Klacht over niet nagekomen dakraamopdracht gegrond verklaard

De Geschillencommissie




Commissie: Klussenbedrijven    Categorie: Wanprestatie    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 963348/1198144

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument betaalde in december 2023 een aanbetaling van € 3.875 voor levering en montage van dakramen, maar de ondernemer voerde de opdracht nooit uit. Ondanks meerdere ingebrekestellingen en bemiddelingspogingen bleef nakoming uit. Op 5 februari 2025 ontbond de consument de overeenkomst buitengerechtelijk. De commissie oordeelt dat de ondernemer verplicht is het volledige aanbetalingsbedrag terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en het klachtengeld van € 250. Een gevraagde schadevergoeding voor een opgenomen vrije dag wordt afgewezen.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een tussen partijen op 20 mei 2023 tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot levering en montage van een [bedrijf] tuimelraam en een [bedrijf] duoraam met toebehoren voor een totaalbedrag van € 7.750,00 inclusief BTW. In de overeenkomst zijn de VLOK-Uitvoeringsvoorwaarden voor vakmensen 2021 van toepassing verklaard.
De overeengekomen aanbetaling van € 3.875,00 is door de consument op 20 december 2023 aan de ondernemer voldaan.
Nakoming door de ondernemer is uitgebleven ondanks deugdelijke ingebrekestelling. Daarop heeft de consument de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden met een e-mail van 5 februari 2025. Tevens is terugbetaling gevorderd van de aanbetaling.
De overeenkomst is niet uitgevoerd.

Het bedrag is tot op heden niet terugbetaald aan de consument.

De consument heeft op 21 september 2024 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In december 2023 heeft de consument de ondernemer opdracht gegeven voor het plaatsen van drie [bedrijf] dakramen en een aanbetaling gedaan van € 3.875,00 (50% van het factuurbedrag). In het hele proces hebben wij steeds alleen maar contact gehad met Ron, die ons nooit zijn achternaam bekend heeft gemaakt.
De afspraak voor plaatsing was helaas later dan gevraagd maar dat kan gebeuren (april 2024). Vanwege voorspelde regen werd deze afspraak afgezegd door de ondernemer.
Daarna is het niet meer gelukt om een nieuwe afspraak voor plaatsing te krijgen en was er totaal geen communicatie mogelijk hierover ondanks vele pogingen en toezeggingen dat Ron contact zou opnemen.
Daarop heeft de consument in september 2024 de ondernemer officieel in gebreke gesteld via e-mail en aangetekende post. Ook hierop ontving de consument aanvankelijk geen reactie.
Pas na bemiddeling door Vlok kreeg de consument een e-mail met vele excuses en het voorstel om 4 data te reserveren in de planning voor plaatsing (2 dagen voor plaatsing en 2 reservedata).
Hierop heeft de consument besloten om de ondernemer nog een kans te geven in het vertrouwen dat het nu echt goed zou komen. Helaas is de ondernemer op alle vier de data niet gekomen zonder fatsoenlijke communicatie hierover. Dit heeft de man van de consument helaas vrije dagen gekost.
Op 5 februari 2025 heeft de consument de ondernemer gemaild dat zij het vertrouwen in de ondernemer definitief opzegt en het verzoek om de aanbetaling van € 3.875 per omgaande maar in ieder geval binnen 10 werkdagen aan de consument terug te betalen.
Binnen een half uur ontving de consument per e-mail de reactie dat de ondernemer de e-mail had ontvangen maar pas de volgende dag weer aanwezig zou zijn. Daarop heeft de consument gevraagd om dan spoedig ook inhoudelijk te reageren. Helaas wacht de consument nog steeds op een reactie of terugbetaling.

De consument vindt dat zij de ondernemer ruim voldoende gelegenheid geboden heeft om de opdracht alsnog naar wens uit te voeren. De consument heeft inmiddels absoluut geen vertrouwen meer in de ondernemer. Daarom staat de consument niet meer open voor bemiddeling, maar wil zij graag de aanbetaling terug alsmede de onkosten die hieraan zijn verbonden, waaronder begrepen de kosten van de geschillencommissie en voor niks opgenomen vrije dagen.

De consument heeft ter zitting verder verklaard dat haar man de vier dagen die de ondernemer heeft voorgesteld voor de plaatsing van de dakramen heeft vrijgehouden bij zijn werkgever. Drie van de vier dagen heeft hij alsnog kunnen werken en heeft hij kunnen annuleren als vrije dag. Eén opgegeven vrije dag kon hij niet meer annuleren en heeft hij moeten opnemen als vrije dag. De man van de consument heeft desgevraagd verklaard € 100,00 als schadevergoeding te verlangen.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument heeft op 22 augustus 2025 nieuwe stukken aan de commissie toegezonden. Dit is binnen vijf werkdagen voor de zittingsdatum. In de informatiebrief over de zitting is medegedeeld dat voor documenten die binnen deze termijn worden toegezonden, geldt dat de commissie beslist of deze nog worden meegenomen. De consument heeft desgevraagd verklaard dat het gaat om e-mailcorrespondentie met de ondernemer, die zij tijdens de vakantie hebben ontvangen. De consument heeft op 15 augustus 2025 gereageerd in de e-mailcorrespondentie. De commissie vindt dat de consument in de gelegenheid is geweest om de e-mailcorrespondentie eerder in te dienen. Daarbij weegt ook mee dat de ondernemer geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken. De commissie laat deze nieuwe stukken buiten beschouwing bij de beoordeling.

Het gevorderde komt de commissie noch onrechtmatig noch ongegrond voor, en leent zich dan ook voor toewijzing zoals hierna vermeld. Daarbij geeft de commissie nog de volgende toelichting.

Genoegzaam is gebleken, en is ook niet weersproken, dat de door de consument gestelde aanbetaling aan de ondernemer is verricht. De ondernemer is meermaals in gebreke gesteld. De daarin (steeds) geduide redelijke termijn voor nakoming heeft de ondernemer ongebruikt laten passeren. Vervolgens heeft de consument met een e-mail van 5 februari 2025 met recht en reden het door partijen overeengekomene buitengerechtelijk ontbonden. Dit is door de ondernemer niet weersproken.

Die buitengerechtelijke ontbinding heeft de in het dictum van deze beslissing vast te leggen ongedaanmakingsverplichting van de ondernemer tot gevolg gehad. Op de consument rust geen ongedaanmakingsverplichting omdat in het kader van de overeenkomst niets is afgeleverd bij de consument en/of is gepresteerd.

Over de schadevergoeding van € 100,00 wegens de vrije dag die de man van de consument heeft moeten opnemen overweegt de commissie het volgende. De consument heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat haar man voor het opnemen van die dagen het door hem verlangde bedrag van € 100,00 heeft moeten betalen of anderszins in zijn (financiële) vermogen is aangetast. Op grond van hiervan gaat de commissie ervan uit dat de consument stelt dat haar man betreffende vrije dag niet heeft kunnen opnemen om er daadwerkelijk een vakantiebestemming aan te kunnen geven en te genieten samen met de consument. De vordering van de consument, zo begrijpt de commissie, ziet dan ook op het missen van een onstoffelijk voordeel. De schade die de consument in het geval als het onderhavige stelt, is dan ook geen vermogensschade, maar heeft het karakter van immateriële schade, zoals het missen van (vakantie-) genot of vreugde. Zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn aangevoerd, wordt in dit geval naar het oordeel van de commissie de drempel niet gehaald om immateriële schadevergoeding toe te kennen. Deze vordering wijst de commissie dan ook af.

De wettelijke rente over het terug te betalen bedrag zal worden toegewezen zoals is bepaald in het dictum van dit bindend advies.

Artikel 22 van het reglement van deze commissie staat in de weg aan het toewijzen van ter zake de behandeling van het geschil gemaakte kosten. Die kosten komen voor eigen rekening. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die hier nopen tot een andere beslissing.

Nu terecht is geklaagd is de ondernemer op basis van het reglement gehouden om het klachtengeld aan de consument te voldoen en om de bijdrage in de behandelingskosten te betalen aan het secretariaat van de commissie. Die bijdrage wordt de ondernemer separaat bij factuur in rekening gebracht.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

stelt allereerst vast dat de voormelde overeenkomst van partijen met recht en reden buitengerechtelijk op of omstreeks 5 februari 2025 is ontbonden door de consument;

stelt voorts vast dat die buitengerechtelijke ontbinding de volgende ongedaanmakingsverplichting heeft doen ontstaan: de verplichting van de ondernemer tot (terug)betaling aan de consument van € 3.875,00;

stelt vast dat voormelde terugbetalingsverplichting van de ondernemer per voormelde buitengerechtelijke ontbinding onmiddellijk opeisbaar is geworden;

de ondernemer is bovendien de wettelijke rente over het bedrag van € 3.875,00 verschuldigd vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 250,00 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Klussenbedrijven, bestaande uit de heer mr. M. Cune, voorzitter, de heer R.C. Schenk, mevrouw mr. W. van den Berg, leden, op 9 oktober 2025.

Print/PDF