Keuze voor de specifieke (achteraf ongeschikt gebleken) lesvariant aan beide partijen gelijkelijk te verwijten

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Beëindiging / opzegging    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 88185

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de al dan niet verschuldigdheid door de consument van het door de ondernemer bij haar bij factuur van 15 mei 2014 in rekening gebrachte bedrag van € 1.045,– te zake de module ‘Productietechnologie’, onderdeel van de opleiding Industrieel Ontwerpen.

De consument heeft op 13 juni 2014 schriftelijk aan de ondernemer laten weten van mening te zijn deze kosten niet verschuldigd te zijn.

Door de consument is het nog niet aan de ondernemer betaalde bedrag van € 1.045,– in depot gestort bij de commissie.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft zich in november 2013 bij de ondernemer ingeschreven voor de opleiding Industrieel Ontwerpen. Tot enkele malen toe bleken de van dit onderwijs deel uitmakende modules niet in de door de consument gewenste klassikale vorm op de door haar gewenste locatie aangeboden te kunnen worden. In overleg is toen besloten dat de consument met betrekking tot de module Producttechnologie e-learning zou uitproberen. Dit beviel echter geenszins. De consument heeft behoefte aan interactie met medestudenten en de docent en die had ze op deze manier onvoldoende.
De docent schoot ook tekort. Hij gaf immers aan dat het voor hem ook de eerste keer was dat hij in deze opleiding via e-learning als docent optrad en dat hij nog moest bijleren. Hij wist zelf ook niet precies hoe het werkte.

Ook bij de volgende module bleek de door haar gewenste onderwijsmethode voor de consument niet beschikbaar. De consument heeft toen de opleiding beëindigd.

De factuur ad € 1.045,60 is zij niet verschuldigd. Zij heeft de opleiding niet gevolgd en heeft al na twee weken laten weten met de e-learning variant te willen stoppen. De werkelijk door de ondernemer gemaakte kosten van € 125,– voor de verstrekte boeken wil zij wel vergoeden.
Verder heeft de ondernemer geen kosten aan haar gehad.

Ter zitting heeft de consument toegevoegd dat deze studie zich niet leent voor de e-learning vorm.
Er is dan immers geen mogelijkheid voor contact met materialen, hetgeen wel nodig is.
Desgevraagd heeft de consument voorts verklaard dat zij tot het beproeven van deze lesvorm door de ondernemer min of meer is overgehaald. De kans om de overeenkomst te annuleren, nadat de overeenkomst werd gewijzigd van klassikaal onderwijs naar e-learning is haar niet geboden. Die zou zij anders hebben benut.

De consument wil dat bepaald wordt dat zij jegens de ondernemer tot niet meer gehouden is dan tot vergoeding van de feitelijk gemaakte kosten voor lesmateriaal van € 125,–.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Het klopt dat de consument geen klassikaal onderwijs geboden kon worden, vanwege te weinig aanmeldingen voor de betreffende opleiding. Er is de consument toen voorgesteld dat zij de module in de e-learning variant zou kunnen volgen, hetgeen zij heeft geaccepteerd. De mogelijkheid die zij toen had de opleiding kosteloos te annuleren, heeft zij niet benut. Aan de consument zijn alle faciliteiten ter beschikking gesteld en zij is dan ook de volledige kosten die gemoeid zijn met de module verschuldigd.

De opleiding is geaccrediteerd en voldoet aan alle voorwaarden. De e-learning variant biedt voldoende mogelijkheden om contact met de medestudenten en de docent te onderhouden. De docent was wel degelijk geschikt en heeft van de andere studenten ook goede beoordelingen ontvangen.

Ter zitting heeft de ondernemer verklaard dat de consument op 1 april 2014 nog heeft ingelogd, en dus wel van de faciliteiten gebruik is blijven maken. Hoewel naar zijn mening op het moment dat de overeenkomst werd gewijzigd van klassikaal onderwijs naar e-learning aan de consument medegedeeld moet zijn dat zij de mogelijkheid had om kosteloos te annuleren, heeft de ondernemer hiervan geen bewijsstuk kunnen overleggen.

Beoordeling van het geschil

De commissie overweegt als volgt.

De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft een overeenkomst op afstand, waarvoor geldt dat deze gedurende tenminste de wettelijk vastgestelde periode door de consument kosteloos kan worden geannuleerd. Ook in de door de ondernemer gehanteerde algemene voorwaarden wordt nog eens uitdrukkelijk naar dit recht verwezen.

Toen partijen in december 2013 overeenkwamen dat de consument de module Producttechnologie in de e-learning variant zou gaan volgen, onderging de aanvankelijk tussen hen gesloten overeenkomst (gericht op het volgen van een klassikale opleiding) een dermate wezenlijke wijziging, dat feitelijk van een nieuwe overeenkomst gesproken moet worden. De ondernemer heeft dit ter zitting ook met zoveel woorden erkend. Hij heeft echter tegenover de betwisting hiervan door de consument niet kunnen aantonen dat hij de consument op dat moment heeft gewezen op het deze toekomende herroepingsrecht. Er kan dan ook niet vanuit worden gegaan dat de ondernemer aan de verplichting die hij hiertoe had heeft voldaan. Volgens de wettelijke bepalingen heeft dan in beginsel te gelden dat de periode gedurende welke de consument een kosteloze annuleringsmogelijkheid heeft wordt verlengd tot drie maanden.

Op het herroepingsrecht geldt in het geval van een overeenkomst tot het leveren van diensten een uitzondering, indien de uitvoering van de dienst met toestemming van de consument een aanvang heeft genomen, voordat de geldende herroepingstermijn is verstreken. Vaststaat dat hiervan sprake is. Na het besluit van de consument met de e-learning variant te gaan beginnen heeft de ondernemer de consument per 6 januari 2014 toegang gegeven tot het lesportaal en alle hiervan deel uitmakende faciliteiten. Dat de consument na twee weken besloot hier verder geen gebruik van te maken, iets wat overigens door de ondernemer wordt betwist (de consument zou ook in april 2014 nog hebben ingelogd), is iets dat voor eigen rekening en risico van de consument moet blijven. De consument kon na haar aanvang met de studie de overeenkomst niet langer zonder financiële consequenties beëindigen.

In de wet zijn enkele artikelen opgenomen die de bescherming regelen van een consument als het om door de ondernemer gehanteerde, en door deze op een tussen hen gesloten overeenkomst van toepassing verklaarde, algemene voorwaarden gaat.

De consument heeft aangevoerd dat zij het niet redelijk vindt dat zij niet financieel tegemoet wordt gekomen na haar besluit de opleiding voortijdig te beëindigen, waarmee zij zich impliciet beroept op de onredelijke bezwarendheid, en dus de vernietigbaarheid, van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer.

Het is de commissie gebleken dat de ondernemer, lid van de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), algemene voorwaarden hanteert, die afwijken van de “Algemene Voorwaarden Consumenten voor Particulier Onderwijs en Opleidingen”, die zijn overeengekomen tussen de Consumentenbond en de NRTO en in werking zijn getreden met ingang van 12 november 2013, derhalve voor het sluiten van onderhavige overeenkomst. De commissie is van oordeel dat de door de ondernemer gehanteerde algemene voorwaarden, die ten nadele van de consument afwijken van de hiervoor vermelde branchevoorwaarden, bij de verdere beoordeling van dit geschil buiten beschouwing moeten worden gelaten.

Voor de beoordeling van het geschil zal teruggevallen moet worden op het gemene recht. Dit bepaalt in een geval als het onderhavige, waarbij sprake is van een overeenkomst van opdracht, in 7:411 BW:  “1. Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd.
2. In het in lid 1 bedoelde geval heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien, in mindering gebracht.”

De reden voor beëindiging is dat de e-learning variant de consument niet bevalt en dat zij voorziet dat ook de toekomstige modules slechts in die vorm aan haar aangeboden zullen blijven worden, nu het zich laat aanzien dat er ook dan onvoldoende studenten zijn om de lessen klassikaal aan te kunnen bieden. Voorts is de consument niet tevreden over de kwaliteit van het onderwijs.

Wat betreft bedoelde kwaliteit is de juistheid van de stelling van de consument dat deze te wensen over zou laten, niet komen vast te staan. Zij mag van mening verschillen over de vraag of een dergelijke opleiding zich leent voor het aanbieden ervan in een e-learning variant, maar door de ondernemer is aangevoerd dat de opleiding geaccrediteerd is en aan alle voorwaarden voldoet, waarmee de toezichthouders de opleiding kennelijk wel van voldoende kwaliteit, en de leervorm wel voldoende geschikt, achten. Die stelling is door de consument niet betwist.
De verwijten van de consument aangaande de docent zien slechts op één uitlating van hem aan het begin van de opleiding, die niet meer zegt dan dat hij ook nog aan deze leervorm moet wennen. Onweersproken door de consument heeft de ondernemer voorts gesteld dat de docent door de overige studenten goed is beoordeeld. Gezien de korte periode dat, en de beperkte setting waarin, de consument ervaring op heeft kunnen doen met de docent kan aan haar oordeel daarenboven niet teveel zelfstandige waarde worden toegekend.

Dat de e-learning variant de consument niet ligt is iets wat in beginsel in haar eigen sfeer moet worden geacht te vallen. Het is primair aan haar om zich ervan te vergewissen of het aanbod waarop zij ingaat past bij haar wensen en mogelijkheden. Hierbij geldt wel dat de ondernemer een verantwoordelijkheid heeft de juiste informatie te verschaffen. Hij was ervan op de hoogte dat de consument in eerste instantie koos voor klassikaal onderwijs en hij was degene die met de suggestie van de e-learning variant kwam. Het is moeilijk vast te stellen of hij hiermee het belang op het oog had van de consument, zodat deze toch de door haar gewenste studie kon aanvangen, of zijn eigen belang om de consument niet als klant te verliezen, met de hiervan voor hem nadelige consequenties als gevolg.
De consument heeft verklaard zich min of meer overgehaald te hebben gevoeld om de e-learning vorm te proberen. Wat hiervan zij; gesteld noch gebleken is dat de ondernemer actief heeft onderzocht of deze leervorm wel een goed alternatief voor de consument was. Dit mocht, gezien de eerder uitgesproken voorkeur van de consument en de (financiële) implicaties van het desondanks in een tweede keuze variant aanvangen van de opleiding, wel van hem verwacht worden. 

Al met al oordeelt de commissie dat de reden voor de tussentijdse beëindiging gelijkelijk in de risicosfeer van elk der partijen valt. 

In beginsel behoefde de ondernemer dan ook niet akkoord te gaan met een kosteloze beëindiging.
De vraag dient nog beantwoord te worden op welk deel van het loon de ondernemer in redelijkheid nog aanspraak kan maken, respectievelijk die of er aan diens zijde besparingen aan de orde zijn waarmee rekening gehouden dient te worden.

De commissie neemt in ogenschouw hetgeen hiervoor al omtrent de reden voor beëindiging werd opgemerkt en voorts dat de specifieke lesvorm met zich mee brengt dat met het toegang geven tot het portaal het gehele lesmateriaal in een keer ter beschikking wordt gesteld. De ondernemer is hiermee zijn gedeelte van de overeenkomst voor het overgrote deel nagekomen. Het deel aan werkzaamheden en (hiermee gepaard gaande) kosten dat als besparingen aan zijn zijde zou moeten worden aangemerkt laat zich dan ook als relatief klein inschatten. Anders gezegd: het door de ondernemer feitelijk geleverde is nagenoeg de gehele door hem verschuldigde prestatie. Hier valt dan weer op af te dingen dat waar de keuze voor de specifieke (achteraf ongeschikt gebleken) lesvariant aan beide partijen gelijkelijk valt te verwijten, deze omstandigheid deels voor eigen risico en rekening van de ondernemer dient te blijven.

De commissie oordeelt al met al dat de redelijkheid met zich meebrengt dat de consument 50% van het bij haar door de ondernemer in rekening gebracht bedrag voldoet.

De klacht is al met al deels gegrond.

Nu de consument deels in het gelijk wordt gesteld, zal de ondernemer ook de helft van het door de consument betaalde klachtengeld dienen te vergoeden. De behandelingskosten zullen navenant beperkt worden.

Bepaald zal worden dat het door de consument bij de commissie in depot gestorte bedrag ad € 1.045,– voor de helft, derhalve een bedrag van € 522,50, aan haar zal worden teruggestort en voor het resterende bedrag aan de ondernemer zal worden doorbetaald.

De commissie beslist als volgt.

Beslissing

De consument is een bedrag van € 522,50 aan de ondernemer verschuldigd. Het door de consument in depot gestorte bedrag ad € 1.045,– zal derhalve voor de helft aan haar zal worden teruggestort en voor de andere helft aan de ondernemer worden doorbetaald.

De ondernemer zal aan de consument de helft van het door haar betaalde klachtengeld (derhalve € 51,25) dienen te vergoeden.
Als bijdrage in de behandelingskosten is de ondernemer € 325,– verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, op 31 oktober 2014.