Commissie: Advocatuur
Categorie: bejegening/ kosten
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
228721/245530
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over over?
De cliënte is van mening dat de advocaat haar belangen onvoldoende heeft behartigd en dat zij door de handelwijze van de advocaat schade heeft geleden. Zij verzoekt de commissie haar een schadevergoeding toe te kennen van € 24.985,–. Verder verzoekt zij de commissie om kwijtschelding van alle bedragen die de advocaat nog van haar heeft te vorderen.
De advocaat is van mening dat zij haar werkzaamheden naar behoren en zoals een behoorlijk advocaat betaamt, heeft uitgevoerd. De cliënte is dan ook op geen enkel moment genoodzaakt geweest om een nieuwe advocaat in te schakelen. De cliënte heeft tot in maart 2023 steeds haar tevredenheid geuit over de advocaat. De kosten van het inlezen door de nieuwe advocaat kunnen daarom niet voor rekening van de advocaat komen.
De advocaat verzoekt de commissie de klacht van de cliënte ongegrond te verklaren, het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen en te bepalen dat de cliënte het openstaande bedrag van € 2.866,63 aan de advocaat moet voldoen.
De commissie kan op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting ook niet vaststellen dat de uitvoering van de opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen onvoldoende is geweest. Niet is komen vast te staan dat de advocaat is tekortgeschoten in haar werkzaamheden. De klachten over de advocaat zijn ongegrond en cliënte dient de nota van de advocaat te betalen.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening en de schade die de cliënte stelt te hebben geleden door toedoen van de advocaat.
De cliënte heeft een bedrag van € 3.800,– bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat heeft de cliënte bijgestaan bij de afwikkeling van haar echtscheiding. De cliënte heeft de advocaat vooraf instructies gegeven over de wijze waarop haar ex-partner (niet zijnde de biologische vader van haar zoon) tegemoet moest worden getreden. Zij heeft aangedrongen op een bepaalde vorm van de te voeren (verdedigings)strategie.
Zo heeft zij uitdrukkelijk aangegeven niet te willen schikken met betrekking tot een omgangsregeling van haar ex-partner met haar zoon. De advocaat heeft deze instructies niet afdoende opgevolgd. Tijdens de zitting moesten de cliënte en haar ex-partner de gang op om te onderhandelen over een omgangsregeling. Er is ook een omgangsregeling opgelegd. Uiteindelijk is een executiegeschil noodzakelijk geweest om de regeling van de baan te krijgen. Ook over (de afgifte van) horloges en een Macbook is een executiegeschil gevoerd, dat niet nodig was geweest als de advocaat steviger verweer had gevoerd. Een en ander heeft de cliënte een bedrag van € 4.000,– gekost.
Verder heeft de advocaat te laat een verzoek tot partneralimentatie ingediend c.q. ter zitting niet aangegeven dat partneralimentatie was gevorderd. Zij heeft ook verzuimd het door de cliënte aangeleverde rapport van een onafhankelijke registeraccountant – waaruit de financiële malversaties in de boekhouding van de ex-partner van de cliënte bleken – in te dienen. Inmiddels is de ex-partner van de cliënte veroordeeld tot het betalen van alimentatie aan de cliënte. De cliënte heeft gedurende een periode van ruim zes maanden (onnodig) geen partneralimentatie ontvangen. Per saldo bedraagt de gederfde alimentatie € 6.000,–. De cliënte heeft aanvankelijk zelf juist alimentatie aan haar ex-partner moeten betalen (In totaal € 12.985,00–). Dit werd niet teruggedraaid, vanwege het te laat ingediende verzoek. In dat opzicht heeft de cliënte dan ook dubbel financieel nadeel ondervonden als gevolg van deze omissie c.q. de handelwijze van de advocaat. De cliënte wenst hiervoor volledige financiële compensatie te verkrijgen.
Gelet op de gang van zaken heeft de cliënte zich genoodzaakt gezien om een andere advocaat in de arm te nemen. Deze heeft zich eerst in het dossier moest inlezen, hetgeen ook tot extra kosten ten bedrage van € 2.000,– heeft geleid.
De cliënte is van mening dat de advocaat haar belangen onvoldoende heeft behartigd en dat zij door de handelwijze van de advocaat schade heeft geleden. Zij verzoekt de commissie haar een schadevergoeding toe te kennen van € 24.985,–. Voorts verzoekt zij de commissie om kwijtschelding van alle bedragen die de advocaat nog van haar heeft te vorderen.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is eerder bijgestaan door andere advocaten en heeft de advocaat verzocht de behandeling van de zaak over te nemen. De advocaat is vanaf het moment van aannemen van de opdracht helder en duidelijk geweest over haar werkwijze als advocaat. Bovendien is de advocaat dominus litus. Als de cliënte zich niet in de werkwijze van de advocaat kon vinden, had het op haar weg gelegen om eerder de opdracht te beëindigen.
De advocaat is van mening dat de vordering van de ex-partner van de cliënte tot omgang met de minderjarige zoon niet is toegewezen, omdat zij niet stevig genoeg zou hebben opgetreden dan wel omdat zij namens de cliënte heeft ingestemd met overleg op de gang tijdens de zitting. De reden van toewijzing van de omgangsregeling had een andere oorzaak.
In een voorlopige voorzieningenprocedure waarin de cliënte werd bijgestaan door haar eerdere advocaten is bepaald dat de cliënte tijdens de echtscheidingsprocedure alimentatie aan haar ex-partner moest betalen. De advocaat heeft een verzoek ingediend om deze voorlopige voorziening met terugwerkende kracht te wijzigen. Het is dus niet juist dat dit verzoek te laat is ingediend. Dat de rechtbank het verzoek uiteindelijk heeft afgewezen, is niet aan de advocaat te wijten.
Met betrekking tot het verzoek tot het ontvangen van partneralimentatie heeft de rechtbank inderdaad geoordeeld dat dit verzoek te laat was ingediend. Dit is echter niet aan de advocaat te wijten, omdat de cliënte pas in een laat stadium aan de advocaat heeft laten weten dat zij alimentatie van haar ex-partner wilde vorderen. De advocaat heeft toen alles in het werk gesteld die vordering nog toe te voegen aan de processtukken. De rechter heeft de toevoeging niet meegenomen in de behandeling. Het bewijsstuk van de registeraccountant is tijdig naar de rechtbank gestuurd en door de rechtbank ook meegenomen in de beoordeling.
Het is de advocaat niet duidelijk waarom de cliënte klaagt over het executiegeschil met betrekking tot de afgifte van een Macbook en horloges, omdat de advocaat dit geschil juist in opdracht van de cliënte heeft opgestart. De cliënte was in een kortgedingprocedure, waarin zij werd bijgestaan door een eerdere advocaat, veroordeeld tot afgifte van deze goederen. De advocaat heeft de rechtbank namens de cliënte verzocht om de ex-partner van de cliënte te bevelen de executie van de aangezegde dwangsommen te staken en gestaakt te houden. Dit verzoek is toegewezen.
De advocaat is van mening dat zij haar werkzaamheden naar behoren en zoals een behoorlijk advocaat betaamt, heeft uitgevoerd. De cliënte is dan ook op geen enkel moment genoodzaakt geweest om een nieuwe advocaat in te schakelen. De cliënte heeft tot in maart 2023 steeds haar tevredenheid geuit over de advocaat. De kosten van het inlezen door de nieuwe advocaat kunnen daarom niet voor rekening van de advocaat komen.
De advocaat verzoekt de commissie de klacht van de cliënte ongegrond te verklaren, het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen en te bepalen dat de cliënte het openstaande bedrag van € 2.866,63 aan de advocaat moet voldoen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De cliënte beklaagt zich allereerst over de opstelling van de advocaat jegens de ex-partner van de cliënt.
De commissie merkt op dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding dient te nemen en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid kan bepalen hoe de belangen van zijn cliënt(e) het beste worden gediend (dominus litis). Het enkele feit dat de advocaat is ingegaan op de suggestie van de rechter om de gang op te gaan om met (de advocaat van) de ex-partner van de cliënte overleg te voeren over een eventuele omgangsregeling, betekent niet dat de advocaat daarmee de zaak niet goed heeft behandeld en de belangen van de cliënte niet goed heeft behartigd.
De commissie stelt vast dat het optreden van de advocaat ter zitting voor de cliënte kennelijk het omslagpunt in de relatie met de advocaat is geweest, waar zij tot die zitting juist complimenteus en tevreden is geweest en geen klachten heeft geuit over de dienstverlening van de advocaat.
De commissie overweegt in dit verband voorts dat bij de uitvoering van de overeenkomst van opdracht door de advocaat sprake is van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverbintenis. De inspanningsverplichting bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat, maar bestond daaruit dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen. Het is de commissie niet gebleken dat de advocaat haar inspanningsverplichting niet correct of onvoldoende is nagekomen. De commissie kan niet vaststellen dat de advocaat een verkeerde strategie heeft gekozen noch dat de rechter door toedoen van de advocaat een omgangsregeling tussen de ex-partner en de zoon van de cliënte heeft vastgesteld.
De cliënte verwijt de advocaat voorts dat zij te laat een verzoek tot vaststelling van een door haar ex-partner aan haar te betalen alimentatie heeft ingediend. De commissie is niet gebleken dat de cliënte bij de aanvang van de relatie in oktober 2022 aan de advocaat te kennen heeft gegeven dat zij alimentatie van haar ex-partner verlangde. Integendeel, op grond van de overgelegde stukken staat vast dat de cliënte pas voor het eerst in haar e-mail van 28 november 2022 met zoveel woorden aan de advocaat heeft medegedeeld dat zij zelf ook om partneralimentatie wilde verzoeken.
De commissie stelt vast dat de advocaat hierop direct heeft geacteerd door stukken/gegevens op te vragen en overleg met de cliënte te plegen. De advocaat heeft het verzoek van de cliënte dus zeer voortvarend opgepakt en reeds op 5 december 2022 een aanvullend verzoek bij de rechtbank ingediend. Dat de ex-partner van de cliënte zich daartegen heeft verweerd en dat de rechtbank heeft beslist dat het verzoek niet zou worden behandeld vanwege de korte termijn waarop het werd ingediend, kan de advocaat niet worden verweten.
De commissie merkt voorts op dat vaststaat dat de rechtbank de financiële bijlagen ter ondersteuning van het verzoek wel in haar beoordeling heeft betrokken.
Met betrekking tot het executiegeschil met betrekking tot de afgifte van een Macbook en horloges ziet de commissie niet in wat de advocaat valt te verwijten, nu de advocaat dit geschil op verzoek van de cliënte heeft ingediend en de cliënte volledig in het gelijk is gesteld. De rechtbank heeft de ex-partner van de cliënte bevolen de executie van de door hem aangezegde dwangsommen te staken en gestaakt te houden.
De commissie kan op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting ook niet vaststellen dat de uitvoering van de opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen onvoldoende zijn geweest. Niet is komen vast te staan dat de advocaat is tekortgeschoten in haar werkzaamheden.
Het geheel overziende, is de commissie van oordeel dat de conclusie kan worden getrokken dat de advocaat heeft gehandeld, zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en een redelijk handelende advocaat. De klacht van de cliënt is dan ook ongegrond.
Van schade door toedoen of nalaten door de advocaat is de commissie niet gebleken. Zij kan dan ook niet aansprakelijk worden gehouden voor de door de cliënte opgevoerde schadecomponenten. De door de cliënte verzochte schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
De commissie zal ook het verzoek van de cliënte om kwijtschelding van de openstaande declaratie afwijzen. De cliënte heeft de declaratie van de advocaat ook niet inhoudelijk betwist. Zij heeft geen concrete bezwaren geuit tegen de gedeclareerde werkzaamheden. Het in rekening gebrachte bedrag komt de commissie niet bovenmatig voor gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden. De commissie merkt nog op dat het de advocaat eerder siert dat zij de uren voor het aanvullend verzoekschrift tot het vaststellen van partneralimentatie uiteindelijk niet in rekening heeft gebracht, omdat zij de cliënte niet schriftelijk heeft bevestigd wat de consequenties van het te laat indienen van een aanvullend verzoek zouden kunnen zijn.
De commissie zal bepalen dat de cliënte het openstaande bedrag aan de advocaat dient te betalen. De advocaat heeft onweersproken gesteld dat dit € 2.866,63 bedraagt. De commissie zal dan ook bepalen dat dit bedrag uit het door de cliënte in depot gestorte bedrag van € 3.800,– aan de advocaat wordt overgemaakt en dat het restant van € 933,37 aan de cliënte wordt gerestitueerd.
Nu de klacht van de cliënte ongegrond wordt verklaard, blijft het klachtengeld voor rekening van de cliënte.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond;
– bepaalt dat de cliënte het openstaande bedrag van € 2.866,63 aan de advocaat moet betalen. Met inachtneming hiervan wordt het depotbedrag als volgt verrekend: een bedrag van € 2.866,63 wordt aan de advocaat overgemaakt en het restant van € 933,37 wordt aan de cliënte gerestitueerd;
– wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, mevrouw mr. H.M.J. van den Hurk en de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 16 april 2024.