Indien de voorgenomen bedrijfsbeëindiging wordt omgezet in een bedrijfsovername vervalt de aanvankelijke opzeggingsgrond en herleven alle wederzijdse rechten en plichten.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC05-0193

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft opzegging overeenkomst vaste plaats.
 
Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Sinds 25 jaar huur ik een vaste plaats op de camping. Op 3 oktober 2005 heeft de ondernemer mij mondeling laten weten dat de plaats vóór 31 december 2005 diende te zijn ontruimd. Het tuinhuisje konden wij echter laten staan. Deze opzegging van de overeenkomst is niet rechtsgeldig, aangezien dit ingevolge de Recron-voorwaarden schriftelijk had dienen te gebeuren.
Vanaf 1 januari 2006 is er een nieuwe exploitant van de camping. Deze is de zoon van de ondernemer. Voor alle overige recreanten met een vaste plaats zijn de overeenkomsten voor het jaar 2006 verlengd.
Wij zijn nu genoodzaakt geweest ons chalet zonder vaste plaats te verkopen en konden daarvoor nu hooguit een prijs van € 3.000,– krijgen. Volgens taxatie (d.d. 6 februari 2004) van de verzekeringmaatschappij is de stacaravan € 18.850,– en de inboedel € 4.700,– waard. Wij leiden derhalve een verlies van minstens € 8.000,–.
De consument verlangt een geldelijke tegemoetkoming.
 
Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Wegens pensionering is de bedrijfsvoering door de ondernemer per 1 januari 2006 beëindigd en zijn alle overeenkomsten met huurders opgezegd. Deze opzegging is in oktober 2002 en 2004 per brief aan alle huurders, waaronder de consument, kenbaar gemaakt, alsmede in 2003, 2004 en 2005 in de Duitse taal achterop het jaarcontract met de consument.
De consument is derhalve afdoende van de beëindiging van de onderneming op de hoogte gesteld en de consument kan zich dan ook niet op onbekendheid hiermee beroepen. Ten aanzien van de beëindiging kan geen enkel verwijt worden gemaakt, nu de overeenkomst met de consument conform artikel 10, lid 2 sub d en 10, lid 3 van de Recron-voorwaarden is opgezegd. Dientengevolge diende de consument op grond van artikel 13, lid 1 de vaste plaats te verlaten en leeg op te leveren. Uiteraard komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van de consument.
Het moet de consument op grond van artikel 9 van de voorwaarden bekend zijn dat zijn chalet zonder recht op een vaste plaats moet worden verkocht. De waarde van een chalet zonder vaste plaats is minder hoog dan een chalet met vaste plaats. Dit is geen omstandigheid die ons kan worden verweten. De consument heeft verder op geen enkele wijze door middel van deugdelijke bewijsmiddelen aangetoond dat hij door onze handelwijze bij verkoop van het chalet is benadeeld. De consument heeft in ieder geval deze schade niet geleden door middel van de wijze van opzegging, nu deze correct is geschied.
 
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Indien de bedrijfsvoering ophoudt te bestaan is dat een reden om de overeenkomst op te zeggen.
Van de voorgenomen beëindiging van de bedrijfsvoering is de consument inderdaad correct in kennis gesteld. Indien echter een voorgenomen beëindiging wordt omgezet in een bedrijfsovername vervalt de aanvankelijk opzegginggrond en herleven alle wederzijdse rechten en plichten. De ondernemer kan dan ook niet meer een beroep doen op de aanvankelijke opzeggingsgrond, die nu eenmaal niet is geëffectueerd, en kan alleen de overeenkomst beëindigen wegens de in artikel 10 van de Recron-voorwaarden vermelde overige gronden met in achtneming van de onder lid 3 van vermeld artikel genoemde termijn en de in artikel 12 vastgelegde procedure.
De ondernemer heeft echter tegenover de consument in tegenstelling tot de andere recreanten ongemotiveerd en zonder doorverwijzing naar de commissie de overeenkomst opgezegd. Deze opzegging mist derhalve rechtsgeldigheid.
De consument heeft zich echter neergelegd bij de opzegging en de caravan verkocht. De consument heeft hierbij duidelijk onder druk van de door de ondernemer gecreëerde omstandigheden gehandeld en heeft daardoor schade ondervonden. Deze schade is deels van immateriële aard, nu het verblijf op de camping niet is voortgezet, zoals de consument in beginsel voorstond. Voorts wordt het aannemelijk geoordeeld dat de consument ook materiële schade heeft ondervonden aangezien hem de mogelijkheid tot het nemen van een weloverwogen beslissing met betrekking tot de verkoop van de caravan is ontnomen. De commissie oordeelt dan ook alle aanleiding aanwezig om de ondernemer op te leggen de consument een financiële genoegdoening te betalen.
Bij het vaststellen van de hoogte van deze financiële genoegdoening kan echter in redelijkheid niet de door de consument overgelegde taxatie van zijn verzekeringmaatschappij tot uitgangspunt worden genomen. Deze taxatie zal zijn gebaseerd op vervanging door nieuw. Een caravan met naar gebleken is een ouderdom van achttien jaar, vertegenwoordigt bij verkoop nog slechts een economische restwaarde. Op basis van het verhandelde ter zitting met de daarbij door de ondernemer op tafel gebrachte taxatie van de caravan zonder inventaris ten bedrage van € 4.000,– en mede naar analogie van de onder artikel 10, 4 sub b van de toepasselijke voorwaarden vastgelegde financiële tegemoetkoming in geval van ontruiming wegens herstructurering, oordeelt de commissie het hierna onder de beslissing te vermelden bedrag overeenkomstig de in dit geval te hanteren normen van redelijkheid en billijkheid.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.250,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 2 mei 2006.