Landelijke uitval treinen; taxikosten worden niet vergoed

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 176051/187984

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klacht gaat over de uitval van treinen in Nederland. Door de uitval van treinen heeft de consument niet naar huis kunnen reizen en heeft een taxi genomen. De taxikosten wil de consument op de ondernemer verhalen. De ondernemer voert aan dat het niet mogelijk was om vervangend vervoer te regelen, omdat het ging over een landelijke storing en dat de consument al een vergoeding heeft ontvangen. Volgens de ondernemer bestaat er geen wettelijke verplichting tot het betalen van schadevergoeding bij uitval van treinen, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de kant van de ondernemer. De commissie bevestigd dat een schadevergoeding in geval de reis door treinuitval niet dezelfde dag kan worden voortgezet slechts aan de orde is in beperkte situaties. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan [ondernemer].

Het geschil betreft een schadevergoeding wegens het niet rijden van treinen.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument is het niet eens met de afwijzing van haar verzoek om de totale taxikosten te vergoeden. Volgens [consument] heeft zij recht op een vergoeding van de kosten, omdat de Belgische spoorwegmaatschappij [spoorwegonderneming] haar niet informeerde bij het boeken van het ticket dat er in Nederland geen treinen reden. En omdat zij door [ondernemer] geen hulp aangeboden heeft gekregen, waardoor zij op eigen gelegenheid een taxi heeft moeten nemen teneinde tijdig op haar werk te geraken met inbegrip van drie zware koffers.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer (zichzelf daarbij ook noemende [ondernemer]) verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument wenste op 3 april 2022 vanaf station Antwerpen via station Breda en station Eindhoven naar station Maastricht reizen. Zij zou dan met de IC Brussel van Antwerpen naar Breda reizen, vanaf Breda met een binnenlandse intercity van [ondernemer] naar Eindhoven, en op Eindhoven overstappen op een andere binnenlandse intercity van [ondernemer] naar Maastricht.
Zij heeft daartoe op 3 april 2022 omstreeks 16.30 uur online via de bookingsite van [spoorwegonderneming] een ticket gekocht. Op dat moment was er in heel Nederland geen treinverkeer mogelijk vanwege een grote verstoring in een ICT-systeem. Alleen de IC Brussel had nog mogelijkheid om te rijden, zij het dat de meeste IC Brussel-treinen met (grote) vertraging reden. Gezien de omvang van de verstoring was het voor [ondernemer] niet mogelijk om alternatief vervoer in te zetten. Reizigers werden geadviseerd om hun reis indien mogelijk uit te stellen. De consument is per trein van Antwerpen naar Breda gereisd, vanaf station Breda reden er echter geen treinen. Zij heeft ervoor gekozen om een taxi te nemen vanaf station Breda naar Maastricht. De kosten van deze taxirit, zijnde € 428,86, heeft zij gedeclareerd bij [spoorwegonderneming], [spoorwegonderneming] heeft dit verzoek doorgestuurd aan [klantenservice ondernemer]. [Klantenservice ondernemer] heeft in overeenstemming met een voor deze dag uitgewerkte coulanceregeling een maximale vergoeding gegeven van € 125,–. Het verzoek van [consument] om ook de resterende € 303,86 te vergoeden is door [Klantenservice ondernemer] afgewezen.

Ondernemer is zowel op grond van het Europese recht als op grond van het Nederlandse recht niet aansprakelijk voor schade als gevolg van vertragingen dan wel schade veroorzaakt door welke afwijking van de dienstregeling dan ook. De Europese Verordening 1371/2007 (“Verordening”) waarin de rechten en verplichtingen van treinreizigers zijn vastgelegd, bepaalt in artikel 32 van Bijlage I dat de vervoerder enkel aansprakelijk is voor schade bestaande uit de redelijke kosten voor een overnachting en voor het waarschuwen van personen die de reiziger verwachten in geval van het uitvallen of vertraging van een trein (of het missen van een aansluiting waardoor de reis niet meer op dezelfde op dezelfde dag kan worden voortgezet of wanneer de voortzetting van de reis als gevolg van de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet kan worden verlangd). Dit behoudens overmacht.

Het artikel bepaalt vervolgens dat het nationale recht bepaalt of en in welke mate de vervoerder andere dan de eerdergenoemde schade moet vergoeden. In Nederland is dit vastgelegd in artikel 8:108 van het Burgerlijk Wetboek. Schade die de reiziger oploopt door vertraging dan wel door welke afwijking van de dienstregeling dan ook wordt door de wetgever categorisch uitgesloten. Ratio achter deze bepaling is dat aansprakelijkheid voor vertragingsschade in het openbaar vervoer tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden.

De inhoud van artikel 8:108 BW heeft ondernemer overgenomen in haar vervoervoorwaarden die van toepassing zijn op alle reizigers die reizen met ondernemer. In artikel 8.2 van de algemene voorwaarden heeft ondernemer haar aansprakelijkheid voor schade als gevolg van vertraging contractueel uitgesloten. Ondernemer is dus niet alleen niet wettelijk, maar ook contractueel niet aansprakelijk voor de gestelde schade van consument en is niet gehouden de door consument gestelde schade bestaande uit de gemaakte taxikosten van € 550,– te vergoeden.
Onverminderd het bovenstaande kent ondernemer een restitutieregeling bij vertragingen (hierna: GTBV).
Een (wettelijke) uitzondering op de uitsluiting van aansprakelijkheid zou uitsluitend bestaan als ondernemer de schade – in het onderhavige geval bestaande uit de gemaakte taxikosten en de kosten van de stalling – opzettelijk heeft veroorzaakt of bewust roekeloos heeft gehandeld waardoor de schade is ontstaan. In dat geval is ondernemer verplicht de schade te vergoeden. Ondernemer is ook verplicht om de schade te vergoeden als zij heeft toegezegd de schade te zullen vergoeden. [Ondernemer] doet dit overigens dan uit hoofde van de nakoming van een gedane toezegging, en niet omdat de wettelijke uitsluiting van aansprakelijkheid doorbroken wordt.

Van enige opzet of bewuste roekeloosheid van de zijde van ondernemer is in het onderhavige geval geen sprake. Op 3 april 2022 trad aan het einde van de ochtend een IT-storing op. Deze storing had invloed op het systeem dat actuele planningen maakt voor treinen en personeel. Dit systeem is belangrijk om veilig en volgens dienstregeling te rijden. Wanneer er ergens een incident optreedt, dan past het systeem zich namelijk daarop aan. Dat was door de storing niet mogelijk. Het was daarom niet veilig om treinen te laten rijden. De storing behelsde het hele land, alle treinen vielen uit. Het was daarom niet mogelijk om alternatief vervoer in te zetten. Er zijn gewoonweg niet genoeg bussen beschikbaar om alle treinreizigers te vervoeren. Het kan in redelijkheid, in bovendien een financieel moeilijke periode, ook niet van [ondernemer] gevergd worden, dat zij voor alle reizigers taxi’s in zou zetten. Ondernemer heeft geen toezegging gedaan tot schadevergoeding maar heeft haar reizigers geadviseerd om indien mogelijk de reis uit te stellen. Consument heeft vervolgens de keuze gemaakt om als alternatief voor haar reis een taxi te nemen.

In de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet (artikel 41) heeft ondernemer met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat afgesproken dat zij bij grotere verstoringen vervangend vervoer zal aanbieden indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Ook de vervoervoorwaarden van ondernemer bevatten in artikel 6.3 de verplichting om onder bepaalde omstandigheden vervangend vervoer aan te bieden, waarbij geldt dat ondernemer bepaalt welk type vervangend vervoer wordt aangeboden en voor zover dat redelijkerwijs van haar gevergd kan worden. Hetzelfde artikel bepaalt dat het kan zijn dat ondernemer niet in staat is om vervangend vervoer aan te bieden, waarbij als voorbeeld de massale uitval van treinen wordt genoemd. In een dergelijk geval is ondernemer verplicht zich maximaal in te spannen om de reiziger kosteloos een slaapplaats aan te bieden. Ondernemer maakt per incident op basis van de omstandigheden een afweging of alternatief vervoer redelijkerwijs mogelijk is en kan worden aangeboden. Ondernemer is erop gericht om in geval van een verstoring van het treinverkeer zo snel mogelijk weer treinen te laten rijden zodat reizigers zo snel mogelijk hun reis kunnen voortzetten. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, wordt zo mogelijk vervangend vervoer ingezet. Hiervoor heeft ondernemer, contracten met busbedrijven afgesloten. De uitval van treinen op 3 april 2022 was echter landelijk, het is niet mogelijk om een dergelijke uitval met bussen op te vangen. Ter indicatie: waar een trein zo’n duizend reizigers kan vervoeren, zijn dat er in een bus doorgaans slechts 54. Dat betekent dat ondernemer honderden tot duizenden bussen had moeten inzetten om alle gestrande reizigers van vervangend vervoer te kunnen voorzien. Het toch inzetten van een ontoereikend aantal bussen in combinatie met het communiceren dat er bussen worden ingezet, had tot onveilige situaties kunnen leiden doordat vele reizigers dan toch naar het station zouden komen en massaal naar de bussen zouden gaan.

Hetzelfde geldt voor het regelen van taxi’s door ondernemer. Niet alleen zijn er niet voldoende taxi’s beschikbaar gelet op het aantal gestrande reizigers, maar bovendien geldt dat van [ondernemer] gelet op de omvang van de treinstoring niet in redelijkheid kan worden gevergd dat het voor iedere gestrande reiziger de volledige voor een taxi gemaakte kosten betaalt. Zoals gezegd, volgt uit de voorwaarden dat ondernemer degene is die vervangend vervoer aanbiedt en daarbij bepaalt welk vervangend vervoer dit is. Dit echter indien dit redelijkerwijs mogelijk is (concessie) en voor zover dat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd. Het staat de reizigers uiteraard vrij om een taxi te pakken, maar de kosten hiervoor zijn voor eigen rekening.

Consument heeft zelf de afweging gemaakt om een taxi te nemen. Zij heeft ondernemer hierover niet geraadpleegd en ondernemer heeft geen toezegging gedaan dat dergelijke kosten voor vergoeding in aanmerking zouden komen. Over een dergelijke afstand zijn daar vanzelfsprekend hoge kosten aan verbonden. Consument had ook haar kosten kunnen beperken. Als de consument op station Breda was gestrand, zou zij volgens de Verordening een overnachting aangeboden moeten krijgen. Het is niet bekend of dit op station Breda ter sprake is geweest. Wat wel duidelijk is, is dat zij omstreeks half tien s ’avonds, 10 minuten nadat zij met de trein aan was gekomen, een taxi heeft genomen vanaf station Breda.

Zoals hierboven geschreven is ondernemer niet aansprakelijk voor de gemaakte taxikosten. Coulance halve is door de klantenservice een deel van de kosten vergoed, namelijk € 125,–.
Deze € 125,– is gebaseerd op de gemiddelde prijs van een overnachting, die ondernemer op grond van de Verordening aan moet bieden als een reiziger strandt tijdens de reis en dezelfde dag de eindbestemming niet meer kan bereiken.

De ondernemer verzoekt de commissie de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument is in een weinig benijdenswaardige positie komen te verkeren toen door massale treinuitval haar voorgenomen reis niet meer met de trein kon plaatsvinden op het laatste moment. Dat is een uitzonderlijke situatie en dat was het ook voor de ondernemer.

Een schadevergoeding in het geval de reis door treinuitval niet dezelfde dag kan worden voortgezet is slechts aan de orde in beperkte situaties. Zoals in de genoemde Europese Verordening is aangegeven is de vervoerder in die situatie enkel aansprakelijk voor de redelijke kosten van overnachting en het waarschuwen van bepaalde personen.

De vervoerder is in deze situatie derhalve niet aansprakelijk voor de eventuele gemaakte taxikosten naar de beoogde bestemming. Dat neemt niet weg dat de ondernemer in de onderhavige situatie een algemene coulancevergoeding heeft gehanteerd van € 125,–. De consument heeft een taxi genomen en daarmede hogere kosten gemaakt, maar heeft de noodzaak daarvan niet aangetoond.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de consument verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. P. Vonk, de heer mr. M.A. Keulen, leden, op 14 februari 2023.