Huwelijksreis: religieus huwelijk in plaats van burgerlijk huwelijk.

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI-D01-1557

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 7 februari 2001 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een eigen vervoerreis voor twee personen naar Alexandria in Schotland met verblijf in een hotel op basis van logies en ontbijt voor de periode van 29 april t/m 4 mei 2001 voor de som van ƒ 9.435,– in totaal.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak.   Wij hebben geboekt voor een trouwarrangement in een heel bijzondere omgeving in Schotland maar met de nadrukkelijke afspraak dat wij op geen enkele wijze een kerkelijk huwelijk wilden en dat wij slechts wilden trouwen ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Wij hebben herhaaldelijk daarnaar gevraagd en steeds is ons bevestigd dat het huwelijk in [naam locatie] in Schotland een burgerlijk huwelijk zou zijn. Toen wij op de huwelijksdag daar aan kwamen bleek echter een huwelijk door een ambtenaar van de burgerlijke stand niet mogelijk. Het huwelijk ter plaatse kon slechts door een dominee worden voltrokken. Noodgedwongen zijn wij toen naar het gemeentehuis van een bijgelegen plaats gegaan en dat was absoluut niet de locatie die wij voor ogen hadden en waar wij zoveel voor betaald hadden. Voorts was er ook geen sprake van een bruidstaart en een diner zoals in het arrangement omschreven.   Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Behalve over wat kleinere dingen die niet goed zijn gegaan, klagen wij erover dat wij werden geconfronteerd met een huwelijk met een godsdienstig perspectief hetgeen wij bepaald niet wilden. En bovendien geldt dat wij zeker niet met een dominee te maken wilden hebben. Van huis uit zijn wij katholiek. Voor de reis hebben wij nadrukkelijk diverse malen gevraagd of inderdaad slechts sprake was van een burgerlijk huwelijk en meer in het bijzonder hadden wij daar nog wat zorgen over omdat wij een rekening kregen voor een zogenaamde religious fee. Opnieuw werd ons toen verzekerd dat er niets religieus aan was en dat het om een burgerlijk huwelijk zou gaan.   Klager verlangt een vergoeding van ƒ 5.385,–.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak.   Wij zijn er nooit eerder op gewezen dat het huwelijk in [naam locatie] niet door een ambtenaar van de burgerlijke stand wordt voltrokken maar door een zogenaamde minister, iemand met een religieuze achtergrond. Wij hebben de tekst in onze offerte daarop aangepast. Wat de klacht betreft wijzen wij erop dat klager zich niet heeft hoeven onderwerpen aan religieuze ceremonies.   Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd:   Wij dachten dat wij de zaak hadden opgelost door ons aanbod zoals wij dat ter plaatse hebben gedaan en vervolgens kregen wij met onderhavige klacht te maken. Mij is niet helder welke bezwaren klager heeft tegen een huwelijk tegenover een ‘minister’ in [naam locatie] zoals dat is aangeboden.   De reisorganisator heeft een vergoeding aangeboden van ƒ 991,50 per persoon.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Naar ter zitting is besproken en de commissie ambtshalve bekend is heeft te gelden dat het huwelijk zoals dat door de reisorganisator wordt aangeboden een religieus huwelijks is en niet een huwelijk ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand zoals klager heeft gewild dat zou gebeuren. Dat betekent dat de reisorganisator terzake wezenlijk tekort geschoten is met betrekking tot de verrichte prestatie. Opmerking verdient in dit verband dat het misverstand omtrent het karakter van de ceremonie voor rekening moet komen van de reisorganisator die immers – en nog wel tegen een belangrijk bedrag – er zijn specialiteit van maakt een ceremonie als de onderhavige aan te bieden. Dat geldt temeer nu, naar voldoende is komen vast te staan, klager zeer nadrukkelijk en regelmatig heeft gevraagd naar de aard van de ceremonie in Schotland en daaromtrent steeds de mededeling heeft gekregen dat het een huwelijk zou zijn ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand en dat het geen religieuze achtergrond zou hebben. Gelet op waar het deze zaak om gaat moet worden vastgesteld dat de reisorganisator wezenlijk tekort is geschoten zodat het door klager gevorderde voor toewijzing vatbaar is.   Op grond van het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator bij het uitvoeren van het overeengekomene zodanig tekort is geschoten en klager daardoor zodanig ongerief heeft ondervonden, dat de reisorganisator hem een vergoeding verschuldigd is. De commissie stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag. De commissie acht het eventueel meer of anders gevorderde echter niet toewijsbaar.   Ingevolge het reglement van de commissie moet de reisorganisator aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil voldoen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De reisorganisator dient aan klager in totaal een bedrag van ƒ 5.510,– te voldoen. Het klachtengeld van ƒ 125,– en het reeds aangeboden bedrag van ƒ 1.983,– zijn hierin begrepen. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzenddatum van dit bindend advies.   De reisorganisator dient aan de commissie een bedrag van ƒ 400,– te voldoen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 30 oktober 2001.