Kaartje met was bewerkt: vervoerder dient bij betwisting van de juistheid van deze aantijging te bewijzen.

De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Vervoerbewijs    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPV01-0111

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Aan de orde is de vraag of het door de consument gebruikte vervoerbewijs al dan niet met was wat was bewerkt zodat de vraag moet worden beantwoord of met een geldig vervoerbewijs werd gereisd.

De consument heeft een bedrag niet aan de ondernemer betaald. Een bedrag van € 19,97 heeft de consument bij de commissie gedeponeerd.
 
Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Dit komt erop neer dat ontkend wordt dat het vervoerbewijs is bewerkt.
 
Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Dit komt erop neer dat op grond van de bevindingen van de conducteur en vervolgens de spoorwegpolitie voldoende is komen vast te staan dat het vervoerbewijs met was is bewerkt.
 
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op 16 oktober 2001 heeft de consument zich bevonden in de trein tussen ‘plaatsnaam’ en ‘plaatsnaam’. Bij kaartcontrole is door de conductrice gesteld dat het kaartje (behorende tot een serie van vijf retourkaarten) ongeldig was omdat dit met was zou zijn bewerkt. Vervolgens is de kwestie overgedragen aan de spoorwegpolitie die een kort relaas van bevindingen heeft gemaakt. Dit relaas houdt onder meer in: "Bij het ene kaartje was duidelijk te zien dat er eerder een stempel op gestaan had. Voor beide was van toepassing: met was bewerkt. Dit was te zien en te voelen."
De desbetreffende kaartjes bevinden zich niet meer in het dossier van de ondernemer en zijn in het ongerede geraakt.
De commissie hanteert als uitgangspunt het bepaalde in artikel 6 lid 2 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, erop neerkomende dat eenieder voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld is bewezen. Hier wordt de aantijging dat het kaartje was vervalst ontkend, zodat het op de weg ligt van de ondernemer de juistheid van de aantijging te bewijzen. Daartoe zijn de bevindingen van de conductrice en de spoorwegpolitie onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende verifieerbaar.
Nu de plaatsbewijzen niet meer beschikbaar zijn, kan tegenover de betwisting door de consument de ondernemer de juistheid van zijn stellingen niet bewijzen of aannemelijk maken.
Het vorenstaande impliceert dat van de onschuld van de consument dient te worden uitgegaan en dat de ondernemer in het ongelijk dient te worden gesteld.
Dit betekent dat het bedrag dat door de consument in depot is betaald, namelijk € 19,97 dient te worden terugbetaald. Verder dient te worden vergoed het kaartje voor de terugreis ten bedrage van € 9,87. Tenslotte dient het klachtengeld te worden terugbetaald.
Voor vergoeding van aanvullende kosten is op grond van het bepaalde in het reglement geen plaats.
De commissie acht onvoldoende feitelijk gegrond de klacht van de consument met betrekking tot het handelen van de conductrice. Onvoldoende is aannemelijk geworden dat zij in de gegeven situatie op onheuse of onjuiste wijze te kennen heeft gegeven te twijfelen aan de geldigheid van het vervoerbewijs. Daarbij verdient opmerking dat de commissie geen grond heeft om aan te nemen dat de conductrice te dezer zake lichtvaardig heeft gehandeld.
 
Beslissing

De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 9,87. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Aan de consument wordt het in depot gestorte bedrag van € 19,97 terugbetaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer op 30 mei 2002.