Commissie: Klussenbedrijven
Categorie: Ontbinding
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
KLU08-0022
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 27 augustus 2007 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het aanleggen van een nieuwe badkamer (alle materialen zijn door de consument aangeschaft) tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 4.000,–. De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 1 januari 2008. De consument heeft een bedrag van € 1.200,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. De consument heeft de klacht in januari en februari 2008 voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Ik heb over deze werkzaamheden de volgende klachten. Er is sprake van lekkage van de wc ombouw door de muur (met schimmelvorming) naar de slaapkamer en in de meterkast, zodat de wc niet kan worden gebruikt; er is sprake van erg slecht tegelwerk (snijden, plakken, omgekeerd, de voegen zijn her en der veel te dik en op sommige plaatsen is de voeg er uit gevallen); onder de wastafel is geen correcte chiffon gemonteerd; een muurtje rondom het raamkozijn loopt schuin; de radiator hangt scheef en is niet aangesloten; de douchekraan is scheef gemonteerd; de afvoergoot zit te diep in de vloertegels; de vloer is zeker 10 cm te hoog (gevaarlijke afstap) en sommige vloertegels klinken hol; de wandtegels naar het raamkozijn toe zijn met zeer grote naden geplakt, soms 6 mm; er is een verkeerde thermostaat voor de vloerverwarming gemonteerd. De deskundige heeft de herstelkosten te laag becijferd. Deze bedragen € 7.960,– wat blijkt uit de door mij in het geding gebrachte offerte van [een technisch bedrijf]. Na het slopen zal deels nieuw materiaal moeten worden aangeschaft. Dat komt er dan ook nog bij. Ook komen er nog kosten bij voor het plaatsen van de vloerverwarming. Ondertussen heb ik opdracht aan een derde gegeven om de badkamer te laten herstellen. Dit ook nu de huidige situatie in voldoende mate is vastgelegd. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd. De door mij ingeschakelde [derde ondernemer] is inmiddels begonnen met sloopwerkzaamheden, en dat blijkt niet mee te vallen. Hij is al bijna drie dagen bezig geweest met alleen de verwijdering van de veel te dikke stortvloer. De oorzaak van de vreselijke stankoverlast is inmiddels ook gevonden in de vorm van een slechte aansluiting. Ook is geen chiffon gebruikt. Met die derde is een “ongeveerprijs” afgesproken van € 5.000,–. Maar nu kan ik al zeggen dat het duurder gaat worden omdat er veel meer tijd in het herstelwerk gaat zitten. Ik wil niet dat de commissie wacht met haar beslissing totdat die derde klaar is met de werkzaamheden. Ik wil nu een beslissing hebben zodat ik weet waar ik financieel aan toe ben. Nakoming/herstel door de ondernemer is natuurlijk niet meer aan de orde. Ik heb daar terecht geen enkel vertrouwen meer in. De consument verlangt (na wijziging van eis) een financiële oplossing van het geschil. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Ik kan mij niet vinden in het standpunt van de consument dat de gehele badkamer gestript moet worden. De tegels zijn met toestemming van de consument vanuit de hoek gelegd. Later is gezegd dat ik vanuit het midden met hele tegels had moeten beginnen. De consument kan zich nu niet vinden in het resultaat. Via de brancheorganisatie was afgesproken dat ik herstelwerkzaamheden zou gaan uitvoeren tot het werk naar tevredenheid is opgeleverd. Op die afspraak is de consument dus teruggekomen. Het meergenoemde offertebedrag van € 7.960,– is te hoog. Dit ook in verhouding met het door de deskundige berekende bedrag. Op de aanneemsom van € 4.000,– is betaald € 2.800,–. Van dat bedrag heb ik materialen betaald. Tevens moest ik een aan- en afvoer maken voor de badkamer omdat die niet aanwezig was. De herkomst van de penetrante lucht is mij een raadsel. Ik ben bij voortduring bereid geweest deze klus te klaren. Daarvan heeft de consument geen gebruik meer willen maken. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd. Ik blijf vinden dat de klachten van de consument deels zijn overtrokken. Door het doen van herstelwerk had ik alle klachten kunnen oplossen. Ik begrijp dat in deze situatie een financiële oplossing onafwendbaar is. Ik blijf echter vinden dat de consument niet van mij heeft kunnen verlangen dat ik eerst de badkamer geheel ging “strippen”, om daarna de overeengekomen werkzaamheden opnieuw uit te voeren. Deskundigenrapport De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld. Alleen de consument was aanwezig bij mijn bezoek ter plaatse. De ondernemer is telefonisch uitgenodigd op 16 juli 2008. Mijn bevindingen zijn de volgende. Er is sprake van zeer onvakkundig en heel slordig werk. De omvang van de geconstateerde gebreken is ernstig te noemen. Herstel is technisch mogelijk, en wel alleen als volgt: Al het uitgevoerde moet worden gesloopt (gedemonteerd) en de hele badkamer moet opnieuw worden opgebouwd. Ik zie geen andere oplossing voor zoveel prutswerk. De herstelkosten bedragen: Materialen: € 1.900,– Arbeidsloon: € 2.500,– 19% BTW: € 836,– Totaal: € 5.236,– Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Op basis van: alle zich in het dossier bevindende foto’s; de niet op inhoudelijke gronden weersproken stellingen van de consument; de erkenning van de ondernemer dat de resultaten van diens inspanningen deels ondeugdelijke zijn, alsmede; de bondige bevindingen en conclusies van de deskundige, is de commissie van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de ondernemer ernstig toerekenbaar te kort is geschoten in een juiste nakoming van de met de consument gemaakte afspraken. Het totaal van de tekortkomingen is dermate ernstig, dat de commissie op basis daarvan het door partijen overeengekomene geheel zal ontbinden. Terecht is (dus) door de consument het standpunt ingenomen dat de badkamer eerst geheel moet worden “gestript”, alvorens die kan worden afgemaakt. De ondernemer heeft geweigerd daarin mee te gaan. Ook dit brengt mee dat thans niet anders kan worden beslist dan tot voormelde integrale ontbinding van de afspraken. Die ontbinding brengt (als ongedaanmakingsverplichtingen) mee: dat het reeds door de consument aan de ondernemer betaalde bedrag van € 2.800,– aan de consument moet worden terugbetaald; dat de consument niets meer aan de ondernemer behoeft te betalen, zodat het depotbedrag van € 1.200,– aan de consument moet worden terugbetaald; de ondernemer is ontheven van de verplichting om nakomings- c.q. herstelwerkzaamheden uit te voeren. De commissie is voorts van oordeel dat de ondernemer een aanvullende schadevergoeding moet betalen aan de consument. Die schadevergoeding laat zich als volgt berekenen. De commissie is allereerst van oordeel dat het door de deskundige berekende totaalbedrag (te weten € 5.236,–) benodigd voor afbraak en het opnieuw maken van de badkamer, te laag is begroot. De commissie stelt dat bedrag eigenmachtig op € 6.236,–. Dat bedrag minus hetgeen de consument terugontvangt (te weten € 2.800,– plus € 1.200,–) levert een toe te wijzen bedrag aan aanvullende schadevergoeding op van € 2.236,–. Nu de consument in het gelijk is gesteld is de ondernemer op basis van het reglement van de commissie gehouden om het klachtengeld te voldoen aan de consument. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Ontbindt het door partijen overeengekomene geheel. Stelt vast dat die ontbinding de volgende ongedaanmakingsverplichtingen meebrengt: de ondernemer betaalt het bedrag van € 2.800,– terug aan de consument; de consument is niet gehouden tot het doen van betalingen aan de ondernemer, zodat het depotbedrag van € 1.200,– aan de consument moet worden terugbetaald; de ondernemer is ontheven van de verplichting om nakomings- c.q. herstelwerkzaamheden uit te voeren. De ondernemer betaalt bovendien aan de consument een (aanvullende) schadevergoeding van € 2.236,–. Betaling door de ondernemer van de genoemde bedragen (€ 2.800,– en € 2.236,–) dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over die bedragen vanaf de verzenddatum van het bindend advies. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 1.200,– dus terugbetaald aan de consument. Wijst af wat meer of anders is verzocht. Aldus beslist door de Geschillencommissie Klussen- en Vloerenbedrijven op 29 augustus 2008.