
Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Jaarafrekening
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE10-0022
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft het door het bedrijf op de afrekening van 22 november 2008 in rekening gebrachte verbruik van water. De afnemer heeft in november 2008 de klacht voorgelegd aan het bedrijf. Standpunt van de afnemer Het standpunt van de afnemer luidt in hoofdzaak als volgt. De afnemer is van mening dat hij nooit zoveel water kan hebben gebruikt als aan hem in rekening wordt gebracht. De afnemer vermoedt dat het verbruik van de boven zijn restaurant gelegen woningen ook op zijn watermeter wordt geregistreerd. De afnemer vraagt zich af of de bovenwoningen op hetzelfde moment als hij watermeters hebben gekregen. Hij vermoedt dat de bovenwoningen veel later eigen meters hebben gekregen. De afnemer heeft zijn watermeter laten ijken. Daarbij is gebleken dat de meter naar behoren functioneerde. De afnemer ontvangt telkens nota’s met daarop steeds andere bedragen. Op de nota van 31 oktober 2009 wordt aan de afnemer een bedrag van € 613,97 gecrediteerd. Ter zitting heeft de afnemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De afnemer is al sedert 2000 gebruiker van het pand. De watermeter is in 2006 geplaatst. Tot die tijd liep het verbruik van het hele pand over de meter van de afnemer. De door het bedrijf gehanteerde meterstanden zijn juist. De meter deugt. In 2009 heeft de afnemer een verbruik gehad van 297 m3. Dat is lager dan het gemiddelde verbruik van de afnemer. Standpunt van het bedrijf Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt. Naar alle waarschijnlijkheid is de bij de factuur van 22 november 2008 in rekening gebrachte hoeveelheid water niet in de periode van 25 oktober 2007 tot 4 november 2008 door de afnemer verbruikt, maar ziet dit verbruik ook op de periode ervoor. Er is sprake van een navordering. Uit het in het verweerschrift opgenomen overzicht blijkt dat in een periode van vier jaar het bedrijf één maal de meterstanden heeft opgenomen. De navordering dient dus, volgens de Vink-methode, beperkt te blijven tot een periode van drie jaar. Dit leidt tot een vermindering van het in rekening gebrachte verbruik met 624 m3 oftewel een bedrag van € 977,77. Op advies van het bedrijf is de meter geijkt. Deze bleek normaal te functioneren. Bij brief van 19 maart 2010 heeft het bedrijf de afnemer geadviseerd om zelf te controleren of de woningen boven het restaurant voorzien worden van water dat over de meter van de afnemer loopt. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de bovenwoningen op de meter van de afnemer zijn aangesloten zijn. De afnemer heeft in de periode 19 oktober 2004-5 november 2008 een gemiddeld jaarverbruik van 624 m3 gehad. Dit kan niet mede het verbruik van de bovenwoningen omvatten. Uit de aan de afnemer op 31 oktober 2009 gezonden factuur blijkt dat een bedrag van € 613,97 is gecrediteerd. De afnemer had veel minder verbruikt dan door het bedrijf in rekening was gebracht. Het bedrijf heeft aan de afnemer een behoorlijke uitleg gegeven en het juiste verbruik in rekening gebracht. Ter zitting heeft het bedrijf verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. In 1997 is de watermeter bij de afnemer geplaatst. In de maanden maart en mei 2005 zijn de bovenwoningen van watermeters voorzien. In de periode 2000-2001 was sprake van een gebruik van 251 m3. In 2008 was het duidelijk dat er geen water van de afnemer door de bovenwoningen werd verbruikt. Het is niet geheel zeker of voor 2005 de meter van de afnemer het waterverbruik van de bovenwoningen niet registreerde. In 2005 heeft er een ontvlechting van de leidingen plaatsgevonden. In 2009 is een verbruik van 297 m3 geregistreerd. Dat is lager dan het historische verbruik. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Het onderhavige geschil betreft een navordering over meerdere jaren van de kosten van het waterverbruik van de afnemer. De afnemer stelt zich op het standpunt dat gelet op het totale verbruik vanaf 2000 het onmogelijk is dat dit verbruik alleen op het verbruik van zijn onderneming betrekking heeft. Naar zijn mening is dit totale verbruik deels het gevolg van het feit dat het waterverbruik van de boven zijn restaurant gelegen woningen ook over zijn meter is gelopen. In zijn verweerschrift heeft het bedrijf ontkend dat dit het geval is geweest. Ter zitting van de commissie heeft het bedrijf dit standpunt genuanceerd in die zin dat niet met zekerheid is te achterhalen of het waterverbruik van de bovenwoningen, voordat in 2005 de watermeters zijn geplaatst, al dan niet op de meter van de afnemer is geregistreerd. De commissie overweegt dat gelet op deze opmerking van het bedrijf en het op de meter van de afnemer geregistreerde volume niet gezegd kan worden dat het standpunt van de afnemer van iedere grond is ontbloot. Daarbij komt dat het gemiddelde verbruik van de afnemer niet in overeenstemming lijkt te zijn met het totale verbruik dat op de meter van de afnemer s geregistreerd. Een en ander brengt mee dat de twee eerdere correcties, in verband met de toepassing van de Vink-methode en het te veel in rekening gebracht verbruik, naar het oordeel van de commissie dienen te worden gevolgd door een nadere correctie van het door het bedrijf in rekening gebrachte verbruik. De commissie acht een nadere correctie ter grootte van een volume van 375 m3 passend en geboden en zal het bedrijf daartoe veroordelen. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het bedrijf corrigeert het waterverbruik van de afnemer met een volume van 375 m3 en stuurt de afnemer een correctiefactuur. Een en ander dient plaats te vinden binnen 4 weken na de verzenddatum van dit bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient het bedrijf overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 178,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is het bedrijf aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 12 november 2010.