Commissie: Advocatuur
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV01-0009
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening en met name op het onvoldoende informeren over de consequenties van het vervatten van afspraken in een echtscheidingsconvenant en het feit dat een dergelijke beschikking geen executoriale titel vormt.
Standpunt van de cliënt
Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak.
Cliënt is in 1998 gescheiden van haar toenmalige echtgenoot. De advocaat trad in de echtscheidingsprocedure formeel in opdracht van de cliënt op maar handelde bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant, gedateerd 24 augustus 1998, feitelijk mede in het belang van haar (ex-)echtgenoot, die om financiële redenen geen eigen advocaat had.
Nadat de echtscheiding op 9 september 1998 was uitgesproken, kwam de (ex-)partner verschillende afspraken niet na. Hierop heeft de cliënt zich op 11 september 2000 opnieuw tot de advocaat gewend met het verzoek haar bij te staan. De cliënt besluit in november 2000 nadat zij is teleurgesteld over het resultaat van de hernieuwde inspanningen van de advocaat een gerechtsdeurwaarder in te schakelen om haar ex-echtgenoot tot naleving van het echtscheidingsconvenant te dwingen.
Van de deurwaarder verneemt de cliënt dat zij eerst een procedure moet voeren om het echtscheidingsconvenant te laten bekrachtigen. Naar de mening van de cliënt had de advocaat haar tijdens haar echtscheidingsprocedure hierover moeten informeren. De cliënt merkt bovendien op dat de advocaat haar al eens eerder, te weten in 1999, gebrekkig had geïnformeerd over de consequenties van één van de artikelen in het convenant.
Indien de cliënt had geweten dat een echtscheidingsconvenant niet wordt bekrachtigd, had zij ervoor gekozen de afspraken bij de echtscheidingsbeschikking op te laten nemen. Als gevolg van het nalaten van de advocaat ziet de cliënt zich – mede als gevolg van haar gewijzigde financiële omstandigheden – geconfronteerd met het maken van (aanzienlijke) kosten voor het alsnog laten bekrachtigen van het convenant. De cliënt heeft het gevoel dat de advocaat veeleer de belangen van haar ex-echtgenoot heeft behartigd, die vrijwel alle afspraken niet nakomt, dan de hare.
Hoewel het handelen c.q. nalaten van de advocaat heeft plaatsgevonden vóór 1 juni 1999 meent de cliënt dat de Commissie het geschil toch in behandeling kan nemen omdat zij pas na het contact met de gerechtsdeurwaarder in november 2000 erachter kwam dat het echtscheidingsconvenant niet was bekrachtigd en haar klacht derhalve eerst op dat moment ontstond.
Op grond van het bovenstaande verzoekt de klager de Commissie de klacht in behandeling te nemen.
Standpunt van de advocaat
Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak.
Gezien de financiële positie van de (ex-)echtgenoot is in onderling overleg besloten de procedure op eenzijdig verzoek namens cliënt te voeren. Alle vraagstukken betreffende de echtscheiding en de financiële afwikkeling daarvan zijn in goed onderling overleg tussen partijen tot stand gekomen en de advocaat op papier aangeleverd. Aangezien partijen aangaven dat een snelle afgifte van de echtscheidingsbeschikking noodzakelijk was, is overeengekomen het echtscheidingsverzoek zo spoedig mogelijk in te dienen en de financiële afspraken in een later stadium in een convenant neer te leggen. De advocaat heeft de cliënt en haar (ex-)echtgenoot verder ook volledig geïnformeerd en het convenant stap voor stap doorgenomen.
Van de afspraken die in het convenant zijn opgenomen zou bovendien slechts één afspraak vatbaar zijn geweest om op te nemen in het verzoekschrift, de overige afspraken waren niet vatbaar voor een executoriale titel. Ook merkt de advocaat op dat op grond van artikel 816 RV uitsluitend in geval van een gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek bepalingen uit het convenant kunnen worden opgenomen in de beschikking door middel van aanhechting van het convenant aan het verzoekschrift. Vanwege het feit dat het verzoek eenzijdig is ingediend, was het aanhechten wettelijk onmogelijk.
De bepalingen van het convenant zijn verder niet vatbaar voor een executoriale titel omdat ze te onbepaald zijn. De cliënt kan zich wel tot de rechter wenden om deze te laten vaststellen of bepaalde door haar gemaakte kosten, al dan niet in aanmerking komen voor gedeeltelijke vergoeding / bijdrage door haar (ex-)echtgenoot. De rechter zal dit beoordelen aan de hand van de redelijkheid en billijkheid van deze kosten en de draagkracht van de (ex-)echtgenoot. Deze werking van het convenant zal partijen ook zijn meegedeeld.
De cliënt heeft geen nadeel ondervonden van het feit dat de oorspronkelijke overeengekomen kinderbijdrage zoals neergelegd in het convenant niet in de beschikking is opgenomen en heeft zelfs nadien zelfstandig overeenstemming bereikt over het verminderen van die bijdrage. Voor zover de advocaat bekend komt de cliënt nog steeds voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking.
De advocaat beroept zich op de onbevoegdheid van de Commissie nu de klacht betrekking heeft op juridische bijstand die is verleend in 1998.
Beoordeling van het geschil
De Commissie heeft het volgende overwogen.
In de akte van compromis, waarin partijen zijn overeengekomen het geschil voor te leggen aan de Commissie, is het volgende voorbehoud opgenomen:
“De Geschillencommissie Advocatuur is op 1 juni 1999 geïnstalleerd, derhalve komt een handelen/nalaten van de advocaat dat aanleiding heeft gegeven tot de klacht daterend van vóór 1 juni 1999 niet in aanmerking voor behandeling door de Commissie.”
De Commissie stelt vast dat de klacht van de cliënt in zijn geheel betrekking heeft op de wijze waarop de advocaat de opdracht haar bij te staan in de (procedure tot) echtscheiding heeft uitgevoerd. De klacht van de cliënt houdt – zakelijk weergegeven – in dat de advocaat haar in onvoldoende mate heeft geïnformeerd over de gevolgen van (het vastleggen van) de afspraken tussen haar en haar (ex-)echtgenoot in een echtscheidingsconvenant zonder dit convenant deel uit te laten maken van de echtscheidingsbeschikking.
De Commissie stelt voorts vast dat de echtscheiding volledig is afgehandeld in het najaar van 1998 zodat het gesteld nalaten van de advocaat dat aanleiding heeft gegeven tot de klacht dateert van vóór 1 juni 1999. Teneinde de onderhavige klacht en het daaruit voortvloeiende geschil inhoudelijk te kunnen beoordelen, zou de Commissie zich moeten uitlaten over een handelen c.q. nalaten van de advocaat daterend van vóór de installatiedatum van de Commissie.
Reeds om die reden acht de Commissie zich niet bevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil. Het standpunt van de cliënt dat zij niet eerder dan het najaar van 2000 kennis nam of had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven, doet hieraan niet af.
Beslissing
De Commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist op 27 april 2001 door de Geschillencommissie Advocatuur.