Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
997338/1192500
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument ontdekte in 2024 vochtproblemen onder haar keuken, veroorzaakt door een lekkende wartel op de stopkraan. Deze was in 2020 door de ondernemer aangesloten bij de installatie van een nieuwe keuken. Volgens een deskundige van de inboedelverzekering was de wartel niet goed aangedraaid, wat leidde tot jarenlange lekkage. De ondernemer betwistte zijn verantwoordelijkheid, maar verscheen niet ter zitting. De commissie acht de schade van € 8.000 aannemelijk en oordeelt dat de ondernemer aansprakelijk is voor de gebrekkige aansluiting.
De volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft een lekkage na plaatsing van een keuken.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen de consument ter zitting heeft aangevoerd. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In het voorjaar van 2020 heeft de ondernemer bij de consument voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd voor de plaatsing van een nieuwe keuken. Na plaatsing van de keuken heeft de ondernemer vervolgens de vaatwasser aangesloten door middel van een wartel op de stopkraan. In de zomer van 2024 ontdekte de consument voor het eerst vochtproblemen. Een deskundige van de ingeschakelde inboedelverzekering constateerde dat de wartel op stopkraan niet goed was aangedraaid waardoor er jarenlang lekkage heeft plaatsgevonden. De wartel is vervolgens goed aangedraaid waarna er geen lekkage meer is geweest. Door de jarenlange lekkage is de volledige betonvloer onder de keuken, deels onder de woonkamer en deels in de muren, volgezogen met water. Ter zitting heeft de consument vergoeding van de schade gevraagd ter hoogte van € 8.000,–. De consument heeft offertes voor vervanging van de parketvloer van € 6.500,–, het schilderen van de muren van € 635,– en schat de kosten van een paar nieuwe keukenkastjes op € 1.000,–. Overige kosten is de consument bereid zelf te dragen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer voert aan dat de lekkage hem niet te verwijten valt. Volgens de ondernemer blijkt dat ook niet uit het rapport van de deskundige van de verzekeraar. Verder verwijst de ondernemer naar degene die de keuken heeft geplaatst.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit de door de consument aangeleverde stukken blijkt dat de ondernemer na plaatsing van de keuken de vaatwasser heeft aangesloten op de stopkraan. Volgens de consument was voor de plaatsing van de keuken de stopkraan nog niet klaar en heeft de ondernemer daarom na plaatsing van de keuken de vaatwasser aangesloten op de stopkraan. Aangezien de ondernemer dit niet voldoende heeft tegengesproken, neemt de commissie aan dat de ondernemer, zoals de consument heeft gezegd, de vaatwasser heeft aangesloten. Van de ondernemer mag in dat geval worden verwacht dat hij de vaatwasser zodanig aansluit dat deze (ook niet na enige tijd door trilling) niet zou gaan lekken. Uit het rapport van de deskundige blijkt volgens de commissie dat de ondernemer dat niet heeft gedaan. De wartel was niet goed genoeg aangedraaid waardoor er een lekkage is ontstaan. Dat betekent naar het oordeel van de commissie dat de schade de ondernemer te verwijten valt en de ondernemer de schade moet vergoeden.
Ter zitting heeft de consument voldoende toegelicht dat zij niet eerder dan na vier jaren op de hoogte raakte van de vochtproblemen, dat zij vervolgens meteen de problemen heeft laten onderzoeken en herstellen en heeft zij toegelicht welke schade zij heeft geleden. De ondernemer is niet ter zitting verschenen en heeft daartegen niets aangevoerd. Nu de consument de door haar geleden schade voldoende heeft toegelicht en de genoemde schadebedragen de commissie ook niet onredelijk voorkomen, gaat de commissie ervan uit dat de consument voor € 8.000,– aan schade heeft geleden, die de ondernemer aan de consument moet vergoeden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Verklaart de klacht gegrond.
Bepaalt dat de ondernemer aan de consument uiterlijk 1 november 2025 een bedrag van € 8.000,– aan de consument moet betalen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit mevrouw mr. J.M. van Hall, voorzitter, de heer R.A. Timmer, de heer H.H. van der Linden, leden, op 22 september 2025.