Informatie door reisbureau over vervoer meereizende honden onvolledig, maar klager heeft ook eigen onderzoeksplicht.

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI05-0100

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 28 september 2004 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een verblijf in een bungalow voor twee personen te Amoudara op Kreta op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 10 oktober t/m 18 oktober 2004 voor de som van € 1.012,–. De reis is niet doorgegaan omdat de toegang tot het vliegtuig werd geweigerd voor de honden van klager, aangezien deze niet beschikte over de voorgeschreven reistas. Klager heeft op 10 oktober 2004 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   Onze voorwaarde voor de reis was dat onze honden vervoerd konden worden in de passagierscabine van het vliegtuig. De honden mochten alleen vervoerd worden in een tas, maar niet omschreven was wat voor tas was vereist. We hebben gevraagd om een specifieke bevestiging voor toelating van de hondjes, maar die wilde het reisbureau niet geven aangezien een algemene bevestiging blijkbaar voldoende was. Op de luchthaven bleek echter dat de meegenomen tas niet goed was. Daarop werden wij verwezen naar diverse adressen op Schiphol, maar de vereiste tas was nergens te verkrijgen. Op die manier werd het ons onmogelijk gemaakt door verkeerde voorlichting om samen met de honden te reizen. Daarop zijn we onverrichterzake naar huis teruggekeerd.   Klager verlangt een vergoeding van € 1.875,40 in totaal.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   Klager heeft bij het reisbureau geïnformeerd naar de mogelijkheden voor het vervoeren van de honden. Daar is klager op de hoogte gesteld van het feit dat de honden in een tas konden worden meegenomen. In de bevestigingspapieren van het reisbureau staat zwart op wit vermeld dat klager zelf dient zorg te dragen voor de juiste reisbescheiden. Klager heeft deze bevestiging van een handtekening voorzien en op grond daarvan mocht worden aangenomen dat klager zelf de nodige informatie zou inwinnen aangaande de reis met de honden. Op Schiphol zijn door de medewerkers van [naam luchtvaartmaatschappij] nog diverse mogelijkheden aangedragen, maar ook deze hebben niet tot een oplossing geleid. Indien klager zich eerder goed had laten voorlichten omtrent de juiste reistas, dan zou hij deze op Schiphol zeker hebben verkregen. Door ons is de noodzakelijke hulp en bijstand verleend als bedoeld in artikel 13 van de hier toepasselijke reisvoorwaarden.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting heeft de commissie vastgesteld dat door het reisbureau aan klager onvoldoende in ieder geval onvolledige informatie is verstrekt. Dit in die zin dat iedere luchtvaartmaatschappij haar eigen regels en voorwaarden heeft omtrent de wijze waarop huisdieren in de passagierscabine mogen worden vervoerd en de commissie van oordeel is dat een reisbureau daarvan op de hoogte is althans behoort te zijn en daaromtrent de juiste informatie kan geven. De commissie is tot de overtuiging gekomen dat dit niet op zorgvuldige wijze is geschied. In dit verband staat het voor de commissie ook vast dat door het reisbureau aan klager is toegezegd dat de honden meemochten in een tas en daarbij verzuimd heeft exact aan te geven dat deze tas aan een aantal voorwaarden diende te voldoen, zodat klager blijkbaar in de oprechte veronderstelling verkeerde dat er geen speciale tas nodig zou zijn voor het vervoer van zijn honden. Aan de andere kant kan ook klager zich niet vrijpleiten ten aanzien van de ontstane schade, nu klager kan worden verweten dat hij niet heeft uitgezocht aan welke eisen een dergelijke tas moest voldoen. Naar het oordeel van de commissie rustte op klager een dergelijke verplichting.   Dit klemt temeer nu op de reisbescheiden en de daarop van toepassing zijnde beschrijving is aangegeven dat dit tot de verantwoordelijkheid van klager behoort. Klager had dan ook in deze geen genoegen moeten nemen met een mondelinge bevestiging, maar had een schriftelijke bevestiging moeten eisen om in dit opzicht niet aansprakelijk te zijn. In dit verband merkt de commissie nog op dat ter zitting van de commissie van de zijde van de reisorganisator nog is aangegeven dat klager alsnog naar een andere vlucht had kunnen worden omgeboekt. Klager is daar om hem moverende reden niet op ingegaan.   Gelet op alle zich hier voordoende feiten en omstandigheden is de commissie tot de conclusie gekomen dat beide partijen ieder gelijkelijk aansprakelijk moeten worden geacht voor het feit dat de reis niet kon worden ondernomen op de wijze als door partijen is overeengekomen. De commissie zal dan ook aan klager een vergoeding toekennen van (afgerond) 50% van de reissom. Voor een hoger vergoeding acht de commissie geen termen aanwezig, nu ook klager ten aanzien van het niet doorgaan van de reis verwijten valt te maken en voorts het reglement van de commissie ervan uitgaat dat elke partij in principe zijn eigen kosten voor de procedure bij de commissie draagt. De commissie ziet in de omstandigheden van dit geval onvoldoende aanleiding om hiervan af te wijken.   De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 500,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 60,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 5 april 2005.