviesbeding opgenomen op basis waarvan de commissie bevoegdheid toekomt om in de daar geduide geschillen te beslissen middels bindend advies.

Samenvattend: voor de bevoegdheid van de commissie om met bindend advies in het geschil van deze partijen te kunnen beslissen, is vereist dat partijen dat expliciet zijn overeengekomen. Dat blijkt dus niet het geval te zijn, want tussen partijen is niet sprake van een overeenkomst.

Daarom wordt bij wijze van voorbeslissing als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil van bovengenoemde partijen te behandelen.

Het in depot gestorte bedrag wordt teruggestort naar de consument.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit
mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. A.B. van Kruistum en mr. M.J. Boon, leden, op 3 juli 2024