Commissie: Water Zakelijk
Categorie: Kosten
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
60769/79350
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klacht betreft een waternota, waarvan de klaagster de omvang van het verbruik bestrijdt. Volgens de klaagster is er geen grote lekkage geweest. Het bedrijf geeft aan dat op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden, de omvang van het verbruik bindend wordt vastgesteld door het op de watermeter geregistreerde verbruik. Uitzonderingen zijn het niet juist functioneren van de watermeter of een foutieve verwerking van de meterstanden. De klaagster heeft de meterstand zelf doorgegeven. De verwerking van de meterstand is dan ook juist geweest. De commissie oordeelt dat er op de klacht, gemotiveerd verweer is gevoerd. De commissie geeft voorts aan dat in dit geding niet komen vast te staan dat de meter niet deugdelijk functioneerde, waarmee het doek valt voor de klacht van klaagster de consument. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het door het bedrijf op de waternota van 25 juli 2020 in rekening gebrachte verbruik van water ten bedrage van € 2.789,54.
De klaagster heeft een bedrag van € 2.789,54 niet betaald aan het bedrijf en bij de commissie gedeponeerd.
De klaagster heeft op 2 augustus 2020 de klacht voorgelegd aan het bedrijf.
Standpunt van de klaagster
Het standpunt van de klaagster luidt in hoofdzaak als volgt.
De klaagster bestrijdt de omvang van het door het bedrijf in rekening gebrachte verbruik in 2019/2020 van 4.262 m3. Er is geen sprake geweest van een omvangrijke lekkage. De situatie kan op geen enkele wijze het veronderstelde verbruik verklaren. Het bedrijf gaat niet in op het verzoek van de klaagster om de situatie ter plekke te komen bekijken. Ook gaat het bedrijf niet in op het verzoek van de klaagster om tot een redelijk compromis te komen. Het bedrijf blijft erbij dat de meterstand juist is en daarmee bepalend voor de omvang.
Op de begraafplaats zijn 3 kranen aanwezig van een bepaald merk. De kranen zijn zodanig geconstrueerd dat deze niet open kunnen blijven staan. De toevoer naar de kranen is ondergronds.
De put waarin de watermeter is gesitueerd kan worden afgesloten.
Een dergelijke grote lekkage had moeten worden opgemerkt. Daarvan is geen sprake geweest.
Ter zitting heeft de klaagster voor zover van belang nog het volgende aangevoerd.
De klaagster heeft een onderzoek naar de meter niet geweigerd. De klaagster wilde met het bedrijf in gesprek komen over de mogelijkheden van het onderzoek. De klaagster vermoedt dat het tellerwerk is versprongen. Bij het bereiken van de 1000 m3 moet het tellerwerk op 5000 zijn versprongen. De vraag was of dat ook bij een meterijking kon worden vastgesteld. Op die vraag kreeg de klaagster geen antwoord van het bedrijf. De kleine lekkage waarvan in de stukken melding wordt gemaakt was al verholpen. De meter dateert van 2010. Het bedrijf heeft zich niet klantvriendelijk opgesteld.
Vanwege het risico van ongelijk bij de ijking (kosten voor rekening van de in het ongelijk gestelde partij), alsmede de zeer geringe kans van slagen, gelet op de beperkt verstreken technische levensduur van de watermeter en thans erkende normaal functioneren van de watermeter, ziet de klaagster ervan af dat alsnog een ijking en een verdergaand onderzoek naar een eventuele storing van het tellerwerk plaatsvindt.
Standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 15 juni 2020 gaf de klaagster de meterstand op voor de jaarlijkse afrekening. Omdat die stand, 2093 m3, fors afweek van de verwachte meterstand, verzocht het bedrijf de stand te controleren. Daarop werd een meterstand van 5093 m3 opgegeven. Het bedrijf wees erop dat mogelijk sprake was van een lekkage. Daarop wees ook het door de klaagster ingestuurde filmpje waarop de tandwielen draaiden. Ook wees het bedrijf diverse malen op de mogelijkheid van een ijking. Van die mogelijkheid heeft de klaagster geen gebruik gemaakt.
Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden wordt de omvang van het verbruik bindend vastgesteld door het op de watermeter geregistreerde verbruik. Uitzonderingen zijn het niet juist functioneren van de watermeter of een foutieve verwerking van de meterstanden. De klaagster heeft de meterstand zelf doorgegeven. De verwerking van de meterstand is dan ook juist geweest. De klaagster wilde niet ijken. Het uitgangspunt is dan ook dat de meter correct heeft gefunctioneerd en dat de meterstand het werkelijke verbruik weergeeft. Het hoge verbruik moet door een andere omstandigheid zijn veroorzaakt. Het is echter niet aan het bedrijf om daarvoor een verklaring te geven. Er is sprake geweest van lekkage, zoals door een door de klaagster ingeschakelde loodgieter is bevestigd. Het terrein wordt niet bewaakt. Het geregistreerde verbruik is weliswaar afwijkend geweest, maar geenszins onmogelijk in de betreffende periode.
Het uitgangspunt van meter = meter is toepasselijk.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In dit geschil klaagt de klaagster over een hoog en afwijkend waterverbruik zoals dat op de watermeter in de periode 2019-2020 is geregistreerd.
Het bedrijf voert gemotiveerd verweer.
De commissie volgt het standpunt van het bedrijf.
De commissie stelt voorop dat als uitgangspunt voor het in rekening te brengen verbruik van water heeft te gelden het op de betreffende meter geregistreerde verbruik, tenzij duidelijk is geworden dat de meter defect was en derhalve een onjuist verbruik registreerde dan wel dat sprake is van een onjuiste verwerking van de meetgegevens. Beide uitzonderingssituaties doen zich naar het oordeel van de commissie in deze zaak niet voor.
Het in rekening gebrachte verbruik is weliswaar aanzienlijk afwijkend van het gemiddelde historisch verbruik maar vaststaat dat wel degelijk sprake is geweest van een lekkage, al twisten partijen over de duur en de ernst daarvan.
Voorts heeft de klaagster ter zitting afgezien van de haar aangeboden mogelijkheid om de meter alsnog te laten ijken en een nader onderzoek te doen naar de door haar geopperde mogelijkheid dat het tellerwerk is versprongen.
Aldus is in dit geding niet komen vast te staan dat de meter niet deugdelijk functioneerde, waarmee het doek valt voor de klacht van klaagster de consument.
Wel maakt de commissie de volgende kanttekening. Naar de mening van de commissie had het bedrijf, ondanks de coronaperiode, zich klantgerichter kunnen opstellen in een zaak als deze waarin sprake is van een fors afwijkend verbruik en niet bij voorbaat een schouw ter plaatse moeten afwijzen.
Op grond van het bovenstaande is de klacht van de klaagster ongegrond.
Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
Het door de klaagster verlangde wordt afgewezen.
Het depotbedrag wordt uitgekeerd aan het bedrijf.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Water voor de zakelijke markt bestaande uit mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, mr. E.F. Verduin en mr. C.M.H. Vlaanderen, leden, op 29 oktober 2021.