Kinderopvang handelde zorgvuldig bij melding aan Veilig Thuis na zorgwekkende uitspraak kind

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 1041162/1180224

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagde over een melding die de kinderopvang bij Veilig Thuis had gedaan naar aanleiding van een uitspraak van zijn dochter. Volgens de consument was de melding overhaast en onzorgvuldig, omdat de stappen van de meldcode niet volledig waren gevolgd en de ondernemer zich liet beïnvloeden door de moeder van het kind. Ook zou er geen sprake zijn geweest van een noodsituatie of van een daadwerkelijke disclosure. De ondernemer stelde dat de melding is gedaan conform de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, na overleg met Veilig Thuis. De uitspraak van het kind werd terecht als disclosure aangemerkt, wat volgens het protocol onmiddellijke melding vereist. De commissie stelde vast dat de melding op 10 februari 2025 is gedaan, na een adviesgesprek met Veilig Thuis op 6 februari. Er was dus geen sprake van overhaast handelen. De ondernemer had zorgvuldig volgens het protocol gehandeld, waarbij kindveiligheid vooropstaat. Dat de melding voor de consument ingrijpende gevolgen had, achtte de commissie invoelbaar, maar niet verwijtbaar aan de ondernemer. De klacht is ongegrond verklaard en het verzoek tot intrekking van de melding is afgewezen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door de ondernemer gedane melding bij Veilig Thuis aangaande de dochter van de consument.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

Op 6 februari 2025 is er door de ondernemer een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis naar aanleiding van een uitspraak van de dochter van de consument bij de ondernemer diezelfde dag. De consument is hierover enkel achteraf geïnformeerd. De consument verwijt de ondernemer dat op stel en sprong en zonder de stappen van de Meldcode volledig en/of op juiste wijze te doorlopen, een zorgmelding bij Veilig Thuis is gedaan. Uit de handelswijze blijkt een grote mate van vooringenomenheid/ beïnvloeding van de ondernemer door de moeder/ex-partner van de consument. De ondernemer heeft onzorgvuldig c.q. onrechtmatig jegens de consument gehandeld en heeft actief partij gekozen in het geschil tussen ouders door zo te handelen. De zorgmelding heeft (mede) grote negatieve gevolgen gehad voor de consument én zijn kinderen.

De moeder heeft in een gerechtelijke procedure geprobeerd om de consument in een kwaad daglicht te zetten. De consument verzoekt om de klacht tegen de ondernemer gegrond te verklaren en de ondernemer te verplichten om Veilig Thuis gedane zorgmelding per direct en in zijn geheel in te trekken.

Ter zitting heeft de gemachtigde van de consument aangegeven dat in de registratie van de gebeurtenissen, zoals door de ondernemer overgelegd, een onjuiste tijdlijn wordt weergegeven.
De melding bij Veilig Thuis is niet gedaan op 10 februari, zoals daarin wordt aangegeven, maar al op
6 februari, zodat geen sprake is geweest van een zorgvuldig proces. Ook stelt gemachtigde dat geen sprake is van een disclosure, er is onvoldoende rekening gehouden met de situatie. De consument had zijn dochter al drie weken niet gezien. De dochter is beïnvloed door de moeder. Er was geen sprake van een acute noodsituatie, welke een melding zou rechtvaardigden. Stap 2 van de meldcode is overgeslagen en de signalenkaart is ten onrechte niet ingevuld.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

De ondernemer stelt dat de suggestie dat medewerkers van de ondernemer beïnvloed zijn door de moeder in het handelen in deze situatie ongegrond is. De handelingen zijn uitsluitend gebaseerd op de concrete, door het kind zelf geuite signalen van mogelijk grensoverschrijdend gedrag en de wettelijk verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De Meldcode schrijft voor dergelijke signalen altijd serieus te nemen en te melden bij Veilig Thuis, onafhankelijk van eventuele familieconflicten.

De ondernemer is verplicht ervoor te zorgen dat alle medewerkers, die direct contact met kinderen en ouders hebben, op de hoogte zijn van en handelen conform het landelijk protocol kindermishandeling.
Dit heeft de ondernemer voor medewerkers toegankelijk gemaakt met behulp van het protocol ‘Kindermishandeling en Grensoverschrijdend gedrag’, managers die opgeleid zijn tot ‘aandachtsfunctionaris’ en inhoudelijke bijeenkomsten. De Meldcode en daarmee het protocol is in de kinderopvang leidend en de kindveiligheid staat voorop. Een directe uitspraak van een kind zoals in betreffende casus is een zeer ernstig signaal van mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Dit signaal is op zichzelf voldoende om de meldcode te activeren, ongeacht het ouderlijk geschil. Het risico van niet handelen of zelf een ‘onderzoek’ starten, is veel groter dan het risico van handelen. Het kind kan in een potentieel gevaarlijke situatie blijven verkeren en de medewerker is niet opgeleid of bevoegd om aan juridische waarheidsvinding te doen. Een zorgmelding wordt gemaakt in het belang van het kind en volgens zorgvuldige stappen. Dit behelst altijd een lastige situatie waarin de veiligheid van het kind voor de ondernemer op één staat.

In de registratie van de ondernemer zijn de stappen terug te vinden die de ondernemer heeft gezet in deze melding. De uitspraak die de dochter van de consument op 6 februari deed, is conform de definitie in het protocol aangemerkt als een disclosure. In de stappen die hierna zijn gezet is dan ook gehandeld conform de afspraken die gelden omtrent een disclosure. Bij een disclosure is altijd sprake van meldnorm 1.

Bij meldnorm 1 dient er gemeld te worden bij Veilig Thuis. Na de disclosure hebben de medewerkers de uitspraak van de dochter gemeld bij de manager. Er is geen signalenkaart ingevuld, omdat het invullen van de signalenkaart indien er sprake is van disclosure een hulpmiddel is en geen verplichting. Na interne afstemming is, conform de werkwijze rondom disclosure, contact gezocht met Veilig Thuis voor een adviesgesprek. Dit gesprek vond plaats op 6 februari tussen Veilig Thuis en de manager Kinderopvang. Gezien de aard van de uitspraak als disclosure, adviseerde Veilig Thuis direct om een zorgmelding te maken. Op 10 februari is de zorgmelding bij Veilig Thuis schriftelijk opgemaakt en verstuurd.

Er is geen sprake van overhaaste stappen, maar van een zorgvuldig doorlopen proces in het belang van de dochter van de consument. In de melding van Veilig Thuis is terug te lezen dat zowel de consument als de moeder gebeld zijn om hen te informeren over de zorgmelding. De manager heeft de consument niet direct kunnen bereiken, maar later alsnog geïnformeerd.

Wellicht had er gewacht kunnen worden met het doen van de melding totdat de consument ook bereikt was. Echter had dit niets afgedaan aan het feit dat er een melding gemaakt zou worden. Vanuit deze overweging is de melding gemaakt. Het nadenken over of de uitspraak ook anders geduid had kunnen worden, is geen taak van de ondernemer. De rol van de ondernemer is signaleren en melden en niet onderzoeken. De genomen stappen zijn zorgvuldig gezet. Er is geen sprake van een premature zorgmelding, waarbij het protocol niet is gevolgd.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Sinds 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht.
Die meldcode geeft professionals in de kinderopvang de verantwoordelijkheid om te reageren bij signalen en zorgen omtrent een kind. Professionals zijn verplicht te handelen volgens de stappen van de meldcode. De commissie dient te beoordelen of de ondernemer bij het doen van de melding voldoende zorgvuldig te werk is gegaan.

Allereerst merkt de commissie op dat uit de tijdregistratie, de toelichting in het verweerschrift en de mondelinge toelichting ter zitting duidelijk blijkt dat op 6 februari contact is geweest tussen de ondernemer en Veilig Thuis, waarbij de uitspraak, die de dochter van de consument op diezelfde dag heeft gedaan, is besproken.
Vervolgens is op 10 februari digitaal en schriftelijk een melding gedaan bij Veilig Thuis, overeenkomstig het advies dat Veilig Thuis op 6 februari heeft gegeven.
Dat de melding op 10 februari is gedaan – en niet op 6 februari, zoals de gemachtigde van de consument stelt – blijkt alleen al uit het feit dat op de online melding de datum van 10 februari staat vermeld. Hierop kan niet (handmatig) een andere datum worden ingevoerd. In de melding wordt ook aangegeven dat op 6 februari door de manager van de ondernemer telefonisch contact is opgenomen met Veilig Thuis om advies in te winnen, waarop Veilig Thuis heeft aangegeven dat een melding gedaan moest worden. Dit is nadien ook door Veilig Thuis per mail aan de ondernemer bevestigd.

Uit de tijdregistratie komt dit eveneens naar voren. Dat al op 6 februari telefonisch contact zou zijn geweest met de consument en de moeder blijkt hier niet uit. Dat is op 10 februari gebeurd. Met de moeder is gesproken voordat de melding is gedaan en met de consument nadat de melding is gedaan, omdat de consument eerder niet bereikbaar was. De stelling van de gemachtigde ter zitting dat op 6 februari telefonisch contact is geweest tussen de ondernemer en de consument, is niet onderbouwd of aangetoond.
De commissie komt tot de conclusie dat de melding bij Veilig Thuis is gedaan op 10 februari 2025.

Verder is de commissie van oordeel dat de aanbieder de uitlating van de dochter van de consument terecht heeft opgevat als een disclosure en dienovereenkomstig heeft gehandeld. De ondernemer beschikt over een zeer duidelijk protocol en heeft dit protocol op een juiste wijze gevolgd. Het is niet aan de ondernemer om de situatie zelf op waarde te schatten of hier een eigen interpretatie aan te geven. Van de ondernemer kan niet worden verwacht van de gehele thuissituatie van een kind op de hoogte te zijn en deze situatie te betrekken bij uitlatingen die een kind doet. Het is slechts aan de ondernemer om te reageren bij signalen van mogelijk huiselijk geweld of mishandeling overeenkomstig het daarvoor opgesteld protocol. Nu sprake was van een disclosure behoefde de melding niet eerst met de ouders te worden besproken en was ook het invullen van de signalenkaart geen vereiste. Dat de melding voor de consument zeer onaangenaam is geweest en dit mogelijk voor hem nadelige gevolgen heeft (gehad) en hij hierdoor zeer is geraakt, is invoelbaar. Dat betekent echter niet dat de ondernemer hierin verwijtbaar of onjuist heeft gehandeld.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst af het door de consument verzochte.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 9 oktober 2025.

Print/PDF