Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Ondeugdelijke levering
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
90828
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een door aangeslotene van het bedrijf gevorderde schadevergoeding vanwege ernstige hinder/overlast bij in opdracht van het bedrijf uitgevoerde werkzaamheden aan het netwerk in en rondom het adres van aangeslotene.
Aangeslotene heeft op 1 maart 2014 de klacht aan het bedrijf voorgelegd.
Standpunt van aangeslotene
Het standpunt van aangeslotene luidt in hoofdzaak als volgt.
Aangeslotene stelt de navolgende klachten te hebben ondervonden bij de uitvoering van de werkzaamheden in opdracht van het bedrijf:
• Overmatige overlast bij allerlei uitvoeringsoperaties die veel efficiënter uitgevoerd hadden kunnen worden;
• Het niet nakomen van afspraken;
• Naar andere partijen verwijzen (en zelf geen verantwoording nemen);
• Op ongepaste wijze naar mijn vrouw reageren;
• Niet to the point ingaan op schriftelijk ingediende klachten en het bedrijf levert al helemaal geen (inhoudelijke) argumentatie in haar wederwoord;
• Dreigen met gasafsluiting (heel gemakkelijk gedrag voor een monopolist);
• Een geplande stroomonderbreking niet doorgeven, terwijl omliggende bewoners wel een brief hadden gehad (wij vatten dit op als pesterij);
• Uiteindelijk samenvatten (door het bedrijf) dat één en ander door miscommunicatie komt, hetgeen een dooddoener eerste klas is;
• Als uiteindelijke compensatie komt het bedrijf met een stel stenen ad € 25,– op de proppen (dit terwijl de inkomstenderving in de winkel van mijn vrouw in de orde van het honderdvoud ligt);
• Opzettelijk te groot materieel inzetten, waardoor onevenredig veel schade aan wortelgestellen van bomen is ontstaan.
Uit de door aangeslotene overgelegde correspondentie blijkt verder dat volgens haar sprake is geweest van overlast, ongepast reageren, het niet opruimen van materiaal, veel herrie in de vroege ochtend, dubbel parkeren, beschadiging van bloemperk.
Ter zitting is namens aangeslotene verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De werkzaamheden zijn in februari 2014 begonnen en hebben zo’n vier maanden geduurd; begin mei 2014 was het klaar. Het ging meteen bij het begin mis; met fout dan wel dubbel parkeren waarbij verder de manier van graven ook verkeerd was. De door het bedrijf ingeschakelde onderaannemer stond niet open voor communicatie en verwees steeds naar anderen. Langzamerhand werden wij steeds bozer. De door ons aangegeven feitelijkheden zijn volgens ons niet tegengesproken door het bedrijf. Ik heb begrip voor enige overlast, maar dit was echt excessief. Mijn echtgenote is bepaald coöperatief geweest, maar gemaakte afspraken werden niet nagekomen. Er zijn ook geen excuses aangeboden, de onderaannemer vond het allemaal heel normaal. Langzamerhand is de situatie verder geëscaleerd. Mijn echtgenote heeft als enige een winkel in de straat zodat het ook niet verwonderlijk is dat zij als enige een klacht heeft ingediend. Wij hebben € 150,– compensatie gekregen voor schade aan het bloemperkje, dat is correct. De gevorderde schadevergoeding betreft hoofdzakelijk kosten die ik zelf heb moeten maken om aanwezig te moeten zijn bij en rond de werkzaamheden.
Aangeslotene verlangt van het bedrijf een schadevergoeding/financiële compensatie van € 2.883,40.
Standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
In de straat van aangeslotene zijn werkzaamheden uigevoerd die nodig waren om het netwerk voor levering van energie in stand te houden. Wij hebben zoveel mogelijk gedaan om betrokken klanten te informeren over de uitvoering van deze werkzaamheden. Bij aangeslotene bleek dat niet altijd te lukken. De aannemer van het bedrijf heeft diverse malen geprobeerd een afspraak te maken met aangeslotene, helaas bleek dat veelal niet mogelijk. Gesprekken ter plekke resulteerden in discussies. Ten slotte heeft de ingeschakelde aannemer aangeslotene verzocht om zelf contact met hem op te nemen. Ook dat heeft niet tot een bevredigend resultaat geleid. De principale klacht van aangeslotene betrof de schade aan een perkje rond een boom. Dit perkje en ook de boom zijn geen eigendom van aangeslotene, maar van de gemeente Den Haag. Aangeslotene heeft over de beschadiging aan het perkje een klacht ingediend (en heeft daarvoor een compensatie van € 150,– gekregen), doch dat is echter niet tot tevredenheid van aangeslotene opgelost. Hierop heeft aangeslotene een offensief aan financiële claims richting het bedrijf verzonden. De claims betreffen echter kosten voor omzetderving, verlof en loonkosten en komen ingevolge artikel 17 lid 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking. De klacht van aangeslotene is, ondanks de klachten van aangeslotene, op een correcte manier behandeld. Opvallend is dat voor dit project alleen door aangeslotene is geklaagd, overige omwonenden hebben zelfs niet gereageerd. Het bedrijf en haar onderaannemers hebben op gebruikelijke wijze het werk uitgevoerd. Daarbij kunnen wat steken zijn gevallen, maar deze kunnen geen aanleiding geven tot de exorbitante claim van aangeslotene.
Ter zitting heeft het bedrijf verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De werkzaamheden zijn in mei 2014 voltooid. Naar aanleiding van de klachten van aangeslotene heeft het bedrijf contact opgenomen met de door haar ingeschakelde onderaannemer. Daaruit bleek dat er stevige discussies tussen partijen zijn gevoerd. Afspraken zijn verder niet schriftelijk vastgelegd. Discussies zijn ook bepaald verhit geweest. Van overige omwonenden zijn geen klachten ontvangen; bij deze werkzaamheden is de enige klacht van aangeslotene gekomen. Op enig moment is er inderdaad een standaardbrief van het bedrijf naar aangeslotene uitgegaan met de mededeling dat als aangeslotene niet zou meewerken bij de uitvoerig van de werkzaamheden een afsluiting zou kunnen volgen. De kostenopstelling en het door aangeslotene gevorderde bedrag is verder niet onderbouwd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De kern van het geschil vormt allereerst de vraag of objectief vastgesteld kan worden dat aangeslotene onevenredig veel hinder/overlast heeft ondervonden bij de in opdracht van het bedrijf uitgevoerde werkzaamheden aan het netwerk rondom het vestigingsadres van aangeslotene. In het licht van de gemotiveerde betwisting door het bedrijf acht de commissie dat niet voldoende aangetoond/bewezen door aangeslotene. De bevindingen van aangeslotene worden louter weergegeven in de brieven van haar gemachtigde en verdere onderbouwing (bijvoorbeeld door foto’s en/of verklaringen van andere omwonenden) ontbreekt. Uit het dossier valt op te maken dat het bedrijf reeds in de beginfase (op 10 maart 2014) een vergoeding van € 150,– (uit coulance) aan aangeslotene heeft betaald in verband met de beweerdelijke schade aan het bloemperkje. Gebleken is – mede gelet op de verklaringen van partijen ter zitting – dat gaandeweg de discussie en de meningsverschillen zich verder hebben verhard waarbij beide partijen hun eigen beleving/interpretatie hebben over de rol en de wijze van communiceren van de ander. Dat sprake is geweest van concrete en verifieerbare afspraken tussen partijen is niet gebleken, temeer nu die kennelijk ook niet zijn vastgesteld. Aldus kan de commissie niet (met voldoende mate van zekerheid) vaststellen dat het bedrijf afspraken (stelselmatig) niet is nagekomen dan wel dat de beweerdelijke overlast zoals aangeslotene die heeft gesteld daadwerkelijk excessief is geweest, waarbij overigens wel opvallend is dat klaarblijkelijk geen van de overige omwonenden (hoewel die geen bedrijf hebben) een klacht hebben ingediend. Vanzelfsprekend zal aangeslotene enige overlast hebben ervaren, hetgeen overigens inherent is aan dit soort werkzaamheden waarmee één ieder weleens geconfronteerd kan en zal worden. Dat één en ander ertoe heeft geleid dat de hinder en overlast tot een onaanvaardbaar niveau zou hebben geleid, is evenwel onvoldoende aannemelijk geworden. Dat er in de beleving van beide partijen vervelende/verhitte discussies/gesprekken zijn gevoerd mag dan zo zijn geweest, doch dat leidt er evenmin toe dat aangeslotene daardoor concrete schade heeft geleden. De commissie is dan ook van oordeel dat de klacht van aangeslotene ongegrond is, nog daargelaten dat het bedrijf onweersproken heeft gesteld dat zij aansprakelijkheid voor de in hoofdzaak door aangeslotene gevorderde schadevergoeding (omzetderving) heeft uitgesloten (op basis van een exoneratieclausule in artikel 17 lid 3 van de algemene voorwaarden), terwijl verder de gevorderde schadevergoeding niet concreet met bescheiden is onderbouwd en overigens ook in de optiek van de commissie qua hoogte en omvang buiten proporties wordt geacht.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van aangeslotene jegens het bedrijf ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht jegens het bedrijf is ongegrond.
Het door aangeslotene verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie voor de Zakelijke Markt op 3 maart 2015.