Commissie: Verbouwingen en nieuwbouw
Categorie: Overeenkomst / Prijs
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
110186
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Consument betwist hoogte eindafrekening. Nu overeenkomst rechtsgeldig was en deze ook is nagekomen door de consument is er voor de commissie geen grondslag om een oordeel over de juistheid van de nacalculatie te geven.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft klachten naar aanleiding van in opdracht van de consument verrichte werkzaamheden van de ondernemer aan het woonhuis van de consument waaraan een uitbouw is gemaakt.
Standpunt van de consument (kort samengevat)
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komen de klachten op het volgende neer:
Klacht 1: Buitensporig verschil tussen de aanneemsom en de eindafrekening
De consument heeft de ondernemer opdracht gegeven tot een verbouwing waarvan de aanneemsom € 24.451,49 ex BTW bedroeg. Tijdens de verbouwing heeft de consument één grotere wijziging aangegeven: bij de ombouw van de garage tot slaapkamer wilde hij het puntdak van de garage handhaven doch dit stuitte op diverse problemen. Daarna heeft hij besloten er een plat dak van te maken. De consument heeft de ondernemer naar aanleiding hiervan verzocht een nieuwe offerte te maken. Dat heeft de ondernemer ondanks herhaalde verzoeken niet gedaan omdat hij het daarvoor te druk zou hebben. Toen de consument dreigde de bouw stil te leggen heeft de ondernemer aangegeven dat hij met andere projecten in de problemen zou komen en heeft de consument verzekerd dat het bij de eindafrekening in orde zou komen. De consument heeft dit geaccepteerd omdat hij zich met de rug tegen de muur voelde staan. De eindafrekening bleek uiteindelijk
€ 61.296,08 te zijn. Volgens de consument heeft de ondernemer nooit de bedoeling gehad een nieuwe offerte te maken. Er is nooit gesproken over nacalculatie en de consument zou dit ook nooit geaccepteerd hebben, tenzij er schriftelijk nadere condities zouden worden afgesproken.
De consument heeft per mail van 5 september 2015 bezwaar aangetekend tegen de factuur. In een daarop volgend gesprek heeft hij onder druk een eindbedrag van € 57.050,– geaccepteerd. Dit mede door ziekte en omdat hij geen trammelant wilde met een lokale aannemer.
De consument betwist de stelling van de ondernemer dat hij er zelf voor heeft gekozen de offerte niet meer te volgen en dat meerwerk op calculatie zou worden uitgevoerd.
Klacht 2: Buitendeuren sluiten niet goed
De ondernemer heeft geweigerd te reageren op een nieuwe klacht, onderbouwd en bij hem aangemeld op 16 maart 2017 door de timmerfabriek. Twee hierop volgende emailberichten van de consument hierover heeft de ondernemer niet beantwoord. De ondernemer stelt deze berichten niet te hebben ontvangen. De consument acht dit onmogelijk: hij heeft geen terugmelding gekregen en berichten naar dit adres zijn in het verleden altijd aangekomen. Een collega-bedrijf van de ondernemer zal in zijn opdracht de klacht nu behandelen.
Klacht 3: Lekkage in de kelder
De consument had zich bij de gang van zaken neergelegd totdat de ondernemer op 15 december 2016 een rekening stuurde voor werkzaamheden die te maken hadden met gemaakte fouten tijdens de verbouwing. De onenigheid hierover werd uiteindelijk opgelost door een creditnota.
Klacht 4: Onvoldoende afschot van het vlakke dak van de uitbouw aan de achtergevel van de woning
Op het dak van de uitbouw blijft heel veel water staan. De consument heeft van de dakbedekker begrepen dat het afschot niet goed is.
De consument verzoekt de commissie een oordeel te geven over:
- De aanneemsom in relatie tot de eindafrekening.
- De, zonder enig overleg en zonder mededeling aan de consument, overschakeling van aanneemsom naar nacalculatie.
- Het sturen van een nota voor niet goed uitgevoerde werkzaamheden (lekkage in de kelder). Heeft de consument terecht geweigerd deze te betalen?
- Kan de consument een eventuele rekening voor reparatie van de deuren weigeren te betalen?
Standpunt van de ondernemer (kort samengevat)
De ondernemer heeft zakelijk weergegeven als volgt gereageerd op de klachten van de consument.
Klacht 1: Buitensporig verschil tussen de aanneemsom en de eindafrekening
Volgens de ondernemer klopt het dat er enige discussie was over de eindafrekening daar de consument er zelf voor gekozen heeft de offerte niet meer te volgen en meerwerkzaamheden uit te laten voeren. Hierdoor is volgens de ondernemer afgesproken dat het werk op basis van nacalculatie zou worden uitgevoerd. Uiteindelijk zijn partijen er in goed overleg en met de aanbieding van een korting uitgekomen.
Klacht 2: Buitendeuren sluiten niet goed
De consument heeft rechtstreeks contact opgenomen met de leverancier. De consument spreekt over twee e-mails die de ondernemer niet heeft ontvangen. De klacht is inmiddels opgelost door een collega aannemer.
Klacht 3: Lekkage in de kelder
Er is een factuur gestuurd voor de lekkage omdat er twijfels waren over de oorzaak. Deze factuur is later gecrediteerd.
Klacht 4: Onvoldoende afschot van het vlakke dak van de uitbouw aan de achtergevel van de woning
De ondernemer wijst erop dat hij aan zijn garantieverplichtingen zal laten voldoen, maar dat de consument de ondernemer daar wel voor in de gelegenheid dient te stellen.
De ondernemer vindt het onterecht dat hij twee jaar na afwikkeling van de verbouwing door de consument wordt aangesproken. De consument heeft na afronding van de werkzaamheden het resultaat en de eindafrekening geaccepteerd en betaald.
Deskundigenrapport
Op 18 augustus 2017 is inzake de klachten een onderzoek uitgevoerd door de heer ing. C.G. Verdoorn (hierna te noemen: de deskundige). De deskundige heeft op 7 september 2017 schriftelijk gerapporteerd aan de commissie. De inhoud van dit rapport geldt – voor zover hierna niet aangehaald – als hier herhaald en ingelast.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het rapport van de deskundige. De consument heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en tekent daarbij zakelijk weergegeven ondermeer het volgende aan:
Ten aanzien van de door de ondernemer vermelde meerwerkzaamheden herkent hij de volgende punten niet omdat deze al begrepen dienden te zijn in de aanneemsom:
– vloer isoleren en duurder afwerken;
– straatwerk verrichten;
– parketvloer aanhelen en schuren.
Met de overige werkzaamheden kan hij instemmen, maar hij mist een opgave van minderwerk. Het puntdak hoefde immers niet meer opgeknapt en geïsoleerd te worden.
De consument wijst erop dat in de aanbieding van de ondernemer d.d. 11 december 2014 meerwerken in regie worden opgenomen en uitgevoerd. De specificatie van het meerwerk is in regie en niet op basis van nacalculatie. De ondernemer had bij de uitvoering in regie weekrapporten op moeten stellen en maximaal 110% van de richtprijs mogen factureren.
De consument heeft € 57.050,– betaald nadat de ondernemer de eindafrekening tot dit bedrag verlaagd had. De ondernemer heeft echter de BTW niet goed berekend door over de hele eindafrekening 21% BTW te rekenen, terwijl deels een tarief van 6% gold.
Uit de stukken blijkt dat de meerprijs voor de kozijnen € 763,69 heeft bedragen. De consument acht het zeer ongeloofwaardig dat het saldo van het eerder vermelde meer- en minderwerk € 19.115,51 bedraagt.
De consument kan zich vinden in de begroting ter verbetering van het afschot.
Behandeling ter zitting
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
De consument heeft zakelijk weergegeven het volgende opgemerkt.
Klacht 1: Buitensporig verschil tussen de aanneemsom en de eindafrekening
De consument heeft bevestigd dat de overeengekomen aanneemsom in mei 2015 is opgehoogd naar een bedrag van € 36.000,– en dat hij uiteindelijk € 57.050,– heeft betaald. De consument heeft echter veel te veel vertrouwd op het woord van de ondernemer. Hij heeft de ondernemer wel tien keer gevraagd om een nieuwe aanneemsom en heeft daarbij duidelijk aangegeven dat de grens voor hem
€ 45.000,– was. De ondernemer heeft steeds gezegd dat het wel goed kwam. Hij wil graag van de commissie vernemen of de handelwijze van de ondernemer nu deugt of niet.
De klachten 2 (deuren) en 3 (lekkage) zijn inmiddels opgelost en komen daarmee te vervallen.
De ondernemer heeft zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.
Klacht 1: Buitensporig verschil tussen de aanneemsom en de eindafrekening
De ondernemer herinnert zich dat de consument op enig moment met heel veel wijzigingen kwam en dat hij de consument heeft aangegeven dat hij het geoffreerde bedrag van € 36.000,– niet meer kon aanhouden. Hij herkent het bedrag van € 45.000,– dat de consument als uiterste grens genoemd zou hebben niet, al kan het goed zijn dat dit bedrag een keer genoemd is. Hij heeft op goed vertrouwen het werk verder uitgevoerd. Hij heeft met de consument een deal gesloten en heeft de eindafrekening uiteindelijk verlaagd naar € 57.050,–. Daarmee hadden partijen een deal die de consument ook is nagekomen. Hij was dan ook verrast na twee jaar ineens weer van de consument te horen. De ondernemer betwist voorts dat de BTW niet juist berekend zou zijn.
Klacht 4: Onvoldoende afschot van het vlakke dak van de uitbouw aan de achtergevel van de woning
De ondernemer is het niet eens met de deskundige. In 2014 bestond de verplichting om een dergelijk dak op afschot te leggen nog niet. Er was destijds slechts sprake van een advies. Het dak is in uitstekende staat, hetgeen alleen al blijkt uit het feit dat de dakdekker 10 jaar garantie op het werk heeft gegeven. Het kan best zijn dat er van tijd tot tijd water op het dak staat. Dat is echter hooguit esthetisch minder fraai, want de kwaliteit van het dak is goed. Hij is dan ook niet tekort geschoten. De ondernemer had voorts graag eerder gehoord van de consument dat er iets niet in orde was, maar dat is niet gebeurd.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt. Vaststaat dat tussen partijen op 11 december 2014 een contract tot stand is gekomen waarbij de consument opdracht heeft gegeven tot uitvoering van werkzaamheden aan de woning aan de […], hierna te noemen: de overeenkomst. Op de overeenkomst zijn de Consumentenvoorwaarden 2010 (CoVO 2010) van toepassing.
Voordat de commissie aan de behandeling van de afzonderlijke klachten toekomt, overweegt zij in algemene zin dat zij geen aanleiding ziet om af te wijken van de bevindingen en conclusies van de deskundige. De commissie neemt deze dan ook hier over als de hunne.
Ten aanzien van de klachten van de consument overweegt de commissie als volgt. De commissie stelt voorop dat zij zich beperkt tot een oordeel over de hierna te noemen concrete klachten. Het is niet de taak van de commissie om een mening te geven over de handelwijze van partijen in het algemeen of om vragen te beantwoorden.
Klacht 1 Buitensporig verschil tussen de aanneemsom en de eindafrekening
De klacht van de consument komt er in de kern op neer dat de ondernemer hem desgevraagd niet een gewijzigde offerte voor aanvullende werkzaamheden heeft verstrekt en dat de ondernemer vervolgens volgens de consument een veel te hoog bedrag voor de werkzaamheden in rekening heeft gebracht.
De commissie neemt op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting over en weer is gesteld als vaststaand aan dat partijen op enig moment een finaal bedrag van € 57.050,– zijn overeengekomen. Niet gebleken is dat er aan deze overeenkomst op dat moment wilsovereenstemming heeft ontbroken, hetgeen betekent dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat partijen daaraan gehouden zijn. Dat de consument achteraf spijt heeft gekregen doet niet af aan het feit dat er sprake was van een overeengekomen som, die door de consument ook is betaald, waarmee hij de overeenkomst is nagekomen. Nu de overeenkomst rechtsgeldig was en deze ook is nagekomen door de consument is er voor de commissie geen grondslag meer om een oordeel te geven over de juistheid van de door de ondernemer gepresenteerde nacalculatie.
Klachten 2 en 3
Over deze klachten heeft de consument verklaard dat deze zijn opgelost. De commissie zal deze dan ook verder buiten beschouwing laten.
Klacht 4 Onvoldoende afschot van het vlakke dak van de uitbouw aan de achtergevel van de woning
De deskundige heeft vastgesteld dat vlakke dak van de uitbouw aan de achtergevel van de woning van de consument niet aan de afschot-eis van NEN EN-1991-1 voldoet. De ondernemer heeft de constateringen van de deskundige op zichzelf niet betwist, maar stelt dat de genoemde normen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet verplicht waren. Tevens heeft hij gesteld dat de aanwezigheid van plassen op het dak hooguit een esthetische kwestie is en dat hij niet tekort is geschoten. De commissie passeert dit verweer nu naar haar oordeel het onvoldoende op afschot liggen van het dak van de uitbouw betekent dat het werk op dit punt niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk; de vraag of het aanhouden van genoemde norm ten tijde van het aangaan van de overeenkomst een verplichting was of niet, is voor dat oordeel niet beslissend. Het feit dat de consument zijn klacht niet eerder heeft gemeld kan de consument voorts niet worden tegengeworpen. Artikel 13, lid 1 onder a van de COVO 2010 bepaalt dat na de serviceperiode de ondernemer niet meer aansprakelijk is voor tekortkomingen aan het werk tenzij het werk of enig onderdeel daarvan een tekortkoming bevat die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden. Het is voor de commissie gelet op de overgelegde stukken voldoende aannemelijk geworden dat de consument zelf niet terzake deskundig is en dat hij de klacht heeft gemeld nadat hij door de dakbedekker daarop was gewezen. Daarmee is naar het oordeel van de commissie voldaan aan de eis van genoemd artikel.
Gelet op het voorgaande acht de commissie de klacht gegrond en zij zal de consument op dit punt in zoverre in het gelijk stellen dat de ondernemer veroordeeld zal worden tot herstel conform het advies van de deskundige.
Hetgeen de commissie hiervoor heeft overwogen en beslist leidt tot het oordeel dat klachten van de consument gedeeltelijk gegrond worden bevonden, zodat de commissie zal beslissen dat de ondernemer op grond van artikel 21 van het reglement van het klachtengeld ad € 260,– de helft, een bedrag van € 130,–, aan de consument moet vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
- stelt de consument in het gelijk ten aanzien van klacht 4 en bepaalt ten aanzien daarvan als volgt:
- de ondernemer wordt verplicht tot het verrichten van zodanige werkzaamheden dat alsnog wordt voldaan aan hetgeen is overeengekomen uit hoofde van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst, alsmede tot het verrichten van alle hieruit voortvloeiende noodzakelijke bijkomende werkzaamheden.
- de werkzaamheden dienen conform het hersteladvies van de deskundige, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak te zijn uitgevoerd.
- de commissie wijst het meer of anders verlangde af;
- bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 130,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
- overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 750,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw, bestaande uit mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, C. de Vries en mr. C. Muller, leden, op 6 oktober 2017 in aanwezigheid van mr. D.C.J. Frijlink, plv. secretaris.