Commissie: Energie
Categorie: Omvang levering
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-000437
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het gaat in dit geschil om het verbruik dat in rekening gebracht wordt nadat geconstateerd was dat de meter (deels) niet goed functioneerde.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.
Nadat geconstateerd was dat het verbruik van de elektriciteitsmeter alleen geregistreerd werd op de dagstroomteller (en dus de nachtstroomteller niet functioneerde), is de meter op 15 juni 2000 vervangen. Op of kort na 5 augustus 2000 ontving ik de jaarnota, waartegen ik op 7 augustus 2000 bezwaar heb gemaakt.
De meter is na vervanging niet gecontroleerd, met name niet ten aanzien van eventuele andere gebreken. Het totale verbruik, dat de ondernemer gesplitst heeft in dag- en nachtverbruik, bedroeg 4172 kWh, terwijl in het jaar daarvoor het totale verbruik 2193 kWh bedroeg. Ik vind dat verbruik te hoog, omdat mijn woon- en leefomstandigheden ongewijzigd zijn gebleven.
De consument verlangt dat het verbruik over 1999/2000 vastgesteld wordt op het niveau van de voorgaande drie periodes.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.
Nadat wij een klacht ontvangen hadden over de niet-goed functionerende meter is deze vervangen. In een dergelijk geval functioneert een schakeling niet, zodat het totale verbruik op één teller gemeten is. Ter bevestiging van die stelling beroepen wij ons op een overgelegd rapport van een onzer eigen deskundigen. Wij hebben dat verbruik verdeeld over dag- en nachttarief volgens een verdeelsleutel gebaseerd op het vorige verbruiksjaar.
Het gemeten verbruik ligt globaal op hetzelfde niveau als door de nieuwe meter geregistreerd. Bovendien wijzen wij erop dat ook het gasverbruik in 1999/2000 hoger was dan het jaar daarvoor.
De meter is inmiddels vernietigd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie neemt in aanmerking dat het in dit geschil niet gaat om de vraag of al het verbruik op de dagstroomteller geregistreerd is, maar om de vraag of de meter in zijn totaal goed gefunctioneerd heeft.
Ter zitting is gebleken dat de consument ter gelegenheid van de meterverwisseling niet geïnformeerd is over de meterstanden. Die heeft zij eerst vernomen bij de toegezonden jaarnota. Eerst toen heeft zij bezwaar kunnen maken over het gemeten verbruik, hetgeen zij gedaan heeft. Toen bleek de meter vernietigd te zijn.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer gehouden is de meter na meterverwisseling te bewaren gedurende een redelijke termijn nadat de consument de meterstanden vernomen heeft (zie ook artikel 12 lid 5 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden (AV)). Nu zulks niet gebeurd is, dient een andere billijke maatstaf gevonden te worden om het verbruik te bepalen. De commissie vindt een dergelijke maatstaf in het verbruik van de drie voorgaande periodes, waarin zij analoog aan het bepaalde in artikel 13 lid 2 AV handelt.
De ondernemer heeft voor het geval de commissie zo zou beslissen al een fictieve nota vervaardigd. Die nota heeft de consument onweersproken gelaten (zij is niet ter zitting verschenen), zodat de commissie die nota, die haar overigens niet onjuist voorkomt, als basis voor haar beslissing zal nemen.
Nu de consument in het gelijk wordt gesteld, dient de ondernemer haar het klachtengeld te vergoeden. In die situatie is de ondernemer ingevolge artikel 21 lid 1 van het Reglement aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de jaarnota van 5 augustus 2000 als "saldo afrekening" (derhalve exclusief het ook op die nota vermelde nieuwe termijnbedrag) een bedrag van ƒ 146,88 dient te vermelden (in plaats van ƒ 474,98).
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bedrag verschuldigd van ƒ 50,–.
Bovendien betaalt de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de consument een bedrag van ƒ 50,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 27 maart 2001.