Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
185199/194568
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De kinderen van de consument hebben een boete gekregen in het openbaar vervoer, omdat ze geen kaartje hadden. De consument klaagt hierover en voert aan dat de kinderen bezig waren met het kopen van een kaartje toen ze een boete kregen. De ondernemer voert verweer en geeft aan dat de kinderen ten onrechte geen kaartje hadden voor het vervoer. De commissie kan niet vaststellen dat de kinderen van plan waren om een kaartje te kopen. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de controleur van de ondernemer terecht de kinderen van de consument heeft beboet vanwege het in de tram niet beschikken over een geldig vervoersbewijs.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Mijn drie kinderen hebben ten onrechte een boete gekregen in de tram.
Ze waren net ingestapt en één van mijn zonen liep gelijk naar de kaartjesautomaat om drie dagkaarten te kopen. Hij stond in de rij en de volgende halte stappen drie controleurs in en ze lopen gelijk op hem af en vragen alle drie uit te stappen. Ze kregen geen kans om uitleg of verweer te geven dat ze een kaartje aan het kopen waren. Ze hebben gelijk drie boetes uitgeschreven en mijn bezwaar wordt gewoon niet aangenomen als de waarheid. Nu heb ik diverse bezwaren ingediend tegen deze boetes en die zijn allemaal afgewezen. Er is geen ruimte voor begrip en nu is er zelfs een regel dat je eerst moet betalen alvorens in bezwaar te kunnen gaan. Dat is helemaal ten nadele van de burger want dan ben je dus al je geld kwijt. Immers, een bezwaar wordt nooit aangenomen als waarheid. De controleur heeft altijd gelijk in de ogen van de ondernemer. Wij zijn nu € 165,– kwijt. Dit is een groot bedrag voor ons gezien onze financiële situatie. De Ombudsman heeft ook geen gehoor gekregen bij de ondernemer.
Als bewijs dat ik de kaartjes zou betalen voor mijn kinderen heb ik een kopie bijschrijving ingebracht d.d. 7 august 2022 op de rekening van mijn zoon voor € 20,–. Dit was bedoeld voor de aanschaf van de kaartjes. Ik ben met mijn gezin naar de kerk geweest die dag van 12.00 tot 13.45.
Ik ben met mijn vrouw naar huis gereden en mijn kinderen zijn gebleven in de kerk voor een jeugddienst van 14.00 tot 15.00. Daarna zouden ze zelf met het openbaar vervoer naar huis komen met tram vier. Ze zijn ingestapt en vrijwel direct overrompeld door de controleur.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 7 augustus 2022 constateerde de betrokken controleurs dat de kinderen van de consument (hierna: de kinderen) in een tramlijn 4 richting Zoetermeer-Lansingerland ter hoogte van de Escamplaan te ‘s-Gravenhage aanwezig waren. Een van hen stond tegen de kaartverkoopautomaat te leunen. De andere twee zaten op het bankje in het voertuig. Tevens stonden er geen andere passagiers bij de kaartverkoopautomaat. Pas toen de controleurs het voertuig instapte en zij hun controlewerkzaamheden aanvingen, stonden de andere twee op met de kennelijke bedoeling alsnog een kaartje te kopen.
De betrokken controleur heeft hen alle drie aangesproken en verteld dat zij onmiddellijk na aanvang van hun reis een kaartje moet kopen en niet nadat zij de controleurs hebben opgemerkt. Zij zijn vervolgens staande gehouden inzake artikel 70, lid 1 Wet Personenvervoer 2000.
Op grond van artikel 70, lid 1 van de Wet Personenvervoer 2000 is de reiziger verplicht te beschikken over een geldig vervoerbewijs, wanneer die gebruik maakt van het openbaar vervoer. Het is te allen tijde de verantwoordelijkheid van de reiziger om te reizen met een geldig vervoerbewijs. Het Besluit Personenvervoer, artikel 47, lid 1 schrijft bovendien voor dat de reiziger zich zo spoedig mogelijk van een geldig vervoerbewijs dient te voorzien.
De ondernemer is van mening dat daarvan in het onderhavig geval beslist geen sprake was.
Wij hebben ter zake bezwaarschriften ontvangen. Op 8 augustus 2022 hebben wij hoor en wederhoor toegepast bij de betrokken controleur. Op basis van de verklaring van de controleur hebben wij geantwoord op de bezwaren.
Op 26 augustus 2022 hebben wij een reactie ontvangen van de Ombudsman waarin zij aangeven dat zij onze reactie hebben teruggekoppeld en de klacht is gesloten.
Na de mededeling van de Ombudsman heeft de ondernemer het dossier gesloten. Feit blijft dat de kinderen zich tijdig van een geldig vervoersbewijs hadden kunnen voorzien. Eenieder is volgens de wet verplicht om de controleur tijdens een controle in het openbaar vervoer een geldig vervoerbewijs te tonen en/of te overhandigen. Als een reiziger een kaartje wil kopen bij de buschauffeur of uit de kaartverkoopautomaat zijn zij verplicht dit onmiddellijk te doen na het betreden van het voertuig en niet nadat zij de controleurs hebben opgemerkt. De controleurs zijn beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar en als zodanig bevoegd om op te treden in geval van overtredingen. De feitelijke waarneming van de controleurs is van essentieel belang voor de ondernemer. De betrokken buitengewoon opsporingsambtenaren zijn gehouden aan de waarheid en hebben geen enkele reden om de situatie anders voor te stellen.
Verzocht wordt de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat de kinderen van de consument tijdens een kaartcontrole niet beschikten over een geldig vervoersbewijs. Daarnaast stelt de commissie voorop dat passagiers gehouden zijn bij betreden van een tram zich zo spoedig mogelijk van een geldig vervoersbewijs te voorzien.
In dit geval zouden de kinderen van de consument bereid zijn geweest in de tram een vervoersbewijs via de kaartautomaat te kopen maar moesten daarvoor in de rij staan wachten. Dit zou de reden zijn geweest waarom zij nog geen geldig vervoersbewijs konden tonen aan de controleurs.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en ingebracht is dit niet komen vast te staan.
Immers, de controleurs geven als buitengewoon opsporingsambtenaar aan dat een van de kinderen tegen de kaartverkoopautomaat leunde en de andere twee op het bankje in het voertuig zaten. Er stonden volgens de controleurs geen andere passagiers bij de kaartverkoopautomaat, pas toen zij het voertuig instapten en hun controlewerkzaamheden aanvingen, stonden de andere twee kinderen op met de kennelijke bedoeling alsnog een kaartje te kopen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Hetgeen partijen voorts nog hebben aangevoerd behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. P. Vonk, de heer mr. M.A. Keulen, leden, op 14 februari 2023.