Niet aannemelijk dat jachtmakelaar tekortgeschoten is bij bemiddeling. Courtage volledig verschuldigd.

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA Voorwaarden Bemiddeling Vaartuigen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT04-0066

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil heeft betrekking op de tussen partijen gesloten bemiddelingsovereenkomst d.d. 21 april 2004, waarbij de ondernemer zich verplicht heeft tot de bemiddeling bij de verkoop van het schip van de consument.
 
De consument heeft op 10 september 2004 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Omdat de ligplaats van het woonschip van de consument werd opgeheven, heeft de consument de ondernemer ingeschakeld om te bemiddelen bij de verkoop van het woonschip. Het schip werd te koop gezet op Internet en op Koninginnedag belde een Franstalige Belg naar de ondernemer met de vraag waar de boot ligt. Deze verzocht hem om op maandag terug te bellen omdat het een feestdag was. De potentiële kopers zijn toen zelf gaan zoeken naar de boot en hebben deze uiteindelijk gevonden. ‘s Maandags zijn ze teruggekomen om met de consument te praten. De ondernemer heeft echter geen contact met ze opgenomen.
 
De potentiële kopers gaven aan dat zij het schip in Charleroi op de helling wilde kopen voor inspectie. De ondernemer deelde de consument mede dat zij voor het vervoer daar naar toe zou dienen te zorgen, maar heeft haar toen niet gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van zo’n tocht. Nadat het voorlopig koopcontract was getekend, belden de kopers steeds naar de consument met allerlei vragen over de vaartocht. Daarvoor had de consument juist de ondernemer ingeschakeld, maar tussen de ondernemer en de kopers klikte het niet. Bovendien bleek de ondernemer sommige Franse normen bij het kopen van boten niet te kennen. Dat bleek ook toen bij de verkoop de kopers de koopprijs niet konden betalen, omdat de hypotheekverstrekkende bank eerst in afwachting was van het inspectierapport. Dat behoorde de ondernemer te weten, doch deze vond dat de kopers de consument daarvan op de hoogte had moeten stellen.
 
De consument heeft vervolgens de hulp van de heer Tromp ingeroepen, toen de ondernemer de kopers telefonisch informeerde dat de boot niet in Charleroi, maar in Nederland op de helling zou moeten en de kopers daarop het contact met de ondernemer verbraken. Door tussenkomst van de heer Tromp kwam alles weer op gang. De heer Tromp pleegde overleg met de kopers en de ondernemer, hetgeen na veel geregel er toe leidde dat het schip in Nederland uit het water zou gaan voor inspectie en daar gekocht zou worden of anders zou de koop niet meer doorgaan. Wat de ondernemer niet lukte is de heer Tromp wel gelukt. Deze heeft ook de werf geregeld waar de boot uiteindelijk uit het water is gehaald.
 
De overdracht liep nog gevaar doordat de kopers geen domicilie hadden gekozen in Nederland. De ondernemer had de kopers daarop niet gewezen en wilde zijn adres ook niet aan de kopers ter beschikking stellen. De heer Tromp heeft de impasse toen doorbroken door de kopers tijdelijk domicilie te verlenen op zijn huisadres.
 
Gezien het voorgaande is de consument van mening dat de ondernemer haar onvoldoende heeft ondersteund bij de verkoop van het schip. De ondernemer heeft ook geen professionele houding getoond in het onderhouden van de contacten met de kopers. De ondernemer heeft zich bovendien niet aan de bemiddelingsovereenkomst gehouden door niet binnen 48 uur na ontvangst van de koopprijs het bedrag over te maken op de bankrekening van de consument. Zonder de heer Tromp was de koop niet doorgegaan. Daarom verlangt de consument dat een deel van de aan de ondernemer betaalde courtage aan de heer Tromp wordt betaald.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Het komt inderdaad voor dat de ondernemer de omgeving van een ligplaats van een boot aan een geïnteresseerde geeft, enkel ter inschatting van de reistijd. Dan wordt niet de exacte ligplaats gegeven, omdat opdrachtgever dat vaak niet prettig vindt. De consument heeft de potentiële kopers zelf aan boord gelaten.
 
Er is vervolgens een afspraak gemaakt om op maandag 17 mei 2004 een aankoopbespreking te houden aan boord van het schip. Bij aankomst aan boord maakte de consument kenbaar dat ze de heer Tromp (haar vriend) uitgenodigd had, omdat ze zichzelf weinig zakelijk achtte als ze besluiten zou moeten nemen. Niemand had bezwaar. De ondernemer heeft de kopers uitgelegd hoe de standaardkoopovereenkomst in elkaar stak. De kopers merkten op dat deze overeenkomst nogal afweek van hun ervaringen in Frankrijk. Ter bescherming van de consument heeft de ondernemer haar vervolgens aangeraden om niet af te wijken van de standaardkoopovereenkomst. Dat was uiteindelijk akkoord voor de kopers. De koopprijs werd na enig heen en weer bieden vastgesteld.
Opeens kwamen de kopers met het voorstel om in Charleroi te gaan hellingen. De ondernemer heeft de consument gewezen op de negatieve effecten die het gevolg zouden kunnen zijn van het hellingen in Charleroi: het is een lange vaartocht (ze had zelf geen schipper), de kopers wilden wel schipperen maar het vaarrisico blijft voor verkoper, de kopers ervaren wellicht kleine mankementen, de tocht leidt wellicht tot schade enz. De ondernemer heeft de consument aangeraden om, desnoods voor eigen kosten, het vaartuig in de buurt van Leiden te laten hellingen. Desondanks wilde de consument ingaan op de wens van koper.
 
De aanbetaling volgde in juni 2004. De kopers gingen vervolgens telefonisch allerlei vragen stellen. Zij benaderden eerst de ondernemer, maar later steeds vaker rechtstreeks de consument. Toen de ondernemer ervoer dat de consument dat niet prettig vond, heeft hij haar geadviseerd om de kopers niet te woord te staan maar door te verwijzen naar de ondernemer. Ook de kopers zijn hiervan telefonisch op de hoogte gesteld.
Echter, een tijd later informeerde de consument de ondernemer dat er een proefvaart zou plaatsvinden en nog weer later dat er gehellingd zou worden in Alphen aan de Rijn. Bij navraag wanneer de definitieve proefvaart zou plaatsvinden, bleek deze reeds vervroegd te hebben plaatsgevonden. De consument vond het kennelijk niet nodig de ondernemer hiervan op de hoogte te stellen.
 
De kopers eisten vervolgens dat de ondernemer de aanbetaling zou retourneren en dat hij nadien de volledige betaling zou verrichten. Dat heeft de ondernemer in het belang van de consument geweigerd. Uiteindelijk hebben de kopers de volledige koopsom voldaan en heeft de ondernemer naderhand de aanbetaling geretourneerd.
 
Het officiële brondocument van het kadaster, de datum waarop de akte bij het kadaster ingeboekt is, is van 13 september 2004. Het kadaster heeft dan maximaal 48 uur de tijd om te bevestigen dat er geen tweede akte is binnengekomen en geen beslag is gelegd. Deze bevestiging kwam op 14 september 2004 binnen en vervolgens heeft de ondernemer zich voorbereid op het overmaken van de kooppenningen aan de consument door het giro- of banknummer te vragen. Uiteindelijk is het geld op 17 september 2004 overgeschreven naar de consument.
 
De ondernemer acht het niet relevant of de Franse normen al dan niet bij hem bekend zijn, aangezien hij zijn opdrachtgevers altijd succesvol aanraad om tegen de Nederlandse normen zaken te doen. Het is onaantrekkelijk voor Nederlandse verkopers om tegen buitenlandse normen zaken te doen, omdat die in de regel zwaarder zijn dan de Nederlandse.
Omdat de consument niet lopende de dienstverlening naar de ondernemer is gegaan met haar klachten, kan de ondernemer geen oplossing meer voor de klachten bieden.
De ondernemer is verder van mening dat zonder de heer Tromp de koop ook tot stand zou zijn gekomen en in uitvoering effectief zou zijn geweest.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat de communicatie tussen de ondernemer en de kopers van het woonschip niet (steeds) adequaat is verlopen, waardoor de onderhandelingen over de verkoop van het schip (soms) stroef zijn verlopen. De voorliggende vraag is of dat aan de ondernemer verweten kan worden.
Hoe het onderhandelingsproces is verlopen, is voor de commissie niet meer met zekerheid te achterhalen. Dit leidt er toe dat het aan de consument is om aannemelijk te maken dat de ondernemer verwijtbaat tekortgeschoten is in zijn verplichting tot bemiddeling bij de verkoop van het schip van de consument. Gezien het gemotiveerde verweer van de ondernemer kan echter niet uitgesloten worden dat (ook) de kopers en de consument (mede) debet zijn aan de soms moeizame onderhandelingen. De commissie is daarom van oordeel dat er onvoldoende grond is om de ondernemer een verwijt te maken ten aanzien van zijn rol de bemiddeling bij de verkoop.
 
Vastgesteld wordt verder dat de consument verlangt dat een deel van de aan de ondernemer betaalde courtage aan de heer Tromp wordt overgemaakt vanwege de door hem verrichte diensten bij de verkoop van het schip. Naar het oordeel van de commissie had het echter op de weg van de consument gelegen om hierover met de ondernemer afspraken te maken op het moment dat de onderhandelingen over de verkoop nog in volle gang waren. De verdeling van de courtage kan niet eerst achteraf aan de orde worden gesteld. In ieder geval ziet de commissie daarvoor in dit geval geen aanknopingspunt.
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 18 april 2005.