Commissie: Uiterlijke verzorging
Categorie: Huidverzorging
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
88161
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een volgens de consument op 12 januari 2012 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de ondernemer zich heeft verplicht tot het uitvoeren van
IPL-behandelingen ten behoeve van blond haar (hierna te noemen: het werk) tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 75,– per behandeling.
De consument stelt de klacht op 1 januari 2014 te hebben voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ondanks dat zij de door de ondernemer gegeven adviezen had opgevolgd, was er na meerdere behandelingen geen enkele vorm van progressie en het sloeg op de onderbenen niet aan. Inmiddels is de consument gebleken dat je met blond haar gewoon niet te behandelen bent, hetgeen een vakkundig schoonheidsspecialiste had moeten weten en vertellen. De consument vindt dat oplichting.
Ook de schoonheidssalon naar wie de consument inmiddels is overgestapt, heeft verteld dat de consument niet behandeld kan worden met IPL en geeft nu een behandeling volgens de
SHR-methode.
Na eenzelfde klacht kreeg moeder -die iets minder blond is dan de consument- na 17 behandelingen de toezegging dat 50% zou worden terugbetaald; moeder heeft dat echter van de ondernemer nog steeds niet terugontvangen.
De consument verlangt, na wijziging en zoals ter zitting toegelicht, terugbetaling van de inmiddels voor de behandelingen betaalde bedragen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is behandeld in de niet bij de Algemene Nederlandse brancheorganisatie voor de schoonheidsverzorging (hierna te noemen: Anbos) ingeschreven vestiging [plaatsnaam].
De ondernemer heeft er vooraf al op gewezen dat de IPL-behandelingen niet succesvol zouden zijn. Dat komt omdat de consument medicatie gebruikt tegen een schildklieraandoening en bovendien werkt deze pigmentbehandeling niet op aanwezige blonde haren. Ondanks die meermalen gegeven waarschuwing wilde de consument zelf doorgaan met de behandeling. Ook is meermalen aan de consument verteld dat de behandelingen voor een optimaal resultaat om de zes tot acht weken zouden moeten plaatsvinden, maar ze kwam geregeld pas weer na vijf maanden.
De ondernemer is verbaasd dat de consument pas ruim een jaar na haar laatste behandeling een klacht bij de commissie indient.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Zoals ter zitting door de voorzitter is meegedeeld, heeft Anbos aan het secretariaat laten weten dat de ondernemer Anbos-lid is en ook de vestiging [plaatsnaam] geldt als ondernemer in de zin van artikel 1 Reglement, zodat het tot de taak van de commissie behoort om dit geschil te beslechten.
Voor zover de ondernemer wijst op de tussen de laatste behandeling en de aanhangig gemaakte klacht verstreken tijd, stelt hij niet welke rechtens relevante gevolgen hij daaraan verbindt.
Bij gebreke van ingeroepen niet-ontvankelijkheidsgronden komt de commissie toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Dit geschil beperkt zich tot de (rechts)verhouding tussen de consument en de ondernemer.
De moeder van de consument is hierbij geen partij. De casus van haar moeder is voor de beoordeling van het onderhavige geschil in beginsel niet relevant en die casus ligt nu niet ter boordeling voor.
Tussen partijen is niet in geschil dat IPL-behandelingen in beginsel ongeschikt zijn voor de
(persoon van de) consument. Als meest deskundige partij rustte dan ook op de ondernemer de plicht om de consument hierop bij het aangaan en/of uitvoeren van de overeenkomst te wijzen en haar hierover te informeren. De ondernemer stelt de consument hierover tijdens het intakegesprek en ook later nog meermalen te hebben geïnformeerd en verwijst daartoe naar: 1) een op 8 oktober 2008 gedateerde en ondertekende lijst, en 2) een handgeschreven (ingevuld) overzicht van 19 behandeldata met opmerkingen en aantekeningen. Uit deze stukken volgt echter onvoldoende dat, wanneer en op welke wijze de ondernemer aan zijn informatieplicht zou hebben voldaan.
Bovendien kent de commissie aan die stukken met het oog op de bedoelde informatieplicht weinig overtuigingskracht toe. De consument weerspreekt ter zitting ook stellig de juistheid van de gegevens op die lijst en die opmerkingen en aantekeningen. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de ondernemer in zijn informatieplicht tekort is geschoten.
De consument verlangt terugbetaling van de inmiddels voor de behandelingen betaalde bedragen.
De consument meende aanvankelijk 13 behandelingen te hebben ondergaan, maar ter zitting erkent zij de door de ondernemer aangegeven 19 behandeldata als juist. Nu onweersproken is dat zij € 75,– per behandeling heeft betaald, zal de commissie bepalen dat de ondernemer haar € 1.425,– dient te betalen. De commissie oordeelt dat ter beëindiging van het geschil ook redelijk en billijk.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de klacht gegrond is. Daarom dient de ondernemer (ook) het betaalde klachtengeld aan de consument te vergoeden en een vastgestelde bijdrage in de behandelingskosten te betalen.
Nu de overige geschilpunten niet tot een ander oordeel kunnen leiden, hoeven zij geen bespreking en beslist de commissie als volgt.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 1.425,– betaalt.
Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over het te betalen bedrag.
Partijen dienen elkaar over en weer in de gelegenheid te stellen aan hun verplichtingen uit dit bindend advies te voldoen.
Overeenkomstig het Reglement van de commissie betaalt de ondernemer aan:
a. de consument (bovendien) een bedrag van € 52,50 wegens betaald klachtengeld.
b. de commissie een bedrag van € 100,– als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil.
De commissie wijst het meer of anders door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Uiterlijke Verzorging op 17 december 2014.