Langdurige verhuur van vaartuig is commerciële activiteit. Klager is geen consument.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT06-0046

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de door de ondernemer verrichte werkzaamheden aan de boot van klager. De overeenkomst daartoe is gesloten in juli 2004. Voor in totaal drie reparaties is een bedrag van € 1.911,82 betaald.   Klager heeft op 28 oktober 2006 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft klager in juli en oktober 2004 naar later bleek op onjuiste gronden geen garantie op uitgevoerde reparatiewerkzaamheden gegeven. Daarom heeft de ondernemer ten onrechte de tweede reparatie eind juli 2004 en derde reparatie in oktober 2004 van de doorgebrande startmotor in rekening gebracht. Eerst onlangs heeft klager te horen gekregen dat de ondernemer moet voldoen aan de [branche] algemene aannemings-, verkoop-, en leveringsvoorwaarden. Op basis van deze voorwaarden heeft klager recht op garantie op de reparatie.   Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Klager is van mening dat hij geen ondernemer is. Volgens de Kamer van Koophandel is hij dat ook niet. Hoe vaak hij de boot heeft verhuurd in 2004 is hem niet bekend. Klager gebruikte de boot zoveel mogelijk zelf als hij niet werd verhuurd.   Als consument mag je verwachten dat een startmotor langer dan drie maanden mee gaat. Het verhoogde risico vanwege verhuur van de boot heeft klager geprobeerd uit te sluiten door voor verhuurbemiddeling in zee te gaan met de ondernemer.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De klager heeft een [type vaartuig] waarvoor de ondernemer sinds 2003 de verhuurbemiddeling verzorgt. Voor de verhuurbemiddeling ontvangt de ondernemer een provisie, zijnde een percentage van de netto verhuuropbrengsten. De werkzaamheden die de ondernemer uitvoert voor de provisie zijn onder andere reclame, administratie, in- en uitgifte van het schip, zoals schriftelijk vastgelegd in de verhuurbemiddelingsovereenkomst tussen beide partijen. In de verhuurbemiddelingsovereenkomst is tevens opgenomen dat de scheepseigenaar verantwoordelijk is voor onderhoud, havengeld en overige kosten van zijn schip. Daarnaast dient de eigenaar zijn schip overeenkomstig verhuur te verzekeren.   De scheepsmotor betreft een Pon-marine motor uit 1979. Gezien de hoge leeftijd van de motor is het niet vreemd dat accessoires als de in dit geschil onderhavige startmotor het een keer begeven. Daarnaast moet in ogenschouw genomen worden dat het schip gebruikt wordt voor commerciële doeleinden zijnde verhuur. Huurders gaan anders met het schip om dan de eigenaar zelf. Dit komt deels door onbekendheid en deels uit onkunde. De scheepseigenaar neemt bij verhuur van zijn schip bewust het risico voor het ontstaan van storingen en de eventueel hieruit voortvloeiende kosten.   Tijdens de huurperiode is er op 21 juli 2004 te [naam plaats] een storing ontstaan aan de scheepsmotor. Na melding door de huurder heeft de ondernemer een monteur gestuurd om het probleem op te lossen. De startmotor is ter plaatse vervangen en uitgebreid getest middels veelvuldig starten en in orde bevonden. De storing is tot tevredenheid van de huurder opgelost en huurder heeft zijn weg kunnen vervolgen en de huurperiode kunnen afmaken. De hierop volgende nieuwe huurder heeft enkele dagen gevaren en melde vanaf Vlieland eenzelfde storing. De ondernemer heeft als eerste geprobeerd via de havenmeester een plaatselijke monteur te vinden hetgeen vanwege de vakantieperiode niet gelukt is. Vandaar dat de ondernemer een eigen monteur met materiaal naar Vlieland heft gestuurd. Naast de startmotor is toen ook het startslot vervangen. Naast de kosten voor materiaal zijn er bijkomende kosten als extra reisuren en voor auto/stalling en veerboot ontstaan. De kosten van de startmotor betreffen maar een klein gedeelte.   Hierna heeft het schip met 5 verschillende huurders nog 5,5 week zonder problemen in de verhuur gevaren. Aan het einde van het seizoen, in oktober, heeft een monteur van de ondernemer de startmotor omgeruild voor garantie bij de leverancier daar hij het niet vertrouwde. De leverancier heeft dit gehonoreerd en hiervoor is alleen het uurloon in rekening gebracht. Verder niets. De ondernemer heeft naar beste eer en geweten gehandeld.   Op 18 december 2004 is op kantoor van de ondernemer de gehele huurafrekening punt voor punt doorgelopen met klager. Hiervan heeft de ondernemer een eenvoudige gespreksnotitie gemaakt waarop staat: “[de consument] is akkoord gegaan niet de reparaties en zei letterlijk, en ik citeer: ‘ik vind de reparatiekosten voor de startmotor geen probleem, het is techniek en kan gebeuren, indien de startmotor niet voor garantie omgeruild komt dan kun je de rekening nasturen’.” Aangezien de gehele rekening akkoord bevonden werd en vervolgens betaald is, is de ondernemer van mening dat je er na 2½ jaar niet meer op terug kan komen.   Op alle brieven en nota ’s van de ondernemer staan de [branche]-voorwaarden duidelijk onderop vermeld staan. Er zijn gedurende de vele jaren dat het schip van klager in de verhuurbemiddeling was heel wat brieven en afrekeningen geweest waarop dit altijd vermeld is geweest. Van een onjuiste voorstelling van zaken, zoals klager schrijft, is dan ook geen sprake.   De ondernemer heeft vanaf 2003 samengewerkt met klager. Afgelopen seizoen (2006) zijn we echter uit elkaar gegroeid, hetgeen geleid heeft tot een opzegging en beëindiging van verhuurbemiddeling en ligplaats door de ondernemer. De verhuurbemiddelingsovereenkomst geldt voor 1 jaar en kan door beide partijen beëindigd worden. De ondernemer denkt dat klager het met de beëindiging niet eens is en dat daarom alles wat er nog te halen valt geprobeerd wordt.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Na de eerste reparatie heeft de monteur de startmotor getest. Waarom de startmotor kort daarna weer kapot ging, is niet duidelijk geworden. De derde keer vertrouwde de monteur de startmotor niet en heeft deze toen naar de leverancier gebracht.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op grond van artikel 3 van het reglement van de commissie heeft de commissie tot taak geschillen tussen consumenten en ondernemers te beslechten. Onder consument wordt in gevolge artikel 1 van voornoemd reglement verstaan: de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 1 van de toepasselijke [branche]-voorwaarden kent eenzelfde definitie voor ‘de afnemer’.   De commissie stelt vast dat klager op 5 december 2003 een verhuurbemiddelingsovereenkomst heeft gesloten met de ondernemer. Daarin is vastgelegd dat klager zijn vaartuig in de periode 26 maart 2004 tot en met 5 november 2004 voor verhuur ter beschikking stelt aan de ondernemer. De ondernemer heeft zich verplicht de verhuur van het vaartuig in die periode te verzorgen. Gezien de omvang van de periode waarin het vaartuig van klager ter beschikking stond voor verhuur aan derden en omdat klager zich daartoe heeft verplicht jegens de ondernemer, beschouwt de commissie de verhuur van het vaartuig door klager in die periode als een commerciële activiteit. Dit temeer nu klager ter zitting heeft verklaard dat hij in 2004 zijn vaartuig alleen zelf gebruikte als deze niet was verhuurd aan derden.   De commissie stelt vervolgens vast dat de reparaties waarover klager thans klaagt, zijn uitgevoerd in de periode dat het schip werd verhuurd door de ondernemer, althans ter beschikking stond voor verhuur (in geval van de derde reparatie). De klachten hebben aldus betrekking hebben op de periode waarin klager commerciële activiteiten ontplooide. Dientengevolge komt de commissie tot het oordeel dat klager in het kader van onderhavig geschil niet is te beschouwen als consument in de zin van het reglement van de commissie. Of klager daarbij zelf als ondernemer handelt kan in het midden blijven, hij handelt in ieder geval niet als consument.   Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 22 maart 2007.