Maatstaf of een kampeermiddel verplaatsbaar is, is niet of de met een verplaatsing gemoeide kosten niet in verhouding staan tot de waarde van de vrijkomende bouwmaterialen.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Recreatie    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 118316

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil gaat over de opzegging van de overeenkomst door de ondernemer in het kader van een herstructurering.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar het schrijven van 20 juni 2018 dat namens de consument bij de commissie is ingediend. De inhoud van dat schrijven dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de consument neer op het volgende.

Er is geen herstructureringsplan dat kan en dient te leiden tot een opzegging van de standplaats met de consument. Daarnaast betreft het een niet verplaatsbaar kampeermiddel. De kosten van verplaatsing bedragen in ieder geval € 15.860,–.

De consument verlangt primair van de commissie dat zij verklaart dat het plan van de ondernemer niet voldoet aan artikel 11, eerste lid, sub h van de RECRON-voorwaarden. Subsidiair verlangt de consument vergoeding van de verplaatsingskosten van € 15.860,– door de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Allereerst zijn wij van mening dat het geschil binnen een maand na ontvangst van de opzegging aan de commissie voorgelegd had moeten worden. Nu dit niet is gebeurd, verzoeken wij de commissie de consument niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

Mocht de commissie ons hier niet in volgen, dan verwijzen wij naar de inhoud van de reeds gevoerde correspondentie met de consument en zijn rechtshulpverlener. In het bijzonder verwijzen wij naar het rapport van [naam] van 22 maart 2018 met als onderwerp ‘verplaatsingskosten vakantiewoning’ (hierna: het rapport). Uit het rapport volgt overduidelijk dat het een verplaatsbaar object betreft. De hoogte van de verplaatsingskosten is niet relevant.

Het masterplan betreffende de ontwikkeling is reeds ter beschikking gesteld aan de consument. Ook is het bestemmingsplan enkele jaren geleden reeds van kracht geworden, hetgeen de mogelijkheid biedt om tot ontwikkeling over te gaan. Vanwege de crisis die aanving in 2007/2008, is gewacht met de start van de ontwikkelingsplannen.

Voor wat betreft de vergoeding aan de consument beroepen wij ons op de RECRON-voorwaarden, waarin onder meer het bedrag van € 1.482,– wordt genoemd. Wij verzoeken de commissie dan ook geen verplaatsingskosten ten bedrage van € 15.860,– toe te kennen.

Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer het hiervoor genoemde masterplan ter inzage gegeven.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de consument is zijn klacht. In dit kader is artikel 6, eerste lid, onder a en b, van het reglement van de commissie van belang.

Artikel 6.
1.
De commissie verklaart op verzoek van de ondernemer gedaan bij eerste gelegenheid
De consument in zijn klacht niet-ontvankelijk:

a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij de ondernemer heeft ingediend;
b. indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden na de datum waarop hij de klacht bij de ondernemer indiende bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

Bij brief van 22 december 2017 heeft de ondernemer de standplaats opgezegd per 31 december 2018. Bij brief van 19 januari 2018 is voornoemde opzegging namens de consument betwist. Vervolgens heeft de consument zijn klacht voorgelegd aan de commissie door inzending van het ‘vragenformulier geschillencommissie’, welk formulier de commissie op 21 juni 2018 heeft ontvangen.

Gelet op het voorgaande heeft de consument voldaan aan het gestelde onder artikel, 6 eerste lid, onder a en b, van het reglement van de commissie, zodat het beroep van de ondernemer op niet-ontvankelijkheid van de consument verworpen dient te worden. Derhalve zal hierna inhoudelijk worden ingegaan op de voorliggende klacht.

De consument heeft aangevoerd dat de ondernemer op onjuiste gronden de overeenkomst met de consument heeft beëindigd. De vraag die in dat kader beantwoord dient te worden, is of er sprake is van een concreet en uitvoerbaar herstructureringsplan, in de zin dat een eventueel benodigde vergunning, wijziging of ontheffing van het bestemmingsplan is verleend, dan wel op redelijke termijn te verwachten is. De commissie beantwoordt die vraag bevestigend en heeft daartoe overwogen dat de ondernemer ter zitting een zogenaamd masterplan heeft overgelegd, op grond waarvan naar het oordeel van de commissie de conclusie is gerechtvaardigd dat de ondernemer wel degelijk beschikt over een concreet en uitvoerbaar plan. Daar komt bij dat de ondernemer ter zitting heeft aangegeven dat het bestemmingsplan inmiddels is gewijzigd en dat de omgevingsvergunning binnen afzienbare tijd zal worden aangevraagd. Hoewel de commissie het met de gemachtigde van de consument eens is dat de ondernemer een en ander beter had kunnen onderbouwen, ziet de commissie geen reden om te twijfelen aan hetgeen de ondernemer heeft gesteld met betrekking tot de wijziging van het bestemmingsplan en de aanvraag omgevingsvergunning.

Partijen verschillen verder van mening over het antwoord op de vraag of het chalet verplaatsbaar is. De ondernemer meent van wel; de consument meent van niet, waarbij hij zich op het standpunt heeft gesteld dat het chalet niet zomaar kan worden verplaatst, omdat volgens het rapport het demonteren en wederom monteren van de oorspronkelijke vakantiewoning meer tijd en energie kost dan de waarde van de daarbij vrijkomende bouwmaterialen rechtvaardigt. De kosten van verplaatsing worden begroot op een bedrag van € 15.680,– 

In casu gaat het om een vakantiewoning waarvan in het eerdergenoemde rapport van [naam] d.d. 22 maart 2018 de bouwaard als volgt wordt omschreven:

Frame met tentzeil waarover houten frame met geïsoleerde sandwichpanelen en geïsoleerde damwanspanelen en houten vloeren.

Het doel van voornoemd rapport was het verkrijgen van inzicht met betrekking tot de omvang van de kosten voor het verplaatsen van de vakantiewoning. Naar het oordeel van de commissie kan op grond van het rapport niet de conclusie getrokken worden dat de betreffende vakantiewoning niet verplaatsbaar is. Het rapport stelt alleen dat de met een verplaatsing gemoeide kosten niet in verhouding staan tot de waarde van de vrijkomende bouwmaterialen. Dit is echter niet de maatstaf bij de beantwoording van de vraag of een kampeermiddel verplaatsbaar is.

Gelet op het voorgaande komt de commissie tot het oordeel dat het chalet verplaatsbaar is. Derhalve moet gekeken worden naar artikel 12, zesde lid, van de RECRON-voorwaarden, waarin onder meer is bepaald dat de tegemoet¬koming in de verplaatsingskosten van het kampeermiddel als bedoeld in lid 5, onder a (verplaatsbaar kampeermiddel en minimaal gelijkwaardige plaats niet op het terrein beschikbaar) € 1.482,– bedraagt. Dat is het bedrag dat de ondernemer de consument heeft aangeboden. In het licht hiervan dient het verzoek tot vergoeding van de geclaimde verplaatsingskosten van € 15.860,– afgewezen te worden.
 
Gelet op het voorgaande zal de commissie de klacht integraal ongegrond verklaren.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door klager verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. J.M. Huysman-Hartkamp en P.W.M. Meijkamp, leden, op 13 november 2018.