Commissie: Klussenbedrijven
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
963018/1198145
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument kreeg in de jaarnota 2022/2023 een naheffing voor verbruik sinds 2016, omdat hij jarenlang geen meterstanden had doorgegeven. De commissie oordeelt dat het beroep op verjaring niet opgaat, gezien de herhaalde verzoeken van de ondernemer en netbeheerder. Wel moet het verbruik worden afgerekend tegen de tarieven van de betreffende verbruiksjaren, via een evenredige verdeling en graaddagenmethode. De klacht is gegrond.
De volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een tussen partijen op 16 mei 2024 tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot levering en montage van een [bedrijf] Dakserre Duo met diverse accessoires zoals zonweringen, gordijnen en dergelijke voor een totaalbedrag van € 10.910,– inclusief BTW. In de overeenkomst zijn de [branchevereniging]-Uitvoeringsvoorwaarden voor vakmensen 2021 ([branchevereniging]-voorwaarden) van toepassing verklaard.
De overeengekomen aanbetaling van € 5.455,– is door de consument op 16 mei 2024 aan de ondernemer voldaan.
Nakoming door de ondernemer is uitgebleven ondanks deugdelijke ingebrekestelling. Daarop heeft de consument de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden bij brief van 20 december 2024. Tevens is terugbetaling gevorderd van de aanbetaling.
De overeenkomst is niet uitgevoerd.
Het bedrag is tot op heden niet terugbetaald aan de consument.
De consument heeft op 20 september 2024 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 31 mei 2024 heeft de consument gemaild of er al een datum bekend was voor de plaatsing van de dakserre. Een reactie hierop is echter uitgebleven. Op 23 juli 2024 heeft de ondernemer geschreven: “Afgelopen 2 weken ben ik afwezig geweest en nu halve dagen werkzaam i.v.m. ziekbed van mijn moeder. Hierdoor heb ik minder tot niet gereageerd op berichten. Ook u zal ik vandaag informeren over de opdracht.” Omdat de ondernemer op 23 juli 2024 de consument niet heeft geïnformeerd over de opdracht, heeft de consument de ondernemer op 30 juli 2024 nogmaals per e-mail gesommeerd contact op te nemen voor het plaatsen van de dakserre. Op 15 augustus 2024 heeft de consument de ondernemer opnieuw verzocht contact op te nemen. Diezelfde dag reageerde de ondernemer: “Inzake uw opdracht, gezien de achterstand die we hebben en 1 monteur minder die voorlopig ziek thuis is, verwacht ik uw opdracht tegen medio-eind september te kunnen uitvoeren. Ongeveer 1 week van tevoren ontvangt u van mij hiervan een bericht.” Op 16 september 2024 heeft de consument opnieuw e-mailcontact opgenomen met de ondernemer. Een reactie daarop bleef echter wederom uit. Op 19 september 2024 heeft de consument de ondernemer daarom nogmaals verzocht om inhoudelijke reactie. Op 20 september 2024 heeft de consument wegens het uitblijven van een reactie een ingebrekestelling verstuurd naar de ondernemer met het verzoek om uiterlijk 4 oktober 2024 een bewijs van de bestelling van de dakserre aan te leveren en een datum kenbaar te maken waarop de dakserre zal worden geplaatst met als uiterste datum 1 november 2024. Indien dat voor de ondernemer niet haalbaar is, verzoekt de consument de ondernemer de aanbetaling van € 5.455,– uiterlijk 4 oktober 2024 terug te storten op de bankrekening van de consument. Diezelfde dag ontving de consument een reactie van de ondernemer waarin de ondernemer aangeeft dat het slechte weer van de afgelopen tijd reden voor vertraging is geweest. De ondernemer deelt tevens mee dat de reeds toegezegde termijn van medio/eind september daarom is verplaatst naar medio/eind november. Op 8 oktober 2024 heeft de consument opnieuw een ingebrekestelling verstuurd naar de ondernemer waarin hij de ondernemer sommeert uiterlijk binnen veertien dagen het gevraagde bestellingsbewijs aan te leveren en een datum af te spreken voor plaatsing van de dakkapel. Indien dit voor de ondernemer niet mogelijk is, verzoekt de consument het bedrag van € 5.455,– uiterlijk 23 oktober terug te zien op zijn bankrekening. Omdat reactie hierop uitblijft, heeft de consument per brief van
6 december 2024 – ondanks dat de ondernemer reeds in verzuim verkeert – de ondernemer nogmaals een mogelijkheid gegeven om na te komen binnen veertien dagen na dagtekening van de brief. Op
18 december 2024 heeft de ondernemer per e-mail gereageerd op de aangetekende brief van de consument. Een aanbod met een duidelijke afspraak voor het plaatsen van de dakserre blijft uit. Omdat de ondernemer na deze gestelde uiterste termijnen én de werkzaamheden niet heeft hervat noch de € 5.455,– heeft teruggestort heeft de consument bij brief van 20 december 2024 de overeenkomst tussen partijen ontbonden.
Aangezien de ondernemer na veelvuldige sommaties en meermalen verlengde termijnen niet blijkt na te komen, is de ondernemer in verzuim. De consument vordert daarom een verklaring voor recht dat de overeenkomst terecht is ontbonden, althans verzoekt de consument de commissie de overeenkomst alsnog te ontbinden.
De consument maakt vanwege de ontbinding aanspraak op terugbetaling van het totaal door hem betaalde bedrag € 5.455,–, nu de werkzaamheden in het geheel niet door de ondernemer zijn uitgevoerd. De consument vordert ook de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening.
Voorts heeft de consument zijn advocaat moeten inschakelen om betaling buiten rechte te verkrijgen. Conform artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de consument recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke werkzaamheden die in opdracht en voor rekening van de consument zijn verricht – en na een toewijzend vonnis nog verricht moeten worden – en de daaraan verbonden incassokosten, kunnen niet worden gekwalificeerd als verrichtingen ter voorbereiding van de onderhavige procedure of de instructie van de zaak, nu de buitengerechtelijke werkzaamheden slechts gericht zijn geweest op het verkrijgen van betaling van de vordering van de consument buiten rechte.
De verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden bestaan onder meer uit het aanleggen van het dossier, het voeren van telefoongesprekken, het verzorgen van de correspondentie, zoals ook overgelegd bij deze dagvaarding en de advisering van cliënt.
De buitengerechtelijke kosten bedragen op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (BIK): € 783,78. Het bedrag is aangezegd in de brief van 20 december 2024.
De consument verzoekt de commissie bij Bindend Advies:
- te verklaren voor recht dat de consument bij brief van 20 december 2024 de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer terecht heeft ontbonden, althans de overeenkomst alsnog te ontbinden;
De ondernemer te veroordelen om aan de consument, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, (terug) te betalen:
- een bedrag van € 5.455,–, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2024, althans
21 december 2024, althans vanaf de door uw commissie te bepalen dag tot aan de dag der algehele voldoening;\
- de buitengerechtelijke kosten ad. € 783,78 incl. BTW;
- De ondernemer te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder mede begrepen; en
- Te bepalen dat de consument voor de uitkomst van deze procedure een beroep op de [branchevereniging] kan doen.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het gevorderde komt de commissie noch onrechtmatig noch ongegrond voor, en leent zich dan ook voor toewijzing zoals hierna vermeld. Daarbij geeft de commissie nog de volgende toelichting.
Genoegzaam is gebleken, en is ook niet weersproken, dat de door de consument gestelde aanbetaling aan de ondernemer is verricht. De ondernemer is meermaals in gebreke gesteld. De daarin (steeds) geduide redelijke termijn voor nakoming heeft de ondernemer ongebruikt laten passeren. Vervolgens heeft de consument bij aangetekend verzonden brief van 20 december 2024 met recht en reden het door partijen overeengekomene buitengerechtelijk ontbonden.
Die buitengerechtelijke ontbinding heeft de in het dictum van deze beslissing vast te leggen ongedaanmakingsverplichting van de ondernemer tot gevolg gehad. Op de consument rust geen ongedaanmakingsverplichting omdat in het kader van de overeenkomst niets is afgeleverd bij de consument en/of is gepresteerd.
Over de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten overweegt de commissie het volgende. De [branchevereniging]-voorwaarden en het reglement van de commissie staan niet in de weg aan toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten is in dit geval, omdat het gaat om een ongedaanmakingsverbintenis, het BIK niet van toepassing. Uitgangspunt bij de beoordeling van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW is de zogenaamde ‘dubbele redelijkheidstoets’. Deze toets houdt in dat de schuldeiser alleen aanspraak kan maken op buitengerechtelijke incassokosten als de schuldeiser (1) in redelijkheid is overgegaan tot het maken van deze kosten en; (2) de hoogte van de gevorderde kosten redelijk is. Het is de commissie in dit geval niet gebleken dat niet aan deze vereisten is voldaan, zodat de commissie de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen.
De rente zal worden toegewezen zoals is bepaald in het dictum van dit Bindend Advies.
Artikel 22 van het reglement van deze commissie staat in de weg aan het toewijzen van ter zake de behandeling van het geschil gemaakte kosten. Die kosten komen voor eigen rekening. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die hier nopen tot een andere beslissing.
De vordering om te bepalen dat de consument voor de uitkomst van deze procedure een beroep op de [branchevereniging] kan doen kan niet worden toegewezen, omdat [branchevereniging] geen partij is bij deze procedure.
Nu terecht is geklaagd is de ondernemer op basis van het reglement gehouden om het klachtengeld aan de consument te voldoen en om de bijdrage in de behandelingskosten te betalen aan het secretariaat van de commissie. Die bijdrage wordt de ondernemer separaat bij factuur in rekening gebracht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
stelt allereerst vast dat de tussen partijen gesloten overeenkomst met recht en reden buitengerechtelijk op of omstreeks 20 december 2024 is ontbonden door de consument;
stelt voorts vast dat die buitengerechtelijke ontbinding de volgende ongedaanmakingsverplichting heeft doen ontstaan:
– de verplichting van de ondernemer tot (terug)betaling aan de consument van € 5.455,–;
stelt vast dat voormelde terugbetalingsverplichting van de ondernemer per voormelde buitengerechtelijke ontbinding onmiddellijk opeisbaar is geworden.
bepaalt dat de ondernemer de wettelijke rente over het bedrag van € 5.455,– verschuldigd is aan de consument vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 783,78 incl. BTW aan de consument moet betalen wegens buitengerechtelijke incassokosten;
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 250,00 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Klussenbedrijven, bestaande uit de heer mr. M. Cune, voorzitter, de heer R.C. Schenk, mevrouw mr. W. van den Berg, leden, op 23 oktober 2025.