
Commissie: Makelaardij
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
MAK06-0026
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het door de ondernemer in rekening gebrachte bedrag na intrekking van de opdracht door de consument. De consument heeft op 17 mei 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. De consument heeft een bedrag van € 372,50 niet betaald en in depot bij de commissie gestort. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft ten onrechte een niet gespecificeerd bedrag van € 300,– plus BTW in rekening gebracht na intrekking van de opdracht tot bemiddeling bij verkoop. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het in rekening gebracht bedrag is minder dan dat aan werkelijke kosten is gemaakt. Beoordeling van het geschil De commissie stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de feitelijke gang van zaken als volgt kan worden samengevat. Op 27 april 2006 heeft makelaar [naam werknemer van de ondernemer], werkzaam bij de ondernemer, de consument bezocht en heeft de consument de ondernemer mondeling opdracht gegeven te bemiddelen bij de voorgenomen verkoop van diens appartementsrecht. Een groot aantal documenten met betrekking tot de te verkopen zaak is aan de makelaar ter kopiëring meegegeven. Partijen hebben onder andere een vraagprijs, courtage en leveringsdatum afgesproken. Tevens is overeengekomen dat de ondernemer op 4 mei 2006 een fotograaf zou sturen voor het maken van foto’s ter ondersteuning van de verkoopactiviteiten. De schriftelijke opdracht tot dienstverlening is op dezelfde datum aan de consument toegezonden, vergezeld van andere relevante stukken. De consument heeft de schriftelijke opdracht niet ondertekend. Met een op 3 mei 2006 om 19.47 uur verzonden mailbericht heeft de consument aan de ondernemer meegedeeld bij nader inzien af te zien van de opdracht. Vervolgens heeft de ondernemer de dag nadien telefonisch contact gezocht en aangekondigd de gemaakte kosten in rekening te zullen brengen, dit met instemming van de consument waarna de ondernemer op 8 mei 2006 een factuur ten bedrage van € 357,– inclusief BTW heeft gezonden onder vermelding van ”zoals met u overeengekomen” en “kosten voor het intrekken van uw opdracht”. De consument heeft ondanks zijn verzoek daartoe geen specificatie van het bedrag ontvangen. Ter zitting heeft de ondernemer desgevraagd een opsomming gegeven van de werkzaamheden en kosten die het bedrag rechtvaardigen. Het betreft kopieerkosten, kosten van kadastrale recherche, tijdsbesteding aan het maken van een plattegrond en omschrijving van het object, tijdsbesteding voor aanmelding van het object bij Funda en algemene werkzaamheden van de secretaresse. Bij een uurtarief van € 175,– voor de makelaar zelf en van € 75,– van de secretaresse belopen de werkelijke kosten ruim meer dan het in rekening gebrachte bedrag, aldus de ondernemer. Het oordeel van de commissie is dat het in rekening gebrachte bedrag redelijk onderbouwd is en ook als zodanig een redelijk bedrag is. De door de ondernemer genoemde werkzaamheden en kosten zijn de gebruikelijk in een vroege fase van een bemiddelingsopdracht vallende kosten en werkzaamheden en het is redelijk dat de ondernemer daarvoor een vergoeding vraagt. De consument heeft immers de opdracht tot en met 3 mei 2006 laten voortduren en mocht verwachten dat de ondernemer zijn opdracht voortvarend ter hand zou nemen. Het bedrag van de nota is daarom verschuldigd door de consument. Niettemin is de commissie van oordeel dat de klacht wel gegrond is waar het gaat om het verwijt aan de ondernemer dat deze ondanks een verzoek daartoe, weigerde de nota te specificeren. De commissie is van oordeel dat die plicht wel op de ondernemer rust, temeer nu er tussen partijen slechts mondelinge overeenstemming was bereikt over de bemiddelingsopdracht en er dus geen overeengekomen regeling gold voor tussentijdse beëindiging. Op grond van de wet is een opdrachtgever in een dergelijke situatie een redelijk loon verschuldigd. Op de ondernemer rust dan de plicht de redelijkheid van het gevraagde bedrag te onderbouwen. Nu de ondernemer dat niet eerder dan ter zitting heeft gedaan is er reden de klacht op dit onderdeel gegrond te verklaren. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht deels gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klacht ten aanzien van de weigering tot specificatie van de factuur gegrond. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Het bedrag in depot wordt als volgt verrekend: Het depotbedrag van € 372,50 wordt overgemaakt aan de consument. Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 9 november 2006.