Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Overig
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
168197/172249
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer doet een beroep op niet-ontvankelijkheid van de consument. Het gaat om een weigering door een BOA-medewerker om een opgemaakt proces-verbaal te corrigeren en aan te vullen. De ondernemer voert aan dat de consument niet-ontvankelijk is, omdat de commissie op grond van het reglement geen zaken behandelt die betrekking hebben op het handelen van de Spoorwegpolitie. De consument is het daar niet mee eens, omdat de Spoorwegpolitie is afgeschaft en het reglement niet zodanig is aangepast dat een BOA-medewerker ook onder dit artikel zou vallen. Volgens de commissie valt onder de Spoorwegpolitie in de zin van het reglement ook BOA-medewerkers die in hun strafrechtelijke hoedanigheid in dienst van de ondernemer zijn. De consument is niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat uit de stukken blijkt dat eerst met het nemen van een zogenaamde voorbeslissing moet worden vastgesteld of de consument in zijn klacht ontvankelijk is.
De geschillencommissie Openbaar vervoer (hierna: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder de standpunten van partijen over de ontvankelijkheid van de consument in zijn klacht.
De ondernemer is het standpunt toegedaan dat de consument door de commissie ambtshalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van het bepaalde in artikel 5 sub d van het reglement van deze geschillencommissie.
De consument is het daar niet mee eens: dat artikel 5 sub d spreekt duidelijk over de Spoorwegpolitie, terwijl hier sprake was van een boa in dienst van ondernemer. Het reglement van deze commissie is laatstelijk gewijzigd op 2 mei 2016, ruim nadat de Spoorwegpolitie was afgeschaft, dus als het reglement zo gelezen zou moeten worden dat ook de boa’s hieronder zouden vallen, had dit reglement op dit punt moeten worden aangepast. Het is naar zeggen van de consument bovendien ook niet logisch dat boa’s onder dezelfde uitzondering vallen als medewerkers van de Spoorwegpolitie. De boa’s zijn in dienst van de ondernemer en zijn daarom primair de verantwoordelijkheid van de ondernemer.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022.
De ambtshalve beoordeling van de ontvankelijkheid van de consument
Door de consument wordt in deze zaak het volgende gevorderd: “De [ondernemer] verstrekt een gecorrigeerd proces-verbaal, en voert een normoverdragend gesprek met de boa die het proces-verbaal in strijd met de wet heeft opgemaakt”.
Artikel 5 sub d van het Reglement Geschillencommissie Openbaar Vervoer bepaalt dat de commissie de consument in zijn klacht ambtshalve niet-ontvankelijk verklaart, als het geschil uitsluitend of in hoofdzaak betrekking heeft op het handelen of nalatig zijn van de Spoorwegpolitie.
De klacht van de consument bestaat er in hoofdzaak uit dat wordt geweigerd het door een (bij de ondernemer in dienst zijnde) BOA-medewerker op 29 oktober 2021 ten laste van de consument opgemaakt strafrechtelijk proces-verbaal te (laten) corrigeren op spelfouten en aan te vullen wegens summierheid.
De Spoorwegpolitie bestaat weliswaar niet meer, maar ten tijde van het opstellen van de eerste versie dat reglement bestond de Spoorwegpolitie nog wel en tot 2000 was de Spoorwegpolitie onderdeel van de ondernemer zelf. Daarna is de Spoorwegpolitie onderdeel geworden van de landelijke politie en inmiddels sinds 2013 afgeschaft.
Onder artikel 5 sub d van dat reglement valt en blijft vallen het handelen of nalaten van BOA-medewerkers in hun strafvorderlijke hoedanigheid, die in dienst van de ondernemer zijn. Met de aanduiding “Spoorwegpolitie” wordt immers ook een veralgemening bedoeld van zij die in strafvorderlijke zin bevoegd zijn een proces-verbaal op te maken in de zin van artikel 153 van het Wetboek van Strafvordering.
Aldus is bedoeld vast te leggen dat de Geschillencommissie niet (ook) de instantie is die zich heeft te buigen over de rechtmatigheid van het strafvorderlijke handelen van de betreffende BOA-verbalisant in dienst van ondernemer. Dat optreden valt onder de supervisie van de Officier van Justitie (en uiteindelijk ook van de strafrechter), zoals een en ander is vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering.
De commissie handhaaft dit al vaker in andere beslissingen door haar gegeven oordeel.
De klacht van de consument behelst aldus beschouwd geen zelfstandige bejegeningsklacht.
De conclusie moet dan ook zijn dat de consument niet in zijn klacht kan worden ontvangen.
Beslissing
De consument wordt door de commissie ambtshalve niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. M.A. Keulen en de heer P. Vonk, leden, op 24 augustus 2022.