Huidbeschadiging door harsbehandeling van de wenkbrauwen; beschadigingen zijn van voorbijgaande aard; consument niet belemmerd geweest in de uitoefening van werkzaamheden of activiteiten.

  • Home >>
  • Uiterlijke verzorging >>
De Geschillencommissie




Commissie: Uiterlijke verzorging    Categorie: Huidverzorging    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 91626

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 23 juli 2014 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van een harsbehandeling van de wenkbrauwen tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 9,–.
De behandeling vond plaats op of omstreeks 23 juli 2014.

Het geschil gaat over de vraag of aan de consument een vergoeding toekomt vanwege een onzorgvuldig uitgevoerde behandeling.

De consument heeft op 26 juli 2014 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft de harsbehandeling onzorgvuldig uitgevoerd, waardoor huidwonden zijn ontstaan onder beide wenkbrauwen.
De ondernemer is hiervoor verantwoordelijk, bij twijfel had de huid van de consument op geschiktheid gecontroleerd moeten worden.

De ondernemer had ook nog eens niet gemerkt dat er huid was meegetrokken, zodat ook bij het andere oog dezelfde behandeling met hetzelfde resultaat is uitgevoerd.

De consument heeft schade geleden, er is sprake van een storende verkleuring van de huid en gevoeligheid van de huid.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument had op de plaats van de harsbehandeling nog niet eerder een harsbehandeling laten uitvoeren.
De ondernemer heeft voorafgaande aan de behandeling geen intake gedaan, er is geen huiddiagnose gesteld, er was geen sprake van een voorbehandeling, na behandeling is geen ontsmettende crème gebruikt en er is niet geadviseerd voorlopig zonlicht te mijden.
Pas na de behandeling werd de consument zich bewust van de beschadiging van de huid. Toen de beschadigingen erger werden is de consument teruggegaan naar de ondernemer. De ondernemer schrok toen zij de beschadigingen zag en heeft toen zalf geadviseerd.
De consument ontkent uitdrukkelijk dat enige andere oorzaak de beschadigingen kan hebben veroorzaakt.

De consument verlangt een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,–.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 23 juli 2014 is de consument behandeld in de salon van de ondernemer. Na die behandeling is de consument tevreden vertrokken.
Op 26 juli 2014 heeft de consument zich echter weer gemeld met beschadigingen onder de wenkbrauwen. De ondernemer heeft meteen contact opgenomen met de leverancier van de gebruikte hars, die verklaarde dat deze beschadiging niet door het harsen kan ontstaan. Ook heeft de ondernemer de betaalde prijs terugbetaald.
De consument stelt dat de ondernemer huid heeft meegetrokken. Daar was echter geen sprake van, dat zou immers ook meteen zichtbaar zijn geweest. De consument is vetrokken zonder pijnklachten of irritaties onder haar wenkbrauwen.

De consument stelde aanvankelijk dat sprake was van een allergische reactie. Pas later zei zij dat er huid was meegetrokken.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie heeft aan de hand van de foto’s van de consument geconstateerd dat sprake was van een beschadiging van de huid. Gelet op de aard van de beschadiging van de huid concludeert de commissie dat door de harsbehandeling huid is meegetrokken. De ontstane beschadiging is daar een rechtstreeks gevolg van, het beeld dat zichtbaar is op de foto’s komt geheel overeen met het beeld dat een dergelijke beschadiging geeft. Een dergelijke beschadiging op de plaats waar deze is ontstaan hoeft bovendien ook niet meteen zichtbaar te zijn.

De ondernemer had naar het oordeel van de commissie de schade kunnen voorkomen, onder meer door een goede intake te doen en door de huid op de juiste wijze voor te behandelen. Ook had de ondernemer de aard en omvang van de beschadigingen van de huid moeten constateren toen de consument deze aan haar liet zien.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De consument heeft niet gesteld dat zij materiële schade heeft geleden. Daarvan is de commissie overigens ook niet gebleken.

De consument verlangt een vergoeding voor door haar geleden immateriële schade.

Naar het oordeel van de commissie komt de consument een vergoeding toe vanwege het ontstane ongemak en geleden pijn, waarvan de hoogte in redelijkheid en billijkheid door de commissie vastgesteld zal worden. De commissie merkt daarbij op dat de door de consument gevraagde vergoeding van € 1.500,– niet in verhouding staat met de gebruikelijk toe te kennen vergoedingen.

Voor de commissie staat vast dat de consument pijn heeft geleden en enige tijd ontsierende beschadigingen van de huid aan het gelaat heeft gehad. De beschadigingen zijn echter wel van voorbijgaande aard en de consument heeft ook niet gesteld op enigerlei wijze belemmerd te zijn geweest in de uitoefening van werkzaamheden of activiteiten.

Gelet op de aard en omvang van de beschadigingen stelt de commissie de hoogte van de aan de consument toekomende vergoeding in redelijkheid en billijkheid vast op € 100,–.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 100,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 100,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Uiterlijke Verzorging op 20 februari 2015.