Kinderopvang beëindigde opvang te snel en zonder waarschuwing, maar terugkeer kind niet haalbaar

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 1313020/1314835

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagde over de beëindiging van de opvangovereenkomst van zijn driejarige zoon vanwege bijt- en ontsnappingsgedrag. Volgens de consument was de opzegging plotseling, zonder voorafgaande waarschuwing of duidelijke communicatie over incidenten. De ondernemer stelde dat de situatie onhoudbaar was geworden na meerdere bijtincidenten en ontsnappingen en dat onmiddellijke beëindiging noodzakelijk was voor de veiligheid van andere kinderen. De commissie stelde vast dat er geen schriftelijke rapportages of waarschuwingen waren opgesteld en dat niet is gebleken van een spoedeisende situatie die directe opzegging rechtvaardigde. Ook was de wettelijke opzegtermijn van één maand niet in acht genomen. Daarmee heeft de ondernemer formeel en procedureel onzorgvuldig gehandeld. Tegelijkertijd erkende de commissie dat de zoon van de consument meer begeleiding en zorg nodig heeft dan een reguliere opvang kan bieden en dat terugkeer naar de opvang daarom niet aangewezen is. De klacht werd gegrond verklaard, maar de overeenkomst blijft beëindigd. De ondernemer moet het klachtengeld aan de consument vergoeden.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de beëindiging van de opvangovereenkomst vanwege bijt- en ontsnappingsgedrag van de zoon van de consument.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De opvang van [naam zoon], de driejarige zoon van de consument, is met een opzegtermijn van veertien dagen zonder eerdere formele waarschuwing beëindigd. De beëindiging heeft te maken met bijtincidenten, waar de consument nooit eerder over is geïnformeerd. Daarnaast zou de zoon van de consument vaak ontsnappen, waar de consument slechts over is geïnformeerd op 27 juni 2025 en 15 augustus 2025.

De zoon van de consument heeft eerder bij een andere locatie van de ondernemer gezeten en de ondernemer was dus bekend met het feit dat de zoon van de consument een beetje anders is, toen hij werd toegelaten.

De consument is het niet eens met de redenen voor beëindiging, nu hij niet eerder is geïnformeerd over incidenten. Een ontsnappingsincident van weken geleden acht de consument geen goede grondslag voor directe beëindiging van de overeenkomst. De consument verzoekt om heroverweging van de beëindiging, mede gezien het feit dat het regelen van de ambulante hulp voor zijn zoon inmiddels vergevorderd is.

De consument verzoekt om overplaatsing van zijn beide kinderen naar een andere locatie van de ondernemer, die beschikt over een goed afgesloten speelterrein. Bij de huidige locatie ontstaan onveilige situaties doordat BSO-kinderen deuren open laten staan waardoor andere kinderen naar buiten kunnen.

De consument verzoekt daarnaast om vergoeding van gederfde inkomsten van zijn vrouw, omdat zij thuis moest zijn voor de kinderen en uitbetaling van de openstaande tegoeden.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

Bij de ondernemer was geen voorgeschiedenis van het kind bekend. Al vanaf het begin van de opvang bestonden zorgen rondom de behoeften van het kind. Zo maakte hij niet tot nauwelijks contact, had hij een spraakachterstand en huilde hij erg veel. Ook was hij erg beweeglijk, was hij bezig met het klimmen op meubels en het openmaken van voorwerpen en bleek hij continu bezig met ontsnappen.

De zorgen zijn met de moeder van het kind gedeeld en zij gaf toestemming voor contact met de pedagogische coach, de intern begeleider (IB) en betrokken derden. Hierop heeft een diagnostisch onderzoek plaatsgevonden. Een externe instantie zou ondersteuning bieden, maar ondanks vele pogingen van de ondernemer is het niet gelukt met deze instantie contact te krijgen.

De zoon van de consument heeft meer zorg nodig dan een reguliere opvang kan bieden. Met de consument was afgesproken dat zijn zoon pas vanaf 8:30 uur gebracht zou worden, omdat voor die tijd onvoldoende toezicht beschikbaar was. Communicatie met de consument bleek soms lastig, vooral als de consument in het buitenland verbleef voor zijn werk.

In de zomervakantie verliep de opvang beter, vanwege de inzet van extra personeel. Na de zomervakantie was de inzet van extra personeel niet meer mogelijk en vertoonde de zoon van de consument bijtgedrag en greep hij andere kinderen hardhandig vast. Dit is ook met de consument besproken, de moeder van het kind gaf aan dat zij dit gedrag van thuis herkende.

Op een bewuste dag in september was de zoon van de consument reeds driemaal kwijt geweest en heeft hij twee kinderen zo hard gebeten dat tandafdrukken door de kleding heen zichtbaar waren. Hiermee was niet alleen de veiligheid van de zoon van de consument zelf, maar ook de veiligheid van andere kinderen in het geding. De situatie bleek onhoudbaar en daarom heeft de ondernemer de opvang per direct beëindigd. Toch heeft de ondernemer de opvang nog met veertien dagen verlengd totdat de vader van het kind terug was in Nederland.

De ondernemer heeft zich ten volste ingezet om de intensieve opvang én zorg voor de zoon van de consument te realiseren, hetgeen blijkt uit het observatieverslag en de correspondentie, maar de situatie bleek niet meer houdbaar.

Volgens de ondernemer is sprake van een zwaarwegende reden in de zin van artikel 11 lid 2 sub b en c van de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang, Dagopvang en Buitenschoolse opvang. De waarschuwing waar het artikel over spreekt is als zodanig niet gegeven, maar door de heftigheid van de bijtincidenten in combinatie met de onevenredige verzwaring voor de andere kinderen maakte dat een waarschuwing niet meer tot de mogelijkheden behoorde.
Dat al langere tijd zorgen waren, was de consument zeker bekend. Dit blijkt ook uit het feit dat al langere tijd de consument zijn zoon later moest brengen en regelmatig eerder moest komen halen. Ook door het feit dat er aanvullende zorg ingeschakeld moest worden was duidelijk dat de reguliere kinderopvang alleen onvoldoende was.

Ten aanzien van de schade die de consument nu stelt te hebben, is de ondernemer van mening dat gelet op de escalerende situatie (dat sprake was van achteruitgang in het gedrag), een vergoeding van schade niet van de ondernemer gevraagd kan worden, mede omdat het geen recht doet aan alle extra inspanningen die gedaan zijn rondom de opvang van en zorg voor de zoon van de consument.

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader
De ondernemer heeft zich beroepen op de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang, Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017, terwijl op de overeenkomst van de consument de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang, Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2025 van toepassing zijn. De commissie hanteert de toepasselijke Algemene voorwaarden voor Kinderopvang, Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2025 als toetsingskader in dit geschil.

Op grond van artikel 10 lid 2 en 3 van deze Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen.

Hiervan kan conform artikel 10 lid 2 sub b van de Algemene Voorwaarden sprake zijn als het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen en/of de dienstverlening van de ondernemer aan (de kinderen van) andere ouders belemmert of onevenredig verzwaart.
Voordat de ondernemer op deze grond de toegang weigert, waarschuwt de ondernemer de ouder, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet kan worden verlangd vanwege de ernst of de spoed.

Op grond van artikel 10 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.

Is sprake van een zwaarwegende reden?
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat de betreffende bijtincidenten op 26 september 2025 zodanig ernstig waren dat het acute beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. De incidenten zijn niet schriftelijk vastgelegd, bijvoorbeeld in een dagrapportage of incidentenrapportage. De consument is over deze incidenten ook niet eerst geïnformeerd. Dat de bijtincidenten dusdanig heftig zijn dat de geplande evaluatie op 9 oktober 2025 niet afgewacht kon worden, kan de commissie dan ook niet vaststellen.

Volgens de ondernemer hebben in de periode voorafgaand aan 26 september 2025 meerdere bijt- en ontsnappingsincidenten plaatsgevonden en waren de incidenten op 26 september 2025 slechts de spreekwoordelijke druppel. De ondernemer voert aan deze incidenten tijdens ophaalmomenten met de consument en zijn partner te hebben besproken. De consument heeft ontkend hiervan op de hoogte te zijn gesteld. Voor de commissie is niet vast te stellen of en zo ja, hoe dit met de consument en zijn partner is besproken. De ondernemer heeft hierover immers niets vastgelegd in de dagrapportage of in schriftelijke correspondentie.

Onder deze omstandigheden kan de commissie niet vaststellen dat sprake is van een zwaarwegende reden die de eenzijdige opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt.

Wijze van opzegging
Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer bij de opzegging ook niet de zorgvuldigheidseisen in acht genomen. Zo is aan de consument geen formele waarschuwing gegeven, waaruit zou blijken dat bij herhaald gedrag de opvangovereenkomst zou worden beëindigd. Dat dit niet is gebeurd heeft de ondernemer erkend. De commissie kan niet vaststellen dat het geven van een waarschuwing in deze situatie niet van de ondernemer kon worden verlangd vanwege ernst of spoed.

Verder is de commissie van oordeel dat de ondernemer niet heeft gehandeld conform artikel 6 lid 5 sub b van de Algemene Voorwaarden, nu de daarin opgenomen opzegtermijn van ten minste één maand niet in acht is genomen. De ondernemer heeft de opvang met onmiddellijke ingang beëindigd en deze, uit coulance, nog gedurende veertien dagen voortgezet. De commissie heeft begrip voor het standpunt van de ondernemer dat bijtgedrag onaanvaardbaar is. Niettemin is de commissie van oordeel dat de Algemene Voorwaarden geen grondslag bieden voor een onmiddellijke beëindiging van de opvang.

Daarnaast kan de commissie niet tot de conclusie komen dat de ondernemer zich in voldoende mate heeft ingespannen om tot een alternatieve oplossing te komen. Dat de ondernemer herhaaldelijk contact heeft opgenomen met de organisatie voor ambulante begeleiding, acht de commissie daartoe onvoldoende.

Evenmin blijkt dat de ondernemer verder onderzoek heeft gedaan naar andere mogelijkheden dan de door de consument aangedragen alternatieve locatie, [naam locatie], die door de ondernemer als ongeschikt is beoordeeld. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer zich hoofdzakelijk gericht op interne maatregelen, waarbij de ondernemer zich weliswaar heeft ingespannen (bijvoorbeeld door het kind op bepaalde momenten van de groep te halen en bij de managers te plaatsen), maar dit kan niet worden aangemerkt als het daadwerkelijk zoeken naar alternatieve opvangvoorzieningen.

In zoverre is de klacht van de consument gegrond.

Conclusie
Hoewel de klacht van de consument gegrond is, kan de commissie niet concluderen dat de opvangovereenkomst ongewijzigd in stand dient te blijven.

Tussen partijen staat vast dat de zoon van de consument een verhoogde mate van zorg en aandacht behoeft, die de reguliere opvang van de ondernemer niet kan bieden. Onweersproken heeft de ondernemer naar voren gebracht dat tijdens de vakantieperiode alles in het werk is gesteld om adequate opvang voor de zoon van de consument te realiseren. Dit is slechts mogelijk gebleken door de inzet van extra personeel en het vooruitzicht op ambulante begeleiding. Nu tijdens het schooljaar geen extra personeel beschikbaar is en de ambulante begeleiding niet tot uitvoering is gekomen, acht de commissie het niet aangewezen dat de zoon van de consument naar de opvang terugkeert.

Vergoedingen
De consument heeft meerdere vorderingen ingediend, waaronder aanspraken op vergoeding van gederfde inkomsten en op uitbetaling van openstaande tegoeden.

De consument dient in deze vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De verkorte procedure waarin het onderhavige geschil wordt behandeld, is op grond van artikel 24 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Kinderopvang uitsluitend bedoeld om de rechtmatigheid van de weigering van de toegang tot de opvanglocatie te toetsen.

Een verkorte procedure leent zich niet voor de behandeling of toekenning van schadevergoedingsvorderingen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:
– verklaart de consument niet-ontvankelijk in zijn vordering;
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst door de ondernemer, maar dat de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer gelet op de behoeften van de zoon van de consument desondanks rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
– bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 25, – aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, mevrouw J.M.A. van Haren, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 21 oktober 2025.

Print/PDF