Commissie: Energie
Categorie: Omvang levering
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
100351
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de jaarnota van de ondernemer van 21 juli 2015 waarbij de consument een bedrag van € 14.003,62 diende bij te betalen (voor in het bijzonder de levering van gas).
De consument heeft een bedrag van € 14.003,62 niet aan de ondernemer betaald en bij de commissie gedeponeerd.
De consument heeft de klacht op 24 juli 2015 voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De familie [naam van de consument] (een Canadese familie) is in augustus 2012 in Nederland komen wonen. Zij hebben een contract voor gaslevering met de ondernemer gesloten. De ondernemer brengt over de jaren 2012 tot 2015 een voorschot van circa € 2.500,– per jaar in rekening. De eindafrekening bedraagt echter € 14.000,–. Die eindafrekening komt door de volgende aan de ondernemer verwijtbare zaken:
• De ondernemer baseerde zijn voorschotnota’s niet op het werkelijke verbruik van de vorige bewoners, maar op het gemiddelde verbruik van een gezin.
• Na 1 jaar is de meterstand doorgegeven door de familie [naam van de consument]. De ondernemer verwerkte die stand echter niet. Daardoor is de familie [naam van de consument] niet op de hoogte gebracht van het werkelijke verbruik. Als zij dat wel waren geweest dan zou de familie [naam van de consument] haar verbruik drastisch hebben aangepast.
• De ondernemer werkt niet in overeenstemming met de artikelen 1.2 en 1.7 uit de gedragscode Consument- en Energieleverancier 2015.
• De ondernemer werkt niet in overeenstemming met artikel 9 van zijn algemene voorwaarden. Het is dus aan de ondernemer te verwijten dat de familie [naam van de consument] een hele hoge eindafrekening heeft gekregen in 2015. De onzorgvuldige werkwijze van de ondernemer is daar debet aan. De ondernemer kan daarom in redelijkheid niet verwachten dat de familie [naam van de consument] die nota zal betalen.
In een reactie op het door de ondernemer ingediende verweer is namens de consument nog het volgende naar voren gebracht. Door een medewerker van de ondernemer is aangegeven dat het destijds niet de policy was om verbruiken op te vragen bij de netbeheerder, hetgeen de ondernemer wel had kunnen doen. De ondernemer had dus zonder meer de beschikking kunnen hebben over de verbruikcijfers van de vorige bewoner. Het is verder onbegrijpelijk dat de ondernemer de door de consument doorgegeven meterstand van 80.001 m3 gas per 12 augustus 2013 niet heeft verwerkt. De familie [naam van de consument] was daardoor in de veronderstelling dat die op de desbetreffende jaarrekening (die pas in september 2013 werd verstuurd) wel in rekening was gebracht.
Ter zitting is namens de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De familie [naam van de consument] bewoonde een woonboerderij. De historische meterstanden (ter zake de vorige bewoner) hadden door de ondernemer bij de netbeheerder opgevraagd kunnen worden. Daaruit bleek dat het gemiddelde verbruik aanzienlijk hoger lag, ruim 40%. Er is dus geen goed vertrekpunt geweest. Desgevraagd wordt bevestigd dat in het stuk van de makelaar (dat zijdens de consument is overgelegd) sprake is van een gemiddeld voorschotbedrag per maand voor gas en elektra van
€ 392,–, terwijl de consument aanvankelijk € 140,– per maand aan voorschot is gaan betalen. De familie [naam van de consument] betwist niet het totale in rekening gebrachte verbruik. De ondernemer heeft aantoonbaar fouten gemaakt.
De consument verlangt dat de ondernemer het volledige bedrag van € 14.003,62 zal kwijtschelden, dan wel dat de consument slechts gehouden zal zijn om een bedrag van € 6.091,94 te voldoen (hetgeen gebaseerd is op een maandelijks voorschot van € 392,– zoals dat destijds gold voor de vorige bewoners).
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De heer [naam van de consument] heeft zich bij de ondernemer aangemeld met ingang van 10 augustus 2012. Bij zijn aanmelding is voor gas een meterstand ontvangen van 71.290 m3. Bij de aanmelding hebben wij verder geen verwacht jaarverbruik doorgekregen. Wij hebben toen het termijnbedrag van € 140,03 vanaf september 2012 vastgesteld op basis van een gemiddeld verbruik van 1.500 m3 gas. Op 16 juli 2013 hebben wij de meterstanden opgevraagd voor het maken van de jaarafrekening. Wij hebben de meterstanden echter pas op 12 augustus 2013 ontvangen. De opnameperiode was toen gesloten. Daardoor is die meterstand niet meer verwerkt op de jaarafrekening. De jaarafrekening is toen gemaakt op basis van berekende meterstanden. Op basis van het in rekening gebrachte verbruik van 1.499 m3 gas (naar aanleiding van de berekende eindstanden) is een nieuw termijnbedrag vastgesteld van € 242,39. In 2014 hebben wij desgevraagd geen meterstanden ontvangen zodat eveneens sprake is geweest van berekende standen en voor gas is toen uitgegaan van 1.362 m3. Vervolgens is het termijnbedrag weer vastgesteld op € 228,20. Eind mei 2015 geeft de heer [naam van de consument] een afmelding door voor 30 juni 2015. Dat was dan voor gas 96.461 m3. Het hoge gasverbruik is te wijten aan te laag berekende meterstanden van 6 augustus 2013 van 72.706 m3 en van 6 augustus 2014 van 74.070 m3.
Ter zake het termijnbedrag dat de ondernemer aanvankelijk heeft vastgesteld merkt de ondernemer op dat hij vanaf september 2012 geen verzoek heeft ontvangen om dat te verhogen. Omdat de ondernemer geen leverancier was op het woonadres van de consument had de ondernemer ook geen informatie over het historisch verbruik. Daarom is uitgegaan van een gemiddeld verbruik. In de algemene voorwaarden is in artikel 9.3 bepaald dat de leverancier bevoegd is om de omvang van de levering te schatten als hij niet of niet tijdig kan beschikken over de meterstanden. De ondernemer heeft de meterstanden in 2013 te laat ontvangen en in 2014 heeft de ondernemer in het geheel geen meterstanden ontvangen. Bij de aanmelding van 10 augustus 2012 en bij de afmelding per 30 juni 2015 hebben wij de correcte meterstanden verwerkt en ontvangen. Wij hebben dus het juiste verbruik in rekening gebracht. De oorzaak van de hoge eindafrekening is dus te wijten aan een inhaalslag. Die is niet aan de ondernemer te wijten. Voor wat betreft de verwijzing naar de gedragscode 2015 merkt de ondernemer op dat er in 2015 nieuwe marktafspraken zijn gemaakt met betrekking tot de communicatie bij het aangaan van een nieuw contract, maar dat die afspraken in 2012 nog niet van toepassing waren.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Wij hadden geen inzicht in het historisch verbruik op het leveringsadres omdat wij daar geen leverancier van waren. Het zogenaamde aanbod op maat geldt pas sinds vorig jaar. Bij de door de consument in 2013 opgegeven meterstand (van 80.001 m3) heeft een medewerker die de meterstand heeft opgenomen helaas toentertijd verzuimd daarvoor een correctie aan te vragen. Nadat de jaarafrekening aan de consument was verstuurd met berekende standen hebben wij echter geen reactie meer van de consument verkregen. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de consument gehouden is het volledige bedrag aan de ondernemer te voldoen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Hoofdregel is dat voor afgenomen energie dient te worden betaald. De gehanteerde begin- en eindstanden ter zake de levering van energie (meer in het bijzonder gas) worden ook niet door de consument betwist en staan derhalve vast; dat totale verbruik zoals dat op de jaarnota van de ondernemer van 21 juli 2015 is opgenomen is ook door de consument verbruikt. Een te laag vastgesteld voorschotbedrag leidt verder in principe niet tot verval van de plicht om alsnog te betalen. Indien een voorschot om welke reden dan ook ernaast zat, zal het in beginsel voor risico van de consument dienen te komen. Dat volgt ook uit de algemene voorwaarden en is ook een vaste lijn van de commissie. Daarbij komt dat namens de consument ook zelf is aangegeven dat de vorige bewoner van het pand maandelijks een voorschot betaalde van € 392,– (derhalve een stuk hoger dan de aanvankelijke € 140,– die de consument per maand aan voorschot betaalde). In dat opzicht had de consument dat (grote) verschil ook zelf wel kunnen onderkennen. Verder is het zo dat de gedragscode (consument en energieleverancier 2015) waarnaar de consument verwijst in 2012 nog niet van toepassing was. Desalniettemin valt de ondernemer in deze zaak wel een verwijt te maken en dat betreft de opgave van de meterstanden (voor in het bijzonder gas) die de consument in augustus 2013 aan de ondernemer heeft opgegeven. De consument heeft toen een gasstand opgegeven van 80.001 m3, terwijl de ondernemer in zijn jaarafrekening van september 2013 is uitgegaan van een berekende stand van 72.706 m3 en overigens ook in 2014 van 74.070 m3, terwijl de ondernemer reeds in augustus 2013 wist dat door de consument een stand was opgegeven van 80.001 m3 gas. Hoewel de consument vanzelfsprekend bij een goede bestudering van de jaarafrekeningen over 2013 en 2014 zelf had kunnen zien en onderkennen dat de berekende standen fors afweken van de werkelijke standen en hem in dat kader een grote mate van eigen schuld treft, acht de commissie de handelwijze (meer in het bijzonder het stilzitten en totaal niets ondernemen met de door de consument opgegeven meterstand van 80.001 m3) onzorgvuldig aan de zijde van de ondernemer. In het licht van de omstandigheden van het geval, waarbij in principe voor genoten verbruik moet worden betaald, maar anderzijds de ondernemer een verwijt kan worden gemaakt van het door hem volstrekt achterwege laten van enige actie naar aanleiding van de door de consument in augustus 2013 opgegeven meterstand voor gas, is de commissie van oordeel dat de consument een schadevergoeding (in de vorm van een reductie op de eindafrekening) toekomt van € 2.003,62. Dat acht de commissie onder de gegeven omstandigheden alleszins redelijk en billijk. Dat betekent dat de consument alsnog gehouden is om een bedrag van € 12.000,– (in plaats van € 14.003,62) aan de ondernemer te betalen. De commissie zal dan ook bepalen dat van het door de consument in depot gestorte bedrag een bedrag van € 12.000,– zal worden overgemaakt aan de ondernemer en dat de consument een bedrag zal terugkrijgen van € 2.003,62.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht van de consument deels gegrond is zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer is gehouden om zijn eindafrekening van 21 juli 2015 met een bedrag van € 2.003,62 te crediteren zodat de consument gehouden zal zijn om een bedrag van € 12.000,– aan de ondernemer te betalen (hetgeen aan de ondernemer zal worden betaald vanuit het door de consument gestorte depot).
Van het depotbedrag van € 14.003,62 zal een bedrag van € 12.000,– aan de ondernemer worden betaald en een bedrag van € 2.003,62 aan de consument worden terugbetaald.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Het meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 23 maart 2016.