![De Geschillencommissie](/wp-content/uploads/2019/02/logo-gsc.png)
Commissie: Water
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE06-1041
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de jaarrekening 2002/2003 met betrekking tot de levering van water.
De consument heeft op 2 april 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Na een stabiel jaarverbruik 18 jaar lang was er een plotselinge uitschieter in de periode 2002/2003 waardoor € 1233,43 moest worden bijbetaald (6 tot 7 voudig verbruik). Daarna was er weer normaal en zelfs nog lager verbruik. Het kan niet anders dan dat er ergens een fout is gemaakt. De consument heeft de ondernemer verzocht in alle redelijkheid het verbruik te bekijken en het door de consument betaalde bedrag (gedeeltelijk) terug te betalen. De ondernemer geeft aan dat alles klopt en gaat niet over tot een regeling.
De consument verlangt dat de ondernemer het verbruik van de consument bekijkt vanaf 1988, het gemiddelde verbruik bekijkt en de consument een redelijk bedrag terugbetaalt van hetgeen de consument over die periode bijbetaalde. De ondernemer kan ook het hoogste verbruik van die 18 jaar eruit pikken en dit als verbruik voor de periode 2002/2003 nemen.
Naar aanleiding van de stelling van de ondernemer, dat de consument in zijn klacht niet-ontvankelijk is, stelt de consument dat hem geen verwijt treft aangaande de termijnoverschrijding. In de periode dat de consument de bewuste jaarafrekening ontving verkeerden de consument en zijn gezin in financiële problemen en door overlijden van familieleden en gezondheidsproblemen van hemzelf was de situatie behoorlijk chaotisch te noemen. Wellicht daardoor heeft de consument niet aan termijnen gedacht en is het beantwoorden van post mogelijk niet of niet volledig gedaan. Wel is er uiteraard door de consument bij wege van zijn echtgenote telefonisch en persoonlijk een reactie naar de ondernemer gegaan toen hij de afrekening ontving waarin een jaarverbruik van 1429 m³ vermeld werd. De laatste maal dat de consument weer een jaarafrekening van de ondernemer ontving en dit weer een normaal verbruik van 120 m³ aangaf kwam de hele zaak weer helder bij hem boven en heeft hij besloten de ondernemer te verzoeken de kwestie nog eens te bekijken. De consument heeft namelijk geen twijfel over de juistheid van de procedure die door de ondernemer is gevolgd. Ook is hij zich bewust van het feit dat hij slordig is omgegaan in zijn reactie naar de ondernemer. Maar gezien het feit dat hij al 18 jaar stabiel drinkwaterverbruik van rond 125 m³ per jaar heeft, leeft hij in de veronderstelling dat hij in de bewuste periode onmogelijk 1429 m³ verbruikt heeft en daarom ten onrechte € 1189,– heeft moeten bijbetalen. Daarom verzoekt de consument het geschil ondanks de termijnoverschrijding toch in behandeling te nemen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Ontvankelijkheid
In het vragenformulier schrijft de consument onder punt 11 dat de klacht is ontstaan op 19 april 2004. Onder punt 12 staat dat de klacht voor het eerst kenbaar is gemaakt op 2 april 2006.
De ondernemer is van mening dat de consument zich vergist. Er is een factuur verzonden van
€ 1361,78 op of omstreeks 28 juli 2003 (factuurdatum) zie bijlage 1. Op 19 juli 2004 is een creditnota verzonden van € 1.233,34.
Het ligt op de weg van de consument om binnen bekwame tijd te protesteren tegen een factuur, die overigens ook nadien niet is herroepen of gecrediteerd. Door na ontvangst van de factuur geen bezwaar aan te tekenen, te betalen en ook de rekeningen van 2004 en 2005 te voldoen heeft de consument afstand van zijn recht tot protesteren gedaan dan wel is rechtsverwerking opgetreden. De ondernemer mocht er in redelijkheid van uitgaan dat de consument geen bezwaar had tegen de factuur. De ondernemer is dan ook van mening dat de consument niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dit geschil.
Inhoudelijk
De watermeter is geplaatst op 16 december 1999. Op 21 juni 2000 is een meterstand door het bedrijf opgenomen van 132 m³. In 2001 heeft de klant geen meterstand doorgegeven en is de stand geschat. Op 11 juni 2002 wordt een watermeterstand van 1513 m³ doorgegeven. Deze stand lijkt onwaarschijnlijk en dus is een kaartje verzonden aan de consument om te controleren of de doorgegeven stand juist is. In afwachting van de reactie van de consument is de stand vooralsnog geschat. Er is geen reactie van de consument gekomen omtrent de juiste meterstand, ook is niet gereageerd dat de op de factuur vermelde stand afwijkt van de doorgegeven stand.
Op 10 januari 2003 is de watermeter verwisseld met een stand van 2008 m³; de consument heeft getekend voor de juistheid van deze verwisselstand.
De ondernemer heeft naar aanleiding van de hoge stand bij de meterwisseling op 29 januari 2003 een brief gestuurd waarin de mogelijkheid is geboden binnen 4 weken na dagtekening van de brief een verzoek tot het ijken van de watermeter te doen (bijlage 2) Hierop is geen reactie gekomen.
Voor wat betreft de betalingen: deze hebben veel voeten in de aarde gehad. De ondernemer heeft de waterlevering zelfs vanaf 29 juni 2004 enige tijd onderbroken wegens wanbetaling. Hierbij is de watermeter verwijderd en een eindafrekening opgemaakt, in het kader daarvan is eerder genoemde creditering gemaakt d.d. 19 juli 2004. Uiteindelijk is het gehele bedrag voldaan.
Op grond van artikel 10 lid 1 van de algemene voorwaarden drinkwater is de stand van de meetinrichting bepalend voor de omvang van de levering. Nu duidelijk is dat de meetinrichting met een stand van 2008 m³ is verwisseld, is de ondernemer van mening dat het verbruik terecht in rekening is gebracht. Een andere mogelijkheid van verbruik dan wel het niet juist functioneren van de watermeter, kan niet meer onderzocht worden.
De consument heeft door het betalen van de factuur bij de ondernemer het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de factuur en daarmee het verbruik niet betwist werd. Dit wordt nog versterkt door de afsluiting van de waterlevering, het betalen van alle openstaande bedragen en nadien ontstane kosten en het zonder protest accepteren van afrekeningen nadien.
Naar de mening van de ondernemer is het volstrekt onredelijk om eerst na bijna 3 jaar een klacht tegen een factuur in te dienen. De consument heeft dan ook het recht tot protesteren verwerkt.
De ondernemer verzoekt de consument in dit geschil niet ontvankelijk te verklaren, dan wel de klacht van de consument af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie is van oordeel, dat het op de weg van de consument had gelegen na ontvangst van de factuur met het sterk afwijkend hoge waterverbruik binnen bekwame termijn bij de ondernemer te protesteren cq een klacht in te dienen. Een periode van enige jaren kan niet als zodanig gelden. Dit klemt temeer, nu de ondernemer onweersproken heeft aangegeven wat hijzelf heeft ondernomen om de consument de juistheid van de betreffende meterstand te doen controleren en daarna om de watermeter te doen ijken. Nu de consument geen reactie heeft gegeven en de betreffende rekening heeft betaald mocht de ondernemer er vanuit gaan, dat de consument akkoord ging met de betreffende rekening.
De consument heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt, dat hem van zijn nalaten te reageren geen verwijt treft.
Op grond van het voorgaande is de consument niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument wordt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 8 augustus 2006.