Kosten verwijdering van aansluiting op stadverwarming; bij een aansluiting sprake van een rechtsrelatie, consument vastrecht verschuldigd; verwijdering aansluiting in dit geval voor rekening consument

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Warmte    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 100523

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kosten voor verwijdering van de aansluiting op de stadverwarming.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft in juni 2014 de onderhavige woning gekocht die is aangesloten op de stadsverwarming. Zij is meteen overgegaan op verwarming en warm water middels een eigen gasgestookte Cv-installatie en heeft nimmer gebruik gemaakt van de stadsverwarming. Zij betaalt alleen nog wel vastrecht voor de aansluiting stadsverwarming. In december 2015 heeft zij de ondernemer verzocht de aansluiting op te zeggen en optioneel om de aansluiting te verwijderen.
De ondernemer heeft gesteld dat bij het opzeggen de aansluiting moet worden verwijderd en dat de kosten ad € 1.350,– (exclusief BTW) voor rekening van de consument komen. Andere optie is om de afsluiters dicht te zetten, maar dan blijft de ondernemer wel vastrecht in rekening brengen.

De consument vindt dat het opzeggen zonder extra kosten zou moeten kunnen plaatsvinden. Het verwijderen van de aansluiting is voor haar niet nodig en daar heeft ze ook niet om gevraagd. Zij beroept zich verder op een eerdere uitspraak van de commissie (in zaak 89830), waar is geoordeeld dat ter zake een opzegging geen vastrecht en ook geen kosten van verwijdering in rekening mogen worden gebracht.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer stelt zich op het standpunt dat er bij een opzegging als deze twee opties zijn. Op grond van artikel 3.12 van de toepasselijke Aansluitvoorwaarden en het gelijkluidende artikel 3.2. van de toepasselijke Leveringsvoorwaarden komt het wegnemen respectievelijk verwijderen van de aansluiting op verzoek van de consument voor zijn rekening. Met het wegnemen respectievelijk verwijderen van de aansluiting eindigt ook de (rechts)relatie met de consument.
Naast deze optie kan de consument er ook voor kiezen de aansluiting intact te laten en het verbruik te reduceren tot nul door het dichtzetten van de afsluiters. In een dergelijke situatie zal de consument in beginsel enkel de vaste kosten voor het in stand houden van de aansluiting aan ons hoeven te betalen. Dat een warmte-aansluiting wegenomen dient te worden ingeval de consument niet langer bereid is warmte af te nemen en het vastrecht te betalen, houdt onder andere verband met het feit dat als de leiding vanaf de publieke ruimte naar de aansluiting van de consument niet wordt weggenomen, dit kan leiden tot schade, waarvoor de ondernemer verantwoordelijk is, omdat het haar eigendom is. Het daarin aanwezige water kan uiteindelijk leiden tot corrosie, bevriezing, lekkage en warmteonderbrekingen. Als de aansluiting niet wordt verwijderd, is daarnaast de kans op fraude aanwezig. Dit alles speelt niet als de consument nog een (rechts)relatie met ons heeft en vastrecht blijft betalen. Uit dien hoofde kan dan de warmte-aansluiting in stand blijven en kan er door ons onderhoud, vervanging, reparaties en inspecties worden gepleegd, waarvoor het vastrecht verschuldigd is. Echter, dat wil de consument niet en in dat geval zijn wij genoodzaakt de installatie te verwijderen en de kosten in rekening te brengen.
De ondernemer geeft nog aan dat hij zich niet kan vinden in de door de consument genoemde uitspraak, welke hij duidt als een kennelijke vergissing. De ondernemer wijst op een andere uitspraak in een vergelijkbaar geschil (zaak 97711), waar de commissie heeft geoordeeld dat de kosten voor verwijdering wel bij de consument in rekening kunnen worden gebracht.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

[naam van het commissielid], lid van de commissie, kon op het laatste moment door ziekte niet aanwezig zijn tijdens de behandeling ter zitting. Op korte termijn kon geen vervanger worden geregeld. Met instemming van partijen heeft de zitting wel doorgang gevonden. [naam van het commissielid] is na de zitting betrokken in de beraadslaging.

De commissie is van oordeel dat deze situatie wezenlijk verschilt van het geval waar de uitspraak in de zaak 89830 over handelde.

Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de consument immers nog eens benadrukt dat niet (primair) is verzocht om verwijdering van de installatie maar om opzegging van de aansluiting. De afsluiters staan al vanaf het betrekken van de woning dicht. Feitelijk verzoekt de consument primair om opzegging van de aansluiting en dus om het stopzetten van betaling van het vastrecht. Het verwijderen van de aansluiting duidt zij als “optioneel” en stelt zij dat daarvoor geen vergoeding in rekening mag worden gebracht.

De commissie stelt voorop dat, zo lang een aansluiting aanwezig is, op grond van de toepasselijke Algemene Aansluitvoorwaarden (in het bijzonder artikel 3.3. daarvan) de rechtsrelatie terzake van de aansluiting tussen de ondernemer en de consument in stand blijft en de consument voor de instandhouding van de installatie aan de ondernemer vastrecht verschuldigd is, ongeacht de hoeveelheid warmte die wordt afgenomen. De ondernemer is als eigenaar van de installatie en leidingen immers verantwoordelijk voor onderhoud, vervanging, reparaties en inspecties, ook ter voorkoming van de aannemelijke veiligheidsrisico’s zoals door de ondernemer beschreven.
De ondernemer heeft dan ook op goede gronden het (primaire) verzoek om opzegging van de aansluiting (met instandhouding van de aansluiting) met beëindiging van het in rekening brengen van het vastrecht afgewezen.

Verder heeft de ondernemer genoegzaam aannemelijk gemaakt dat, gelet op de genoemde veiligheidsrisico’s, de enige andere optie is om de installatie geheel te verwijderen.
Voor zover het verzoek subsidiar moet worden gezien als een (optioneel) verzoek om verwijdering van de aansluiting heeft de ondernemer evenzeer op goed gronden aangegeven dat de consument de kosten daarvan zal dienen te betalen. In artikel 3.12 van de toepasselijke Aansluitvoorwaarden en het gelijkluidende artikel 3.2. van de toepasselijke Leveringsvoorwaarden komt het verplaatsen, wijzigen, (de)activeren en verwijderen van de aansluiting voor rekening van de aanvrager indien dit geschiedt op zijn verzoek.

De commissie verklaart de klacht dan ook ongegrond.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 18 maart 2016.