Commissie: Water
Categorie: Betaling / Kosten
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
104990/154782
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil vloeit voort uit een totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot kort gezegd de realisatie van acht drinkwateraansluitingen en een algemene aansluiting tegen een overeengekomen prijs van € 41.260,66. De consument beklaagt zich over het feit dat de tussen partijen overeengekomen prijs gelet op een alternatieve offerte van een de aanleg van infrastructuur gespecialiseerde marktpartij niet marktconform, excessief hoog en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. De ondernemer geeft aan dat tarieven zijn gebaseerd op de uitkomst van een aanbestedingsprocedure, welke in de regel leidt tot reële en marktconforme tarieven. De commissie concludeert dat niet is komen vast te staan dat de tussen partijen afgesproken prijs gebaseerd is op niet-marktconforme tarieven die grenzen van redelijkheid en billijkheid te buiten gaan. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 30 juni 2020 totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot kort gezegd de realisatie van acht drinkwateraansluitingen en een algemene aansluiting tegen een overeengekomen prijs van € 41.260,66.
De consument heeft een bedrag van € 9.875,92 bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In december 2019 vraagt de consument bij de ondernemer offerte aan voor aansluiting van de acht woningen op de reeds aangelegde hoofdwaterleiding. Op 17 december 2019 worden deze werkzaamheden aangeboden voor € 9.960,33. De ondernemer trekt deze offerte binnen de geldigheidstermijn ervan op 14 Januari 2020 terug, geeft daarbij aan de huisaansluitingen niet te kunnen uitvoeren omdat deze op eigen terrein liggen en verwijst de consument naar haar afdeling Markt voor een nieuwe offerte. Gezien de positieve ervaringen tot dan met het werk van de ondernemer wacht de consument deze offerte af. Daar gaan maanden overheen en inmiddels is er dringend behoefte aan drinkwater in de diverse huizen waarop de aanvraag betrekking heeft. Eindelijk volgt op 19 juni 2020 de beloofde tweede offerte. Hieruit blijkt dat de werkzaamheden worden aangeboden voor een bedrag van € 41.260,66, mede door extra kosten voor een nieuwe meterput met toebehoren op eigen terrein vooraf aan de aansluiting op de reeds aangelegde hoofdwateraansluiting op het terrein van de consument. Deze hoge extra kosten kwamen als een volstrekte verrassing voor de consument omdat niet eerder door de ondernemer daartoe een prijsindicatie was afgegeven. Ondanks de hoge kosten voor de aanleg van een extra meterput en het argument dat deze meterput noodzakelijk was vanwege mogelijke toegangsproblemen op het terrein van de consument – dit ondanks het reeds gevestigde zakelijke recht en het feit dat deze put opnieuw op privéterrein van de consument ligt – zijn deze kosten door de consument niet betwist en ook betaald. Wat wel onmiddellijk opviel waren de hoge kosten van de huisaansluitingen van € 24.970,58. Onder druk van de opleverdatum van de bouw begin oktober 2020, afspraken met kabelaars voor kabelaanleg in week 35 van 2020, levertermijnen van materialen en de op handen zijnde bouwvak is de consument op 30 juni 2020 akkoord gegaan met de offerte. Wel heeft de consument een alternatieve offerte laten maken bij een andere marktpartij om een benchmark te hebben voor de in de ogen van de consument extreem hoge kosten van aanleg van 9 huiswateraansluitingen. Die alternatieve offerte van € 11.658,35 van een specialist in aanleg van infrastructuur bevestigde het vermoeden van de consument dat er geen sprake was van een marktconform aanbod van de ondernemer. Daartegen is door de consument op 11 september 2020 bezwaar aangetekend bij de ondernemer. Op het eerdere verzoek van de consument aan de ondernemer om de hoge kosten van haar offerte nader toe te lichten kwam uiteindelijk op 28 oktober 2020 een specificatie. Uit de specificatie die ook door de ondernemer bij uw commissie is neergelegd blijkt dat het hoge bedrag voor de huisaansluitingen is opgebouwd uit twee componenten, een bedrag voor de huisaansluitingen op zich van € 12.438,99 (een bedrag dat in de buurt komt van een marktconform aanbod) en een tweede component van € 12.531,69 waarmee alsnog de kosten in rekening worden gebracht voor de reeds aangelegde hoofdwaterleiding op grond van het feit dat het hier kosten betrof voor aanleg op eigen terrein. De consument stelt zich op het standpunt dat deze laatste extra kosten voor aanleg op eigen terrein niet achteraf door de ondernemer in rekening mogen worden gebracht.
Mocht uw commissie anderszins besluiten dan blijft het feit dat de in rekening gebrachte kosten exorbitant hoog zijn en met name worden veroorzaakt door uitbesteding aan een onderaannemer die voor bijna € 1.000,– per uur graafwerkzaamheden verricht. Aan welke onderaannemer de ondernemer hierbij opdracht heeft verleend wordt niet duidelijk uit de specificatie, maar de consument wil graag ter wille van de transparantie van gemaakte kosten hiervan op de hoogte worden gebracht met verantwoording van de hoogte van het tarief voor grondwerkzaamheden.
Tot slot. De ondernemer beroept zich op het feit dat zij heeft gehandeld op grond van een verleende en getekende opdracht. De consument stelt zich op het standpunt dat niet aan criteria van redelijkheid en billijkheid is voldaan die mogen worden verwacht van de ondernemer, die als enige waterleidingmaatschappij in [provincie] de essentiële dienst van voorziening van voldoende en voldoende veilig drinkwater aan de bewoners in die provincie verzorgt. Het is ons standpunt dat de ondernemer ten onrechte achteraf kosten in rekening heeft gebracht voor de aanleg van een hoofdwaterleiding, kosten waarvan de consument niet vooraf op de hoogte is gebracht toen die werkzaamheden werden uitgevoerd. Ten tijde van de aanleg van de hoofdwaterleiding had de ondernemer kunnen weten of dienen te weten dat die aanleg plaats vond op het privéterrein van de consument. Door ruim een jaar later kosten voor aanleg op privéterrein alsnog bij de consument in rekening te brengen is onredelijk en onbillijk. De consument stelt daarom voor die kosten in mindering te brengen op de openstaande deel van de factuur van de ondernemer. In concreto is dat een bedrag van € 12.531,69 in mindering op de claim van de ondernemer ten bedrage van € 12.765,10.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer is niet de enige partij die de werkzaamheden waarvoor zij op 19 juni 2020 een offerte aan de consument heeft uitgebracht kan uitvoeren. De consument was dus zeker niet verplicht om deze werkzaamheden door de ondernemer uit te laten voeren, hetgeen tijdens gesprekken ook aan de vertegenwoordiger van de consument kenbaar is gemaakt. Achteraf wordt door de consument aangegeven dat de offerte van de ondernemer op 30 juni 2020 onder protest en tijdsdruk is geaccepteerd. Dit is echter nooit eerder aangegeven of nader onderbouwd. Dat de consument onder druk van de opleverdatum een overeenkomst met de ondernemer is aangegaan kan de ondernemer niet worden verweten. Er is ook geen misbruik van omstandigheden gemaakt. De tarieven van de ondernemer worden jaarlijks vastgesteld en wijzigen tussendoor niet. De inkooptarieven komen tot stand door middel van een aanbestedingsprocedure. De tarieven voor de uren van de medewerkers zijn conform cao. De prijzen voor materialen komen ook voort uit aanbestedingen, vaak samen met andere drinkwaterbedrijven. De ondernemer maakt gebruikt van onderaannemers, de prijzen hiervoor zijn tot stand gekomen door een aanbesteding samen met [onderneming]. Er wordt één tarief gehanteerd voor alle klanten. Dit om niet te discrimineren. De prijzen en tarieven zijn dus voor elke klant in heel [provincie] gelijk, (ongeacht bijvoorbeeld verschillende soorten ondergrond). De ondernemer hanteert geen verschillen in tarieven tussen werk dat wordt uitgevoerd op basis van artikel 7 en 8 Drinkwaterwet en de meer commerciële werkzaamheden die ook door andere bedrijven uitgevoerd kunnen worden.
De consument had vrije keuze in welke partijen om offertes werden verzocht en aan welke partij de opdracht werd verstrekt. De offerte van de ondernemer is geaccepteerd en het werk is inmiddels conform afspraken en offerte uitgevoerd. De factuur voor deze werkzaamheden is echter nog niet volledig voldaan. De ondernemer heeft dus nog een vordering op de consument voor het resterende bedrag van € 12.765,10 incl. BTW en ziet geen reden waarom deze niet alsnog voldaan moet worden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de offerte van de ondernemer d.d. 19 juni 2020 op 30 juni 2020 is geaccepteerd door de consument en er op dat moment een overeenkomst tot stand is gekomen tussen de ondernemer en de consument. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen vast dat de offerte van de ondernemer die door de consument is geaccepteerd gebaseerd is op tarieven die tot stand zijn gekomen door middel van een aanbestedingsprocedure.
De consument beklaagt zich er allereerst over dat de tussen partijen overeengekomen prijs gelet op een alternatieve offerte van een de aanleg van infrastructuur gespecialiseerde marktpartij niet marktconform, excessief hoog en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. De commissie volgt dit standpunt niet. Het enkele feit dat de consument een offerte heeft verkregen van een andere marktpartij dan de ondernemer die beduidend lager is dan de offerte van de ondernemer, maakt nog niet dat de tussen partijen overeengekomen prijs niet marktconform, excessief hoog en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Onweersproken is komen vast te staan dat de tarieven van de ondernemer zijn gebaseerd op de uitkomst van een aanbestedingsprocedure, welke in de regel leidt tot reële en marktconforme tarieven. De commissie concludeert dan ook dat niet is komen vast te staan dat de tussen partijen afgesproken prijs gebaseerd is op niet-marktconforme tarieven die grenzen van redelijkheid en billijkheid te buiten gaan. Gelet op de inhoud van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en mede gelet op de verdere inhoud van de door partijen overgelegde dossierstukken is naar het oordeel van de commissie ook niet komen vast te staan dat de ondernemer ten onrechte achteraf kosten aan de consument in rekening heeft gebracht voor de aanleg van een hoofdwaterleiding.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het bij de commissie gedeponeerde bedrag ad € 9.875,92 wordt aan de ondernemer uitbetaald.
De consument is, indien en voorzover daaraan nog niet is voldaan, gehouden (€ 12.765,10 min € 9.875,92 =) € 2.889,18 aan de ondernemer te betalen binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter, de heer mr. E.F. Verduin, mevrouw mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, op 20 april 2022.