Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: bejegening/ schadevergoeding
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
229277/253441
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In 2017 zijn bij de cliënt sterilisatieclips geplaatst. Enkele jaren daarna kreeg de cliënt na een eierstokoperatie heftige aanhoudende buikpijnklachten. In het kader van deze buikpijnklachten hebben meerdere consulten plaatsgevonden, maar de oorzaak hiervan is niet gevonden. Uiteindelijk zijn de (losliggende) sterilisatieclips door een andere zorgaanbieder verwijderd. De buikpijnklachten zijn daarmee verdwenen. Volgens de cliënt is sprake van medisch onjuist handelen en is zij onvoldoende serieus genomen.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder zich voldoende ingespannen om de oorzaak voor de buikpijnklachten te vinden en is geen sprake van medisch onzorgvuldig handelen. Wel is de cliënt onvoldoende serieus genomen en onvoldoende meegenomen in de gemaakte afwegingen.
De klacht is ten dele gegrond, de schadevordering wordt afgewezen.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Noordwest Ziekenhuisgroep, gevestigd te Alkmaar
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
In 2017 zijn bij de cliënt sterilisatieclips geplaatst. Enkele jaren daarna kreeg de cliënt na een eierstokoperatie heftige aanhoudende buikpijnklachten. In het kader van deze buikpijnklachten hebben meerdere consulten plaatsgevonden, maar de oorzaak hiervan is niet gevonden. Uiteindelijk zijn de (losliggende) sterilisatieclips door een andere zorgaanbieder verwijderd. De buikpijnklachten zijn daarmee verdwenen. Volgens de cliënt is sprake van medisch onjuist handelen en is zij onvoldoende serieus genomen.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder zich voldoende ingespannen om de oorzaak voor de buikpijnklachten te vinden en is geen sprake van medisch onzorgvuldig handelen. Wel is de cliënt onvoldoende serieus genomen en onvoldoende meegenomen in de gemaakte afwegingen.
De klacht is ten dele gegrond, de schadevordering wordt afgewezen.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 april 2024 te Den Haag.
De cliënt was zelf ter zitting aanwezig, samen met mevrouw [naam] (zus).
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door de heer [naam] (gynaecoloog), mevrouw mr. [naam] (jurist) en mevrouw mr. [naam] (advocaat).
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van de cliënt
Na een operatie aan haar eierstok ervoer de cliënt langdurige buikpijnklachten. Door de zorgaanbieder zijn daarna diverse diagnoses gesteld die niet klopten. Daarnaast heeft de cliënt onnodig medicatie gehad. De cliënt heeft zelf geopperd of haar klachten niet met de sterilisatieclips te maken hadden, maar dit werd niet serieus genomen.
Uiteindelijk is een röntgenfoto gemaakt waarop een migrerende clip te zien was. De cliënt heeft een second opinion gevraagd en is in ander ziekenhuis geopereerd. De clip lag los en is verwijderd waarna de klachten verdwenen.
De gynaecoloog van de zorgaanbieder heeft bij de cliënt psychische klachten veroorzaakt door haar niet serieus te nemen en haar onnodig een jaar lang een hoge dosis oxycodon te laten slikken waar de cliënt van heeft moeten afkicken. De verzekeraar [naam] geeft de zorgaanbieder gelijk en zegt dat goed gehandeld is. Hierbij is de bejegening van de gynaecoloog niet meegenomen en zijn artikelen over eerdere gelijke gevallen genegeerd.
De cliënt wenst erkenning vanuit de zorgaanbieder en vergoeding voor de psychische en sociale klachten die zij heeft ervaren. Zij heeft haar eigen werkzaamheden nauwelijks kunnen uitvoeren. De cliënt vordert €20.952, — vanwege de misgelopen inkomsten en de gevolgde EMDR-therapie.
Verweer van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder betreurt het zeer dat de cliënt de behandeling en bejegening door de zorgaanbieder, meer concreet de behandeling van de gynaecoloog, zo heeft ervaren. Zij kan zich in de klacht echter niet vinden: zowel op de afdeling MDL als op de afdeling Gynaecologie is zeer uitvoerig en zorgvuldig onderzoek verricht naar de buikpijnklachten van de cliënt. De zorgaanbieder verwijst naar het medisch dossier met daarin verslagen van de operatie op 18 november 2021 en de daaropvolgende opnames, consulten en vervolgconsulten.
Ook is door de gynaecologen van de zorgaanbieder uitvoerig ingegaan op de suggestie van de cliënt dat haar pijnklachten mogelijk werden veroorzaakt door de sterilisatieclips (Filshie clips). Door verschillende gynaecologen is aan de cliënt uitgelegd dat een verband tussen haar pijnklachten en de Filshie clips niet waarschijnlijk was en dat het verwijderen van de clips geen garantie is voor het verdwijnen van haar pijnklachten. Daarbij is ook gekeken naar andere mogelijke verklaringen voor haar pijnklachten, zoals PMS, en is de cliënt op proef gestart met anticonceptie. Tijdens het vervolgconsult op 22 augustus 2022 bij de gynaecoloog, waarbij is besproken dat de cliënt op de wachtlijst voor laparoscopie kon worden gezet, gaf zij zelf aan dat ze door wilde gaan met anticonceptie en verder even niets wilde.
Later is gebleken dat de cliënt op 30 november 2022 in [naam ander ziekenhuis] een operatie heeft ondergaan waarbij de Filshie clips zijn verwijderd. De zorgaanbieder vindt het heel fijn voor de cliënt dat haar pijnklachten na deze operatie zijn verdwenen. Zij kan een relatie of verband tussen de pijnklachten en de clips echter nog steeds niet verklaren.
Zoals ook verwoord in de brief van [naam verzekeraar] van 21 augustus 2023 is het onwaarschijnlijk dat de Filshie clips, die in 2017 zijn geplaatst, vier jaar later (pijn)klachten veroorzaken. Uit studies blijkt dat pijnklachten kunnen optreden door beschadiging van de eileider de eerste paar dagen na plaatsing van de clips. Er zijn echter geen gegevens bekend over pijnklachten door de clips die na langere tijd ontstaan. Latere migratie (loslating en verplaatsing) van de clips komt zelden voor. Er is slechts een aantal gevallen bekend waarbij de clip migreert door de buikwand, blaas of darmen.
Bij de cliënt was de locatie van de pijn wisselend. Aanvankelijk bevond deze zich in de bovenbuik, later in de gehele buik en daarna rechtsonder in de buik, soms uitstralend naar been en rug. Verergering trad wisselend op na mictie, defecatie en menstruatie. De operatie van 18 november 2021 en beeldvormend onderzoek op 7 december 2021 toonden geen afwijkingen. In het verslag bij de foto van 11 augustus 2022 is genoteerd “clips in het kleine bekken na sterilisatie in situ”. Bij de operatie van 30 november 2022 in [naam ander ziekenhuis] is de rechter clip gevonden in het cavum van Douglas. Er waren echter geen afwijkingen in de zin van roodheid of verklevingen rondom de clip als tekenen van een ontstekingsreactie. Het is niet aannemelijk dat een losliggende clip, zonder aanwezigheid van evidente afwijkingen, aanleiding geeft tot de zeer uitgesproken en wisselende pijnklachten zoals de cliënt die aangaf.
Ten aanzien van de klacht dat de gynaecoloog aan de cliënt (een jaar lang hoge dosis) oxycodon heeft voorgeschreven, merkt de zorgaanbieder op dat dit onjuist is. De gynaecoloog heeft de cliënt geen pijnmedicatie, en dus ook geen oxycodon, voorgeschreven. Verwezen wordt naar het medisch dossier, meer specifiek naar het consult van 18 mei 2022 bij de gynaecoloog waarin is genoteerd dat de cliënt oxycodon 5 mg per dag heeft sinds november 2021.
Met betrekking tot de klacht van de cliënt dat in het afwijzende standpunt van [naam verzekeraar] de bejegening van de gynaecoloog niet is meegenomen, merkt de zorgaanbieder het volgende op. De klacht die de cliënt had ingediend, hield voor een groot deel verband met de bejegening door de gynaecoloog. Om die reden heeft de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder de cliënt een gesprek aangeboden met de gynaecoloog. De cliënt stond voor dit gesprek echter niet open. Omdat de klacht verder betrekking had op een financiële compensatie, is deze aangemerkt als claim en bij [naam verzekeraar] in behandeling gegeven.
Naar het oordeel van de zorgaanbieder is van medisch onzorgvuldig of verwijtbaar handelen geen sprake geweest. Daarom is er volgens de zorgaanbieder ook geen verplichting tot schadevergoeding. De zorgaanbieder vindt verder dat ten aanzien van de gevorderde schade het causale verband nog niet is aangetoond en het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de commissie
Toetsingskader
Tussen partijen is sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van dit soort overeenkomsten moet de hulpverlener – in dit geval de arts – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem/haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de arts die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/ hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Het gaat bij de beoordeling daarvan niet om de vraag of het betreffende handelen van de arts anders of mogelijk zelfs beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts binnen de grenzen van een redelijk handelend en redelijk bekwame vakgenoot/ hulpverlener in dezelfde omstandigheden is gebleven.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de commissie dat voor een aanspraak op schadevergoeding ten minste is vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting en dat dit tekortschieten hem moet kunnen worden toegerekend. Ook moet er sprake zijn van voldoende causaal verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming.
Het geschil ziet enerzijds op het medisch handelen van de zorgaanbieder en anderzijds op de bejegening, communicatie en informatieverstrekking.
Medisch handelen
In 2017 zijn bij de cliënt sterilisatieclips geplaatst. Enkele jaren daarna ontstonden na een eierstokoperatie bij de cliënt heftige aanhoudende buikpijnklachten. In het kader van deze buikpijnklachten hebben meerdere consulten plaatsgevonden, waaronder op 4 februari 2022 en op 18 mei 2022. De cliënt is verwezen naar de MDL-afdeling, maar ook uit de daar uitgevoerde onderzoeken is geen oorzaak voor de buikpijnklachten gebleken. Uiteindelijk zijn de sterilisatieclips op 30 november 2022 door een andere zorgaanbieder operatief verwijderd. De buikpijnklachten zijn daarmee verdwenen.
De zorgaanbieder heeft voor wat betreft de buikklachten uitgebreid nader onderzoek ingesteld om mogelijke oorzaken uit te sluiten. Er kan dan ook niet gezegd worden dat hij medisch onzorgvuldig heeft gehandeld. Vanuit haar medische expertise weet de commissie dat migratie van sterilisatieclips voor kan komen en dat dit in beginsel geen pijnklachten hoeft op te leveren. De verwijzing naar de afdeling MDL is volgens de commissie dan ook begrijpelijk. De zorgaanbieder heeft zich voldoende ingespannen om de oorzaak van de buikpijnklachten te vinden. Dat uit de onderzoeken geen resultaat is voortgekomen, is zeer teleurstellend, maar valt niet te wijten aan het handelen of nalaten van de zorgaanbieder.
Uiteindelijk is een andere zorgaanbieder overgegaan tot verwijdering van de sterilisatieclips. Dat de buikpijnklachten direct na het verwijderen van de sterilisatieclips zijn verdwenen, is naar het oordeel van de commissie hoogst opmerkelijk. Toch kan de commissie hieruit niet opmaken dat de zorgaanbieder niet volgens de professionele standaard heeft gehandeld.
Verder is ter zitting gebleken dat de gynaecoloog de oxycodon niet aan de cliënt heeft voorgeschreven. Dat klachtonderdeel heeft de cliënt dan ook ingetrokken.
In zoverre verklaart de commissie de klacht van de cliënt ongegrond.
Bejegening
De cliënt beklaagt zich er allereerst over dat zij in de spreekkamer zeer onbehoorlijk is bejegend door de gynaecoloog. De zorgaanbieder heeft dit ontkend.
Over de toon of wijze van communiceren van de zorgaanbieder in de spreekkamer kan de commissie geen uitspraak doen, nu objectief niet kan worden vastgesteld wat door partijen gezegd is. De commissie twijfelt niet aan de oprechtheid van de verklaringen van de cliënt op dit punt en wil de perceptie van de cliënt geenszins in twijfel trekken. De commissie overweegt echter dat in gevallen waarin de lezingen van partijen ten aanzien van een klacht uiteenlopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, die klacht niet gegrond kan worden verklaard.
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ten aanzien van de bejegening ongegrond.
Communicatie en informatie
Ten aanzien van de klacht dat de cliënt zich onvoldoende serieus genomen voelde, merkt de commissie op dat uit de verslaglegging in het medisch dossier niet blijkt dat het perspectief van de cliënt voldoende is meegenomen in de medisch-inhoudelijke afwegingen. De overtuiging van de cliënt dat haar pijn te wijten zou zijn aan de sterilisatieclips en zij de clips daarom graag verwijderd wilde hebben, lijkt onvoldoende te zijn meegewogen. Ook de andere mogelijke behandelopties staan niet in het dossier vermeld, evenmin het feit of de cliënt met het besproken behandelplan akkoord is gegaan.
Op basis van het medisch dossier kan de commissie dan ook niet concluderen dat de zorgaanbieder de mening en visie van de cliënt voldoende serieus heeft genomen. Niet gebleken is dat de cliënt is meegenomen in de gedachtegang van de gynaecoloog en of haar enig perspectief op mogelijke behandelopties is geboden. De stelling van de zorgaanbieder dat de cliënt hierin wel degelijk is meegenomen, is niet nader onderbouwd.
Naar het oordeel van de commissie blijkt uit het medisch dossier ook inconsistentie aan medisch beleid. Naar aanleiding van het consult van 4 februari 2022 staat in het medisch dossier genoteerd dat indien de pijnklachten door de afdeling MDL niet te verklaren zijn, de cliënt terugkomt voor een gesprek over het verwijderen van de sterilisatieclips. In de aantekeningen van het daaropvolgende consult wordt over deze optie echter niet meer gesproken. Door dit inconsistente medisch beleid, dat naar het oordeel van de commissie samenhangt met de wisseling in zorgverleners, wist de cliënt niet waar zij aan toe was.
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ten aanzien van de communicatie en informatie gegrond.
Schadevergoeding
De cliënt vordert € 20.952,– van de zorgaanbieder vanwege misgelopen inkomsten en EMDR-therapie, die zij heeft moeten volgen vanwege het handelen van de zorgaanbieder.
Zoals reeds opgemerkt, is voor een aanspraak op schadevergoeding vereist dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting en dat dit tekortschieten hem moet kunnen worden toegerekend. Ook moet er sprake zijn van voldoende causaal verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming.
Nu de commissie heeft geoordeeld dat de zorgaanbieder medisch niet onzorgvuldig heeft gehandeld, is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming in de zorgverlening. Wel is de zorgaanbieder tekortgeschoten in de communicatie en informatieverstrekking richting de cliënt, maar het causaal verband tussen deze tekortkoming en de materiële schade die de cliënt daardoor heeft geleden, is naar het oordeel van de commissie onvoldoende onderbouwd.
De commissie wijst daarom de vordering tot schadevergoeding af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
• verklaart de klacht ten aanzien van het medisch handelen ongegrond;
• verklaart de klacht ten aanzien van de bejegening ongegrond;
• verklaart de klacht ten aanzien van de communicatie en informatieverstrekking gegrond.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van €127,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. A.B. Hooker, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 25 april 2024.