Commissie: Advocatuur
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
80998/122907
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt stelt dat er gebreken in de werkzaamheden van de advocaat zijn geweest. Derhalve verlangt de cliënt creditering van de facturen van de advocaat. De commissie oordeelt dat de advocaat de client inderdaad beter had moeten informeren over de juridische inhoud en mogelijkheden omtrent de zaak. Andere werkzaamheden die door de advocaat zijn uitgevoerd zijn wel terecht geweest. Het verzoek tot schadevergoeding wordt aldus afgewezen. De klacht is gedeeltelijk gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt verhuurt een bedrijfspand aan de [straatnaam] te [stad]. De huurder kon op een gegeven moment de huur niet meer betalen. De cliënt heeft de advocaat ingehuurd om de huurpenningen van de bestuurders persoonlijk betaald te krijgen, omdat de vereniging geen geld had. Dit kon omdat in het contract een clausule was opgenomen die stelde dat bestuurders persoonlijk garant zouden staan voor eventuele schulden. Volgens de advocaat was het een sterke zaak. Na vele kosten deed de verdediging een beroep op onwetende echtgenotes waardoor deze garantstelling in het geding kwam. Volgens haar was er daarna geen mogelijkheid meer om de huurpenningen op de huurders privé te verhalen. Een second opinion bij een andere advocaat wees echter uit dat er nog meerdere mogelijkheden zijn. Bij een informele vereniging (waar hier sprake van is) zijn de bestuurders sowieso persoonlijk aansprakelijk.
De cliënt verlangt creditering van de facturen van de advocaat wegens de gemaakte fouten en gebrek aan kennis.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In overleg met cliënt is de dagvaarding niet aangebracht omdat 1) de vereniging het bedrijfspand opleverde, 2) de echtgenotes van de bestuurders zich op de nietigheid van de garantstelling bij de huurovereenkomst beroepen en 3) de vereniging geen vermogen zou hebben.
De advocaat heeft niet gesteld dat er geen mogelijkheid zou zijn de huurpenningen alsnog te incasseren. Maar er werd in overleg besloten het kort geding in te trekken. Het leek niet zinvol de zaak – die uitsluitend nog een geldvordering behelsde – aan de voorzieningenrechter voor te leggen.
De advocaat heeft de cliënt niet gewezen op de mogelijkheid dat de garantstelling van de bestuurders door de echtgenotes met een beroep op de nietigheid ongedaan had kunnen worden gemaakt en de zaak positief ingeschat. Dit is ook (formeel) juist. De bestuurders konden niets tegen de garantstelling inbrengen en dat hebben zij ook niet gedaan. Het is niet bij de advocaat opgekomen dat de heren gehuwd waren en/of dat aan de partners een beroep toekwam op deze nietigheid. Het wijzen van de cliënt op deze theoretische mogelijkheid had voor het wel of niet aanhangig maken van het kort geding geen verschil gemaakt. Dit omdat het beroep van de partners pas op 9 november 2020 werd gedaan, vlak voor de mondelinge behandeling.
De claim om al hetgeen werd gefactureerd terug te betalen is niet redelijk: de werkzaamheden behelsden het schrijven van een sommatiebrief, het opstellen van een kort geding dagvaarding en de kosten van het doen uitgaan van de dagvaarding / aangetekende poststukken. De werkzaamheden hebben tot de lege oplevering van het bedrijfsgebouw geleid en zijn dus niet zinloos geweest. Daarnaast zou de theoretisch mogelijkheid van een beroep op de nietigheid door de echtgenotes geen aanleiding geweest zijn om de werkzaamheden niet te verrichten. Bovendien was geen sprake van een informele vereniging.
De advocaat verzoekt de klachten af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Door de advocaat is opgemerkt dat zij zich afvraagt of de juiste partij de klacht heeft ingediend. De commissie stelt vast dat zij hieraan geen conclusie koppelt of een beroep doet op onbevoegdheid van de commissie. De commissie acht het aannemelijk dat de klacht namens de vader van de gemachtigde c.q. de cliënt is ingediend. Dit is door het secretariaat ook zo in de zaak gecommuniceerd. De commissie acht de cliënt daarom wel ontvankelijk in zijn klacht.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De commissie heeft kennisgenomen van de stukken en is van oordeel dat de advocaat de cliënt vooraf had moeten waarschuwen over de mogelijkheid dat de echtgenotes een beroep zouden doen op vernietiging. Ook speelt mee dat niet goed is uitgezocht of de vereniging informeel of formeel was nu in januari 2020 de vereniging van structuur gewijzigd was. Over beiden punten had de advocaat meer uitleg moeten geven. De commissie acht deze klachtonderdelen gegrond.
Dat de advocaat primair de vereniging aansprakelijk heeft gesteld en een verzoek deed tot ontruiming zijn naar het oordeel van de commissie terechte werkzaamheden. Na het beroep op vernietigbaarheid heeft zij in overleg met de cliënt de dagvaarding ingetrokken, hetgeen een logische beslissing lijkt, mede nu de ontruiming van het pand in der minne reeds was geschied. Niet is komen vast te staan dat het betrekken van medebestuursleden in die zin heeft geleid tot extra kosten of schade. De cliënt heeft de declaraties van de advocaat wel in het geding gebracht maar ook verzuimd te onderbouwen welke uren in zijn optiek gecrediteerd zouden moeten worden. De werkzaamheden die de advocaat heeft uitgevoerd komen de commissie juist en terecht voor en zullen moeten worden betaald. De commissie acht daarom de betaling van een schadevergoeding door de advocaat aan de cliënt niet aan de orde.
Het geheel overziend acht de commissie de klacht deels gegrond. De advocaat dient nu de klachten deels gegrond zijn reglementair het klachtengeld te vergoeden aan de cliënt en behandelingskosten te voldoen.
Wat partijen meer of anders hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie acht de klacht deels gegrond doch wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
De advocaat dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate, mevrouw mr. drs. S. Euwema, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C.C.J. Laenen, secretaris, op 19 november 2021.