Kosten centrale afleverset; ingevolge de Warmtewet mag een ondernemer niet meer dan redelijke kosten voor ter beschikking stellen van de afleverset bij de consument in rekening brengen.

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Warmte    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 94451

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de jaarafrekening over 2014, met name de daarbij door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte kosten van de centrale afleverset voor de levering van warm tapwater.

De consument stelt dat de klacht op 6 maart 2015 is ontstaan en hij heeft de klacht op 9 maart 2015 schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd.

De consument heeft een bedrag ad € 200,42 niet aan de ondernemer betaald en bij de commissie in depot gestort.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft bij de jaarnota d.d. 6 maart 2015 huur voor een afleverset bij de consument in rekening gebracht. De huur heeft betrekking op de periode vanaf 1 januari 2014 tot 4 maart 2015 en bedraagt € 200,42.

De ondernemer heeft de consument hierover niet tevoren geïnformeerd.

De consument heeft geen huurcontract met betrekking tot de afleverset warmte met de ondernemer afgesloten.

De consument heeft voorts bezwaar tegen de hoogte van het bedrag. De afleverset is volgens de consument in oktober 2014 geplaatst, terwijl over het gehele jaar 2014 de volledige huur bij de consument in rekening werd gebracht. Er is een warmtemeter van 1 jaar oud verwijderd, terwijl daar geen noodzaak voor was.

De consument verlangt aanpassing van de jaarnota over 2014, waarbij geen huur voor de afleverset  door de ondernemer bij de consument in rekening wordt gebracht.

Ter zitting is door de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument wil één punt rectificeren. De consument meende aanvankelijk dat met de afleverset de in zijn woning aanwezige warm tapwatermeter werd bedoeld. Pas na het indienen van de klacht werd het de consument duidelijk dat het ging om de centrale afleverset warm tapwater, die zich niet in zijn woning bevindt. Het klopt op zich ook dat de oude warm tapwatermeter in de woning van de consument werd vervangen op 28 november 2013 en niet in oktober 2014, zoals de consument veronderstelde.

Over de wijziging met betrekking tot het factureren van de kosten van de afleverset is niet tevoren door de ondernemer met de consument gecommuniceerd. Het klopt wel dat er door de consument een afschrift van een niet geadresseerde brief van de ondernemer gedateerd op 16 december 2013 aan het dossier is toegevoegd, maar deze brief is niet aan de consument toegezonden, maar door de consument zelf bij de ondernemer opgevraagd, omdat de consument de inhoudelijke informatie wilde weten. Ook heeft niemand van de overige appartementseigenaren een dergelijke brief van de ondernemer ontvangen. Het betreft circa 27 units.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

In de woning van de consument is geen individuele afleverset warm tapwater geplaatst. Er is sprake van een collectieve warmtewisselaar die zorgt voor de warm tapwaterbereiding voor alle appartementen, waarvan de consument er één bewoont. Deze collectieve warmtewisselaar was al aanwezig voor 1 januari 2014, de datum van inwerkingtreding van de Warmtewet.

De ondernemer brengt huur in rekening voor het ter beschikking stellen van de collectieve afleverset. De ondernemer is op zich niet gelukkig met de term “huur”, maar dit is de benaming die in de Warmtewet door de wetgever wordt gebezigd.

De ondernemer onderhoudt en vervangt zo nodig deze apparatuur zonder meerkosten. Een lagere huur zou betekenen dat de kosten van vervanging niet meer betaald zouden kunnen worden. De bedoeling is juist om de continuïteit te borgen.

De ondernemer maakt geen onderscheid tussen klanten waar het gaat om de vraag of warm water met een collectieve of een individuele afleverset wordt gegenereerd.

Ook voor 1 januari 2014 bracht de ondernemer dit bedrag in rekening alleen zat dit bedrag toen verdisconteerd in het vastrecht.

De kosten die de leverancier voor het ter beschikking stellen van onderdelen van de afleverset in rekening brengt, moeten redelijk zijn. De redelijkheid van de hoogte daarvan wordt getoetst door de Autoriteit Consument & Markt.

Ter zitting is namens de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer is van mening dat er sprake is van een bestaande situatie waarin per 1 januari 2014 feitelijk geen verandering is gekomen. De kosten van de levering van warm tapwater die voorheen in het vastrecht zaten, werden op grond van de Warmtewet per 1 januari 2014 apart op de nota vermeld.
De ondernemer heeft ter informatie overigens wel aan iedere klant ter informatie de door de consument aan het dossier toegevoegde brief toegezonden. Dat dit in het onderhavige geval kennelijk helaas is misgegaan, verneemt de ondernemer hier pas ter zitting.

De ondernemer hanteert één en hetzelfde tarief per klant. De Warmtewet maakt in dat opzicht ook geen onderscheid tussen een centrale afleverset of een individuele afleverset.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Ingevolge de Warmtewet, inwerking getreden per 1 januari 2014, dient door de ondernemer aan de warmteverbruiker een afleverset ter beschikking gesteld te worden. De warmtewet spreekt in dit verband van “huur”, zodat de ondernemer in dat opzicht terecht dezelfde terminologie bezigt.

Mede op grond van de nadere precisering, zoals gegeven door de Minister van Economische zaken bij brief d.d. 7 juli 2014 dient onder de afleverset te worden verstaan een warmtewisselaar, inclusief buizen en onderdelen, zonder de daaraan gekoppelde meter.

In de onderhavige zaak was de collectieve afleverset warm tapwater reeds voor de datum van inwerkingtreding van de Warmtewet in het gebouwencomplex aanwezig en is deze eigendom van de ondernemer. In het appartement van de consument bevindt zich dus geen individuele afleverset warm tapwater.

Ingevolge de Warmtewet mag een ondernemer niet meer dan redelijke kosten voor het ter beschikking stellen van de afleverset bij de consument in rekening brengen.

Uit het dossier blijkt dat de door de ondernemer gehanteerde kostenopbouw van de afleverset warm tapwater, inclusief BTW, per jaar als volgt is:
onderhoudskosten jaarlijks:  €  27,43
montage + in bedrijf nemen: €  15,45
werkvoorbereiding en toezicht: €    6,86
inkoopkosten, opslagkosten en logistiek: €  19,04
aanschaf waarde afleverset: € 101,83
                                                                       ———— 
Totaal inclusief BTW:  € 170,61

Omdat bij de jaarnota d.d. 6 maart 2015 de huur van de afleverset warmte betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 4 maart 2015, werd door de ondernemer een bedrag ad
€ 200,42 inclusief BTW bij de consument in rekening gebracht.

Op grond van artikel 3 van het Reglement Geschillencommissie Energie (versie per 7 juli 2015) heeft de commissie tot taak geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot de aansluiting en/of levering van gas, warmte of elektrische energie en daarmee samenhangende leveringen en diensten.

De commissie is in beginsel niet bevoegd te beslissen over de hoogte van in rekening gebrachte tarieven of kosten, in zijn algemeenheid, ook wat betreft de Warmtewet. De commissie heeft hier slechts een marginale beoordelingsruimte.

De commissie vraagt zich af of het redelijk is dat de ondernemer één en hetzelfde tarief hanteert in de situatie waarbij het warm tapwater met behulp van een collectieve afleverset wordt gegenereerd, omdat dit in het onderhavige geval betekent dat 27 keer het individuele tarief ad € 170,61 in rekening wordt gebracht. De hoogte van alle bij de consumenten in rekening gebrachte kosten, lijkt zich met de kosten van één centrale afleverset moeilijk te verdragen.

De commissie is op basis van de voorhanden zijnde informatie echter niet van oordeel dat sprake is van evident onredelijke tarieven.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat deze klachten van de consument ongegrond worden verklaard.
 
Uit hetgeen hierboven is overwogen, volgt dat de klacht van de consument ongegrond moet worden verklaard. De commissie zal bepalen dat het depotbedrag aan de ondernemer wordt betaald.

Beslissing

De commissie wijst het door de consument verlangde af.

Het depotbedrag ad € 200,42 dient aan de ondernemer te worden betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 2 oktober 2015.