Klacht over inflatiecorrectie gegrond: ondernemer moet tariefverhoging corrigeren en bedrag terugbetalen

De Geschillencommissie




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 1089573/1207878

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument diende een klacht in tegen een inflatiecorrectie die door de telecomaanbieder per 1 maart 2025 werd doorgevoerd, terwijl de algemene voorwaarden een wijziging per 1 januari voorschrijven. De consument had net een jaarcontract afgesloten en vond de verhoging onterecht. De ondernemer stelde dat de correctie conform beleid was, maar bood uit coulance een terugbetaling en een extra vergoeding aan, die de consument weigerde. De Geschillencommissie Telecommunicatiediensten oordeelde dat de inflatiecorrectie niet conform de voorwaarden was toegepast en verklaarde de klacht gegrond. De ondernemer moet het verhoogde bedrag terugbetalen, wettelijke rente vergoeden bij te late betaling, en het klachtengeld van €50 aan de consument voldoen. Het depot wordt aan de consument geretourneerd.

De volledige uitspraak

BINDEND ADVIES
Geschillencommissie Telecommunicatiediensten

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft verweer tegen toepassing van de inflatiecorrectie.

Er is door de consument een depot van € 6,50 gestort.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

“Vanaf 20 november 2024 is mijn jaarcontract bij [naam ondernemer] Internet gestart. Wij zijn overeengekomen dat ik 6 maanden 18,50 euro betaal en daarna 6 maanden 46 euro. Helaas kreeg ik op 21 januari 2025 een mail van hen met een aankondiging dat zij een inflatiecorrectie willen toepassen. Dat was een beetje flauw: nieuwe klanten kregen op dat moment nog steeds het tarief dat ik had afgesloten en ik was net 2 maanden klant.

Ik verwijs ook naar de algemene voorwaarden: daarin staat dat het tarief per 1 januari kan worden gewijzigd. Deze wijziging is per 1 maart en is dus niet conform de algemene voorwaarden.

Het voorstel tot oplossing van het geschil is dat ze erkennen dat ze onjuist hebben gehandeld, restitutie aanbieden en dit ook niet meer doen bij andere klanten.”

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

[Naam ondernemer] heeft in haar Algemene Voorwaarden onder artikel 5.1 het volgende opgenomen over de inflatiecorrectie:

[Naam ondernemer] is gerechtigd haar tarieven jaarlijks op 1 januari te wijzigen volgens de toepasselijke Consumentenprijsindex over het voorgaande kalenderjaar. Artikel 2.6 is op deze vorm van tariefswijziging niet van toepassing. (Algemene Voorwaarden, artikel 5.1)

De Consumentenprijsindex waar in dit artikel naar verwezen wordt, is op 14 januari 2025 door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakt. [Naam ondernemer] heeft van [naam consument] vervolgens op 21 januari 2025 per e-mail geïnformeerd over de tariefswijziging/inflatiecorrectie, ingaande per 1 maart 2025. Deze handelswijze is volgens [naam ondernemer] niet in strijd met de algemene voorwaarden. Het is immers logisch dat [naam ondernemer] de bekendmaking van de toepasselijke Consumentenprijsindex over het voorgaande kalenderjaar afwacht en vervolgens een aankondigingstermijn van minimaal 30 dagen hanteert.

Hoewel [naam ondernemer] de inflatiecorrectie op correcte wijze heeft toegepast, heeft [naam ondernemer] aangeboden de inflatiecorrectie van 2025 bij wijze van uitzondering en eenmalig te laten vervallen en de inschrijfkosten van de Geschillencommissie te vergoeden. Om [naam consument] nog meer tegemoet te heeft Budget Internet daarnaast ook nog een eenmalige coulance uitkering a EUR 200,- aangeboden. Hier heeft [consument] geen gebruik van willen maken.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer beroept zich op de algemene voorwaarden voor toepassing van de inflatiecorrectie. Daarin wordt onomwonden de datum van 1 januari als ingangsdatum vermeld. In het geval van de consument is daarvan ten onrechte afgeweken.

De klacht is daarom gegrond. De verlangde restitutie kan worden toegewezen. Erkenning dat onjuist is gehandeld hoeft niet afgedwongen te worden omdat in dit geschil als zodanig daarover wordt beslist. De commissie beslist alleen in een voorgelegd geval en komt er daarom niet toe te beslissen dat de ondernemer dit ook niet meer doet bij andere klanten.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie draagt de ondernemer op de toegepaste inflatiecorrectie per 1 maart 2025 te corrigeren en het verhoogde bedrag aan de consument te retourneren binnen 30 dagen na ontvangst van dit advies.

Bij niet betaling is vanaf die datum ook wettelijke rente daarover verschuldigd tot de datum van uiteindelijke betaling.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Het gestorte depot wordt aan de consument geretourneerd.

Wijst af het meer of anders verlangde.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatiediensten, bestaande uit de heer mr. J.M.J. Godrie, voorzitter, de heer J. Schouten, mevrouw mr. L. Schots – Smit, leden, op 26 augustus 2025.

De uitspraak die de commissie heeft gedaan, is bindend voor beide partijen en vormt het sluitstuk van de procedure. De commissie kent geen mogelijkheid om tegen de uitspraak in beroep te gaan of deze te herzien. Ook niet in het geval van nieuwe feiten of argumenten. U kunt wel binnen 2 maanden na de verzenddatum van de uitspraak aan de burgerlijke rechter vragen de uitspraak te vernietigen. De andere partij heeft die mogelijkheid ook.
De rechter kan de uitspraak vernietigen als hij vindt dat de uitspraak onaanvaardbaar is; inhoudelijk of door de wijze van totstandkoming. Wanneer de uitspraak niet binnen 2 maanden door een van de partijen aan de burgerlijke rechter is voorgelegd door dagvaarding van de andere partij, kan de uitspraak niet meer ongedaan gemaakt worden.

Print/PDF