Klacht over drinkwaterafrekening ongegrond verklaard

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Water    Categorie: Communicatie / Jaarafrekening / Tariefbepalingen    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 250944/264707

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument heeft bezwaar gemaakt tegen de jaarafrekening voor drinkwater, specifiek tegen de manier waarop het waterverbruik is verdeeld over twee kalenderjaren en de bijbehorende tarieven. Hij beweert dat het verbruik voor 2022 te laag is ingeschat, waardoor meer verbruik in 2023 tegen een hoger tarief wordt afgerekend, wat volgens hem een verdienmodel voor de ondernemer creëert. De ondernemer heeft uitgelegd dat de afrekening is gebaseerd op een lineaire verdeling van het verbruik over het jaar en dat de tarieven wettelijk vastliggen. De Geschillencommissie heeft geoordeeld dat de ondernemer correct heeft gehandeld volgens de Algemene Voorwaarden en de wettelijke voorschriften. De klacht is ongegrond verklaard, inclusief het verwijt dat de ondernemer onvoldoende zou hebben gereageerd op de berichten van de consument.

De uitspraak

Beoordeling
De consument heeft het volgende aangevoerd.

De consument is bij de ondernemer contractant voor de levering van drinkwater op zijn woonadres.
Hij maakt bezwaar tegen de wijze van berekening van zijn jaarlijkse afrekening van 12 december 2023,
meer specifiek de verdeling van het verbruik over de verschillende kalenderjaren en gehanteerde tarieven.
De afrekenperiode loopt in het geval van de consument van 1 oktober tot 1 oktober. Bij de jaarafrekening
van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023 is in de jaarovergang van 31 december 2022 naar 1 januari 2023
een verkeerd gemiddeld waterverbruik berekend waardoor het lijkt dat tot en met 31 december 2023
minder water is verbruikt dan gemiddeld daadwerkelijk wordt/werd verbruikt. Het watertarief per m³ voor
2022 is lager dan het tarief per m³ water voor 2023. Daardoor wordt er extra verdiend door de lagere
inschatting van waterverbruik voor 2022.

In 2023 zijn de tarieven dus hoger dan in 2022. Daarom wordt voor de periode van 1 oktober tot 31
december een gemiddeld verbruik berekend. Het verbruik van de consument is al jaren 5 m³ per maand en
zou dus in de periode van 1 oktober 2022 tot 31 december 2023 15 m³ moeten zijn. De ondernemer rekent
13 m³ en daardoor wordt dus 2 m³ in het nieuwe jaar afgerekend tegen die hogere kostprijs/tarief. Een
verschil van ruim 15%. Daarmee is het een principieel probleem. Wanneer dit voor alle klanten te laag
wordt ingeschat en het jaar erop tegen een hogere tarief doorberekend dan is het een interessant
verdienmodel geworden.

De consument heeft voorgesteld om de daadwerkelijke gebruikte m³ te berekenen, op basis van de
waterstand op 31 december 2022 van 1508m³. De ondernemer heeft hierop niet gereageerd, ondanks vele
telefonische contact momenten en e-mails.

De ondernemer heeft het volgende aangevoerd.

Op grond van de Algemene Voorwaarden mag de ondernemer eenmaal per jaar een afrekening opstellen,
die niet gelijk hoeft te lopen aan de tariefjaren met een lineaire verdeling van het verbruik.
Niet elke klant krijgt op hetzelfde moment zijn jaarlijkse afrekening. Dit is verspreid over het jaar, om de
werkdruk van onder andere de meteropname over het hele jaar te spreiden. Het verbruiksjaar van de
consument loopt van oktober tot oktober. Tarieven worden ex artikel 10 Drinkwaterbesluit uiterlijk op 1
december vastgesteld voor het daaropvolgende kalenderjaar, zodat tarieven gelden voor een kalenderjaar
daardoor niet gelijk lopen aan het verbruiksjaar van de consument. Het verbruik op de afrekening van de
consument wordt daarom lineair verdeeld: 3/12 tegen het tarief van het ene jaar en 9/12 tegen het tarief
van het opvolgende jaar. Het verschil tussen de door partijen gehanteerde methode is 2 m³ aan verbruik
tegen een tarief van 13 cent inclusief 9% BTW per m³, zodat het belang van de consument in deze
procedure minimaal is (26 cent). Het opnemen van een extra meterstand exact op 31 december zou een
nauwkeurigere berekening opleveren, maar dit zou een onevenredige last qua werkdruk en kosten met zich
meebrengen en een voordeel, voor zover die er al is, komt ten goede aan alle klanten van de ondernemer.
De ondernemer verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie in grote lijnen het
standpunt van de ondernemer. Daarbij wordt het volgende betrokken.

Op grond van de toepasselijke Algemene Voorwaarden van de ondernemer wordt één keer per jaar de
stand van de meetinrichting door de verbruiker opgenomen, op een door de ondernemer te bepalen wijze
en binnen een door de ondernemer aangegeven termijn ter kennis van de ondernemer gebracht en mag de
ondernemer de meterstand zelf ook opnemen (artikel 10.2) en bepaalt de ondernemer welk tarief van
toepassing is (artikel 14.2).

Op grond van artikel 10, lid 1 Drinkwaterbesluit dient de ondernemer jaarlijks voor 1 december een
overzicht van de tarieven die hij in het daarop volgende kalenderjaar voor de beschikbaarstelling en
levering van drinkwater in rekening brengt te publiceren.

Gelet hierop is de ondernemer gerechtigd om – zakelijk weergegeven – de systematiek van berekening van
het verbruiksjaar (waarop het jaaroverzicht betrekking heeft) te bepalen. Dat is in dit geval de periode van
1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023, waarbij aldus de tarieven gelden die betrekking hebben op de periode
van het betreffende kalenderjaar. De ondernemer heeft uitgelegd op welke wijze het bepalen van het
verbruiksjaar en de tarieven plaatsvindt en waarom dat zo gebeurt. Naar het oordeel van de commissie zijn
de argumenten, die de ondernemer heeft aangevoerd, voldoende redengevend voor de beslissing om het
door de consument voorgestelde verbruiksjaar niet te accepteren.

De commissie merkt nog op dat zij niet bevoegd is te beslissen over de hoogte van de in rekening
gebrachte tarieven in zijn algemeenheid. De commissie heeft op dat terrein slechts een marginale
beoordelingsruimte. Behoudens in gevallen waarin sprake is van evident onredelijke tarieven en/of in
rekening gebrachte kosten is het niet aan de commissie om daarover een oordeel uit te spreken. Daarbij
komt dat de tarieven van overheidswege worden getoetst en dat de ACM daarbij een adviserende/
consulterende functie vervult, die betrekking heeft op de transparantie van de kostenberekening en op het
uitgangspunt dat geen sprake mag zijn van een verdienmodel voor de ondernemer. De tarieven mogen niet
hoger zijn dan de geraamde kosten. Gelet op de haar toekomende beoordelingsruimte is de commissie van
oordeel dat geen sprake is van een evident onredelijk tarief.

In zoverre is de klacht ongegrond.

Voor zover de klacht inhoudt dat de ondernemer niet of onvoldoende op de berichten van de consument
heeft gereageerd is de klacht in zoverre eveneens ongegrond. Blijkens de overgelegde stukken zijn over de
klacht tussen de consument en de ondernemer meerdere e-mail contacten geweest. Naar het oordeel van
de commissie heeft de ondernemer op de berichten afdoende gereageerd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit mevrouw mr. I.K. Rapmund, voorzitter, de
heer mr. E.F. Verduin, mevrouw mr. A. Dantuma, leden, op 14 juni 2024.