Klacht gegrond. Opstellen brief is afgesproken, maar voeren bespreking met derden niet. Risico notaris.

  • Home >>
  • Notariaat >>
De Geschillencommissie




Commissie: Notariaat    Categorie: Prijs    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 86042

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de hoogte van de declaratie en het ongevraagd verrichten van werkzaamheden.

De cliënte heeft op 10 april 2014 de klacht voorgelegd aan de kandidaat-notaris. 

De cliënte heeft een bedrag van € 980,10 bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de cliënte

De cliënte heeft haar klachten vermeld in het op 3 mei 2014 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern – kort en zakelijk – als volgt wordt weergegeven.

De cliënte klaagt erover dat de kandidaat-notaris ongevraagd werkzaamheden heeft verricht en die werkzaamheden bij de cliënte in rekening heeft gebracht. De kandidaat-notaris is verzocht om een brief te sturen aan de beoogde executeurs van een nalatenschap met het verzoek financiële verantwoording af te leggen. De kandidaat-notaris heeft een kostenraming afgegeven van € 500,–. Dit bedrag is een bedrag van € 822,80 geworden en dit wordt niet aangevochten. De totale rekening was echter € 1.802,90 en viel € 980,10 hoger uit. De notaris bleek zonder overleg een uitgebreid gesprek en overleg met de beoogde executeurs te hebben gevoerd.

De cliënte verzoekt creditering van de nota met een bedrag van € 980,10.

Tijdens de zitting heeft de cliënte haar standpunt nog nader toegelicht.

Standpunt van de kandidaat-notaris

Voor het standpunt van de kandidaat-notaris verwijst de commissie naar het verweer van de kandidaat-notaris d.d. 3 juni 2014. In de kern komt het verweer van de kandidaat-notaris op de klacht van de cliënte op het volgende neer.

De kandidaat-notaris geeft aan dat er mondeling een opdracht is verstrekt tot dienstverlening en dat daarbij is afgesproken dat de werkzaamheden op basis van bestede tijd in rekening zouden worden gebracht. Het is juist dat er een inschatting van de kosten is afgegeven aan de cliënte, maar later bleek dat er extra werkzaamheden verricht moesten worden. Dat de kandidaat-notaris niet kon inschatten hoeveel tijd de reactie van de executeurs in beslag zou nemen heeft zij al bij het eerste gesprek aangegeven. De kandidaat-notaris heeft een bespreking met de beoogde executeurs gevoerd op 21 februari en daarna hun reactie verwoord in een brief aan de cliënte op 24 februari.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de kandidaat-notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende kandidaat-notaris.

Ingevolge artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (verder Verordening) dient een notaris aan de cliënten tijdig en duidelijk uitleg te geven over de financiële gevolgen van zijn inschakeling (lid 1) en tijdig mee te delen wanneer meer kosten in rekening zullen worden gebracht dan voorzien (lid 2).
Uit de door partijen overgelegde stukken is voor de commissie onvoldoende vast komen te staan dat de notaris aan zijn informatieverplichting jegens cliënt heeft voldaan en derhalve heeft gehandeld conform het bepaalde in artikel 10 Verordening.
Daartoe overweegt de commissie het volgende.

Vast staat dat tussen de kandidaat-notaris en de cliënte een mondelinge overeenkomst tot dienstverlening is gesloten. De kandidaat-notaris heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de opdracht eruit bestond om een brief te sturen aan de beoogde executeurs. Uit hetgeen partijen in deze over en weer hebben gesteld en hebben ingebracht en als onvoldoende weersproken hebben gesteld, stelt de commissie vast dat de bespreking met de beoogde executeurs niet tussen partijen is overeengekomen, althans dat voor de cliënte onvoldoende duidelijk is geweest dat dit gesprek zou plaatsvinden en dat dit op kosten van de cliënte zou plaatsvinden. Onvoldoende is komen vast te staan dat hierover voorafgaand aan het gesprek overleg heeft plaatsgevonden met de cliënte. De notaris had, gelet op voornoemd artikel 10 Verordening en gelet op de opdracht slechts een brief te sturen naar de beoogde executeurs, naar het oordeel van de commissie hierover vooraf contact met de cliënte moeten opnemen. Het is logisch, zoals de kandidaat-notaris heeft gesteld, dat op de voornoemde brief een reactie zou volgen, maar in welke vorm en wie de kosten zou dragen van die reactie (dat) is niet afgesproken en daartoe is ook door cliënte geen opdracht verleend aan de kandidaat-notaris. Dit brengt met zich mee dat de uren die de kandidaat-notaris daarvoor in rekening brengt voor risico komen van de notaris en het bedrag daarvan zal moeten worden gecrediteerd.

De commissie is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dan ook van oordeel dat de kandidaat-notaris in deze niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende kandidaat-notaris. De klacht van de cliënte wordt toegewezen. Nu de klacht van de cliënte gegrond wordt verklaard komt het klachtengeld voor rekening van de kandidaat-notaris en is zij tevens conform het Reglement behandelingskosten verschuldigd aan de commissie.

Derhalve dient als volgt te worden beslist.

Beslissing

De commissie:
– wijst de klacht toe en bepaalt dat de kandidaat-notaris inzake dit geschil een bedrag van € 980,10 dient te crediteren nu de cliënte dit niet verschuldigd is;
– bepaalt dat het depotbedrag ad € 980,10 aan de cliënte zal worden geretourneerd.

Bovendien dient de kandidaat-notaris overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de cliënte te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de kandidaat-notaris aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 115,–.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat op 18 juli 2014.