Meerdere treinstakingen; geen recht op vergoeding voor vervangende vervoerskosten.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Staking    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPV02-0001

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft een declaratie voor vervangende vervoerskosten in verband met meerdere treinstakingen.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Dit komt er op neer dat hij van mening is dat niet alleen hem moet worden vergoed een evenredig deel van de abonnementskosten nu hij op drie stakingsdagen niet heeft kunnen rijden, maar dat hij bovendien volledige vergoeding van gemaakte autokosten wenst nu de bij Algemene Voorwaarden vastgestelde vergoeding ontoereikend moet worden geacht.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer houdt staande dat de geldende regeling krachtens de Algemene Voorwaarden, er op neerkomende dat voor elke stakingsdag ƒ 50,– per dag wordt betaald als vergoeding voor alternatief vervoer, tenzij de consument kiest voor een evenredig deel van de vervoerskosten, waarvan ten deze niet is gebleken.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De consument is in het bezit van een jaartrajectkaart voor het traject Amersfoort-Den Haag en heeft als gevolg van stakingsacties op 5, 6 en 12 april met de auto naar Den Haag moeten reizen. Daarmede heeft hij geen genoegen genomen en maakt aanspraak op volledige vergoeding van de schade, naast genoemd bedrag van ƒ 50,–. Verder klaagt hij erover dat hij pas na circa acht maanden een inhoudelijke reactie op zijn brieven heeft gekregen, hetgeen onevenredig laat is.   Gedurende de behandeling ter zitting heeft de consument ook nog aan de orde gesteld de vraag of de in casu toepasselijke Algemene Voorwaarden niet onevenredig bezwarend c.q. onverbindend geacht moeten worden.   Met betrekking tot dit laatste aspect heeft de consument gesteld dat door de geschillenregeling zoals vermeld in de Algemene Voorwaarden, hij van de gewone rechter wordt afgehouden en dat zulks een beding in de Algemene Voorwaarden constitueert die op de zogenoemde zwarte lijst staan. De commissie gaat hieraan voorbij omdat in de Algemene Voorwaarden het inschakelen van de Geschillencommissie een optie voor de consument is, waarvan echter geen gebruik behoeft te worden gemaakt als men dat niet wil.   Voorts is de bepaling in de Algemene Voorwaarden erop neerkomende dat in feite bij iedere stakingsdag een bedrag van ƒ 50,– wordt uitgekeerd (behoudens anders luidende keuze van de consument) geen sprake van een onevenredig bezwarend beding. Integendeel, de commissie acht de onderhavige regeling praktisch en helder en zal in praktisch alle gevallen een adequate vergoeding voor met name variabele reiskosten opleveren als men is aangewezen op eigen vervoer in plaats van het vervoer per trein. De commissie is dan ook van oordeel dat er geen sprake van is dat hier een beding voorkomt dat behoort op de zogeheten grijze lijst.   Uit het voorgaande vloeit voort dat naar het oordeel van de commissie de consument geen aanspraak kan maken op een andere vergoeding van de schade dan de hiervoor reeds genoemde en daadwerkelijk uitbetaalde ƒ 50,– voor elke dag.   Ten overvloede merkt de commissie op dat in geval als gevolg van aan de ondernemer toe te rekenen omstandigheden geen mogelijkheid bestaat om van het bedongen vervoer gebruik te maken, de consument aanspraak zou kunnen maken op vervangende schadevergoeding, dat wil zeggen een zodanige uitkering in geld dat hij feitelijk wordt gebracht in een toestand alsof er wel behoorlijk was gepresteerd. Dat betekent derhalve dat, als juist zou zijn het standpunt van de consument (quod non) dat hij aanspraak zou kunnen maken op volledige schadevergoeding, dit bedrag nooit meer zou kunnen belopen dan de daadwerkelijke kosten van vervoer. Daar bovenop nog een evenredig deel van de abonnementskosten uitbetalen is te kwalificeren als een ongerechtvaardigd opkomend voordeel. Juist kan worden geacht de opmerking van de consument dat de klachtenafhandeling onevenredig lang heeft geduurd. Dit leidt echter niet tot toekenning van enige vorm van schadevergoeding, omdat voor zover valt te zien geen schade van enige betekenis als gevolg daarvan is geleden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer op 1 augustus 2002.