Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
96457
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een vordering ad € 3.567,17 ter zake van de door het bedrijf aan klaagster in rekening gebrachte opzegvergoedingen wegens de beëindiging door klaagster van de energiecontracten met betrekking tot drie verbruiksadressen. Klaagster stelt dat de klacht op 28 juni 2014 is ontstaan en dat de klacht op dezelfde datum mondeling aan het bedrijf werd voorgelegd. Klaagster heeft een bedrag ad € 3.567,17 niet betaald en bij de commissie in depot gestort. Standpunt van klaagster Het standpunt van klaagster luidt in hoofdzaak als volgt. Het bedrijf heeft administratieve fouten gemaakt bestaande uit onjuiste adresseringen van de facturen. Ondanks diverse telefonische contacten werden de facturen door het bedrijf nog steeds naar de verkeerde adressen toegezonden. Ook was sprake van veel te hoge voorschotnota’s. Het is klaagster ondanks diverse pogingen niet gelukt om automatische incasso`s te bewerkstelligen. Vanwege al deze ervaringen heeft klaagster de verdere samenwerking met het bedrijf beëindigd. Volgens klaagster is er nimmer een energiecontract tussen partijen gesloten. Klaagster verlangt excuses van het bedrijf en kwijtschelding van de in rekening gebrachte kosten en incassokosten. Ter zitting is namens klaagster verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het klopt dat [naam vennoot 1] en de [naam vennoot 2] vennoten van de vennootschap onder firma [naam] zijn, die ook als zodanig staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De ter zitting aanwezige [naam vennoot 3] is de derde vennoot, die de vennootschap onder firma mede exploiteert, maar niet staat ingeschreven. Omdat de [naam vennoot 3] het energiecontract met de ondernemer heeft geregeld en alles van deze kwestie af weet, hebben de andere twee vennoten besloten dat hij hier ter zitting namens klaagster aanwezig zal zijn. De twee andere vennoten waren op de hoogte en hebben dan ook nooit tegen de [naam vennoot 3] gezegd dat hij niet bevoegd was om het energiecontract namens klaagster met het bedrijf over een te komen. De [naam vennoot 3] betwijfelt overigens of hij tijdens het telefoongesprek, waarbij het energiecontract mondeling werd gesloten, medegedeeld zou hebben dat hij bevoegd was namens klaagster op te treden. De [naam vennoot 3] weet nog wel dat dit gesprek werd opgenomen. Hij zou die bandopname eigenlijk willen beluisteren. Nu de [naam vennoot 3] van de hier ter zitting namens het bedrijf aanwezige heer van Loon verneemt dat de heer van Loon de bandopname zelf inmiddels heeft beluisterd en gehoord heeft dat wel degelijk door de [naam vennoot 3] werd gezegd dat hij bevoegd was namens klaagster te handelen, is hij bereid dit aan te nemen. De [naam vennoot 3] ging er overigens van uit dat hij niet met het bedrijf heeft getelefoneerd, maar met het MKB. Hij begrijpt eigenlijk nu pas dat hij getelefoneerd heeft met de afdeling business MKB van het bedrijf. Klaagster ontving steeds verkeerde nota`s. De [naam vennoot 3] heeft daar vaak over gebeld om dit te laten rectificeren, maar het bedrijf bleef maar fouten maken. Standpunt van het bedrijf Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt. Op 8 mei 2014 werd door de [naam vennoot 3] een overeenkomst afgesloten voor de levering van gas en stroom met betrekking tot drie leveringsadressen. Het betrof een zakelijke aansluiting voor het adres [adres 1] te [plaatsnaam] en twee particuliere aansluitingen voor de adressen [adres 2] te [plaatsnaam]. De particuliere aansluitingen konden gebruik maken van de zakelijke tarieven. Het contract werd afgesloten met een vaste prijsgarantie voor drie jaar en het bedrijf is per 11 juli 2014 energie aan klaagster gaan leveren. Op 17 september 2014 heeft de [naam vennoot 3] schriftelijk aan het bedrijf medegedeeld dat hij niet tevreden was, omdat het bedrijf administratieve wijzigingen niet juist had doorgevoerd. Volgens de [naam vennoot 3] waren deze fouten te voorkomen geweest als een consulent van het bedrijf in gesprek was gegaan met hem en zijn partner. Nu dit niet was gebeurd heeft de [naam vennoot 3] bij voormelde brief de contracten met betrekking tot de drie verbruiksadressen opgezegd. Door deze vroegtijdige beëindiging werd door het bedrijf aan klaagster een opzegvergoeding in rekening gebracht voor de drie verbruiksadressen van respectievelijk € 1.961,41 ([adres 1]), € 405,35 ([adres 2]) en € 1.997,71 ([adres 3]). Het bedrijf heeft overigens geen consulent werkzaam bij de afdeling klein zakelijk. Op 22 september 2014 is een buitendienstmedewerker bij klaagster langs geweest, maar trof toen helaas niemand aan. Uit het telefonisch contact nadien, bleek dat de [naam vennoot 3] weigerde een gesprek aan te gaan om tot een betaalafspraak te komen, omdat hij het niet eens was met de in rekening gebrachte opzegvergoedingen. Bij brief d.d. 11 september 2015 heeft het bedrijf aan klaagster en schikkingsvoorstel gedaan inhoudende dat voor de twee particuliere aansluitingen een opzegvergoeding van twee maal € 250,– in rekening wordt gebracht en voor de zakelijke aansluiting een bedrag ad € 1.961,41. Daarnaast is het bedrijf bereid om het klachtengeld aan klaagster te vergoeden. Het bedrijf is hiermee niet akkoord gegaan. Ter zitting heeft het bedrijf verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het bedrijf betreurt dat administratieve fouten zijn gemaakt en biedt daarvoor excuses aan. Het bedrijf betreurt echter eveneens dat het bedrijf niet meer door klaagster de kans werd geboden om die fouten te herstellen. Het door het bedrijf gedane schikkingsvoorstel is redelijk en staat nog steeds. Beoordeling van het geschil De commissie overweegt allereerst het volgende. Klaagster heeft aangevoerd nimmer een energiecontract met het bedrijf te hebben gesloten. Mede gelet op hetgeen ter zitting werd besproken gaat de commissie er van uit dat de [naam vennoot 3] op 8 mei 2014 bij het aangaan van de overeenkomst als (derde) vennoot aan het bedrijf heeft medegedeeld dat hij gemachtigd was om namens klaagster op te treden. Vervolgens is het bedrijf energie aan klaagster gaan leveren. De correspondentie tussen partijen is tussen de [naam vennoot 3] namens klaagster gevoerd. Pas in het klachtenformulier d.d. 8 juli 2015 werd door klaagster aangevoerd dat er geen overeenkomst tussen partijen zou zijn gesloten en dat “de samenwerking“ tussen partijen door klaagster werd beëindigd. In de tussenliggende periode heeft klaagster echter nimmer afstand genomen van het optreden van de [naam vennoot 3]. Tenslotte heeft klaagster de [naam vennoot 3] als vertegenwoordiger van klaagster afgevaardigd om ter zitting aanwezig te zijn. Alles afwegend komt de commissie tot de slotsom dat tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. De commissie overweegt vervolgens het volgende. Klaagster heeft niet betwist dat de lopende overeenkomsten met betrekking tot de drie leveringsadressen vroegtijdig werden beëindigd. Het bedrijf is om die reden gerechtigd om op grond van de ten deze toepasselijke voorwaarden opzegvergoedingen aan klaagster in rekening te brengen. Het bedrijf heeft bij brief d.d. 11 september 2015 aangeboden om alsnog voor de twee particuliere aansluitingen een opzegvergoeding van twee maal € 250,– in rekening te brengen en alleen voor de zakelijke aansluiting een bedrag ad € 1.961,41. Daarnaast is het bedrijf bereid om het klachtengeld aan klaagster te vergoeden. Ter zitting is namens het bedrijf medegedeeld dat dit aanbod nog steeds geldt. De commissie acht de klacht van klaagster dan ook niet gegrond, echter onder de voorwaarde dat vorenbedoeld aanbod van het bedrijf wordt uitgevoerd. De commissie zal bepalen dat het depotbedrag – rekening houdend met voormeld schikkingsaanbod – aan partijen zal worden betaald, hetgeen betekent dat aan het bedrijf een bedrag ad € 2.461,41 toekomt, terwijl het restant aan klaagster zal worden terugbetaald. De commissie zal overeenkomstig het schikkingsaanbod bovendien bepalen dat het bedrijf het klachtengeld binnen na te melden termijn aan klaagster zal vergoeden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie wijst hetgeen door klaagster wordt verlangd af. Het depotbedrag wordt als volgt tussen partijen verdeeld: – een bedrag ad € 2.461,41 wordt aan het bedrijf betaald; – het restant ad € 1.105,76 wordt aan klaagster betaald. Het bedrijf dient binnen twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies het klachtengeld ad € 181,50 aan klaagster te vergoeden. Het door partijen meer of anders verzochte wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie voor de zakelijke markt, op 5 november 2015.