Is de consument ontvankelijk in zijn klacht over een kurkgietvloer?

De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Niet-Ontvankelijkheidverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 246848/255191

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak betreft een geschil over een overeenkomst tot het leveren van een kurkgietvloer. De ondernemer stelt dat de consument niet-ontvankelijk moet worden verklaard in deze zaak, omdat hij de klacht te laat aan de ondernemer zelf dan wel aan de commissie heeft voorgelegd. Zo volgt uit de algemene voorwaarden van de brancheorganisatie van de ondernemer dat een klacht na drie maanden bij de ondernemer aanhangig moet worden gemaakt. Bovendien hanteert de commissie een termijn van twaalf maanden voor het aanhangig maken van het geschil bij de commissie nadat de klacht bij de ondernemer kenbaar is gemaakt.

Wat is de beslissing?

Uit de data die bij de commissie bekend zijn, volgt dat de consument beide van de bovengenoemde termijnen niet heeft gehaald. Dit heeft als gevolg dat de consument niet-ontvankelijk is in deze zaak.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Afbouw (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 25 oktober 2024 te Den Haag en digitaal (via ZOOM).

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

De consument werd ter zitting bijgestaan door mr. X

De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer A, die werd bijgestaan door de heren B en mr. C.

Met toestemming van partijen was ter zitting als toehoorder aanwezig mr. D.

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 6 augustus 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een kurkgietvloer tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 6.896,43.

De overeenkomst is toen uitgevoerd.

De beoordeling van de bevoegdheid van de commissie

Van het door partijen in augustus 2019 overeengekomene maken (ook) deel uit de Algemene Consumentenvoorwaarden voor het Afbouwbedrijf in Nederland, met in artikel 16 het voor de bevoegdheid van deze commissie relevante bindend adviesbeding. De ondernemer was toen lid van de Nederlandse Vereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), uit hoofde van welk lidmaatschap de ondernemer gehouden is die voorwaarden altijd deel te laten uitmaken van afspraken met consumenten, en ook om zich te houden aan het reglement van deze commissie. Dit betreft voor wat betreft het bindend adviesbeding een derdenbeding dat door de consument is geaccepteerd door dit geschil aanhangig te maken bij deze commissie.

De commissie is dan ook bevoegd om met bindend advies tussen partijen te beslissen. Het beroep van de ondernemer op onbevoegdheid van de commissie faalt dan ook.

De beoordeling van de ontvankelijkheid van de consument.

Van het door partijen overeengekomene maken deel uit de voor deze geschillenregeling relevante Algemene Consumentenvoorwaarden voor het Afbouwbedrijf in Nederland. In artikel 16 (Geschillenregeling) wordt in de leden 2 en 3 het volgende bepaald:

“2. Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de consument zijn klacht eerst bij de ondernemer heeft ingediend.
3. Nadat de klacht bij de ondernemer is ingediend, moet het geschil uiterlijk drie maanden na het ontstaan daarvan bij de geschillencommissie aanhangig worden gemaakt.”.

In artikel 6 lid 1 aanhef en onder b. van het Reglement van deze commissie is bovendien het volgende vastgelegd:

“De commissie verklaart op verzoek van de ondernemer – gedaan bij eerste gelegenheid – de consument in zijn klacht niet ontvankelijk:
(……)
b. Indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden na de datum waarop hij de klacht bij de ondernemer indiende bij de Commissie aanhangig heeft gemaakt”;
(…..)

Namens de ondernemer is bij eerste gelegenheid om meer redenen een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de consument.

Dit geschil is door de consument eerst op 4 januari 2024 bij deze geschillencommissie aanhangig gemaakt.

De commissie stelt voor zover hier relevant het volgende vast:

– op 8 december 2022 is de huidige (nieuwe) klacht over de hier aan de orde zijnde kurkgietvloer door de consument bij de ondernemer neergelegd;
– in het daarop gevolgde dispuut met de ondernemer is de consument met ingang van 14 februari 2023 bijgestaan door DAS Rechtsbijstand;
– in de op die laatstgenoemde datum door DAS Rechtsbijstand aan de ondernemer gestuurde brief staat het volgende vermeld:
(…) “U verwijst de aansprakelijkheid naar de aannemer, daar het probleem bij de ondervloer zou moeten liggen, terwijl de aannemer de aansprakelijkheid terug verwijst naar u, omdat het probleem niet bij de ondervloer kan zitten” (…);
– het dispuut is vervolgd en heeft niet geresulteerd in een vergelijk/oplossing;
– ten behoeve van de consument en in opdracht van DAS Rechtsbijstand heeft een deskundige onderzoek gedaan naar de oorzaak van de gestelde scheurvorming. Daarover is door de deskundige gerapporteerd op 21 maart 2023;
– op basis van die rapportage hebben partijen toen hun dispuut voortgezet. Dit weer zonder tastbaar resultaat. De stellingname van partijen is alleen maar (verder) verhard;
– De ondernemer heeft vervolgens een contra-expertise laten verrichten door een andere deskundige waarover op 25 oktober 2023 is gerapporteerd.
– daarop is het dispuut vervolgd en nog verder verhard.

De commissie is op basis hiervan van oordeel dat in de zin van de hierboven aangehaalde leden van artikel 16 van de algemene consumentenvoorwaarden het geschil van partijen reeds is ontstaan voor of op 14 februari 2023. Immers was toen duidelijk dat de reactie van de ondernemer op de klacht van de consument was dat toerekenbaar tekortschieten door de ondernemer gemotiveerd werd weersproken: er was toen dus sprake van een geschil. De commissie is vervolgens dan ook van oordeel dat uiterlijk op 14 februari 2023 de termijn van drie maanden is aangevangen waarbinnen het geschil bij deze commissie aanhangig moet zijn gemaakt. Die termijn heeft de consument echter ongebruikt voorbij laten gaan.

De ratio van die harde termijn is evident: het is de bedoeling dat geschillen “vers” bij de commissie aanhangig worden gemaakt, en dat dan in dat kader wordt beoordeeld of en in hoeverre niet voor rekening van partijen komend deskundigenonderzoek is vereist naar de oorzaak/reden van de klacht. Partijen hadden zich aldus beschouwd de eigen opgedragen onderzoeken kunnen besparen.

Ook de in het reglement van deze commissie aangeduide termijn van 12 maanden na datum indiening van de klacht bij de ondernemer is niet gehaald. De hier aan de orde zijnde klacht is bij de ondernemer neergelegd op 8 december 2022. Aldus had uiterlijk op 9 december 2023 deze klacht moeten worden ingediend bij het secretariaat van de commissie. Niet is gebleken dat de consument ter zake van de niet naleving van deze laatstgenoemde termijn geen verwijt treft.

De slotsom luidt dan ook dat in na te melden zin moet worden beslist.

Beslissing

De consument wordt in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. B.C. Westenbroek en mr. W. van den Berg, leden, op 25 oktober 2024.