Niet gebleken is dat de advocaat haar inspanningsverplichting onvoldoende is nagekomen

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Kwaliteit dienstverlening    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 540521/784059

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënte is ontevreden over de dienstverlening van de advocaat. Ze voelde zich weinig gesteund tijdens haar scheiding en kreeg geen uitleg over belangrijke zaken zoals de peildatum. Ze heeft bezwaar gemaakt tegen de laatste declaratie van €1.800,- omdat er volgens haar niet meer is gedaan dan het doorsturen van e-mails. Ze heeft haar ontevredenheid geuit via een online recensie, waarop de advocaat dreigt met juridische stappen.
De advocaat stelt dat ze cliënte adequaat heeft bijgestaan en dat er sprake was van een goede samenwerking. De advocaat heeft cliënte uitgenodigd voor gesprekken, maar cliënte weigerde. De advocaat beschouwt de negatieve recensie als chantage en heeft juridisch advies ingewonnen.
De commissie oordeelt dat de advocaat heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De klacht van cliënte wordt ongegrond verklaard en cliënte moet het openstaande bedrag van €1.846,73 aan de advocaat betalen.
De klacht van cliënte wordt ongegrond verklaard en cliënte moet het openstaande bedrag van €1.846,73 aan de advocaat betalen. Het depotbedrag wordt aan de advocaat overgemaakt.

Volledige uitspraak:

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 februari 2025 te Utrecht. Cliënte en de advocaat hebben tijdens die mondelinge behandeling hun standpunten toegelicht.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat en de hoogte van de in rekening gebrachte kosten.

Cliënte heeft een bedrag van €1.846,73 niet aan het kantoor betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van cliënte

Voor het standpunt van de verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is niet tevreden over de dienstverlening van de advocaat. Zij heeft een advies opgevolgd ten aanzien van een voorlopige voorziening dat financieel slecht heeft uitgepakt. Voorts voelde cliënte zich grotendeels weinig of helemaal niet gesteund tijdens het proces van haar scheiding. Zij kreeg geen uitleg over het belang van een peildatum in een scheiding waarbij partners gezamenlijk een vennootschap onder firma hebben. Hierdoor mag cliënte grote belastingaanslagen nog gaan betalen uit haar privévermogen, terwijl haar partner dit uit het zakelijke/gezamenlijke vermogen heeft betaald. Daarnaast heeft zij vaak zelf aan de bel moeten trekken. Cliënte heeft ruim €10.000,- aan facturen betaald, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de laatste declaratie van ruim €1.800,- omdat er niet meer is gedaan dan het doorsturen van e-mails aan de wederpartij. Cliënte heeft geen gehoor gekregen op haar verzoek de einddeclaratie aan te passen in verband met de ontevredenheid over de gang van zaken. Uiteindelijk heeft cliënte haar ontevredenheid geuit via een online recensie, waarop de advocaat nu dreigt met politie en justitie.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënte nog aangevoerd dat zij de advocaat meer een mediator vond dan een advocaat. Zij had verwacht dat de advocaat haar meer zou steunen, want zij had op dat moment niets meer en was in die periode labiel. Cliënte heeft te weinig geprotesteerd en achteraf denkt zij dat zij duidelijker had moeten zijn. Na de laatste zitting was cliënte vooral opgelucht dat het voorbij was. Voor wat betreft de voorlopige partneralimentatie moest cliënte het uiteindelijke aanbod van €1.850,- per maand accepteren, want zij zou waarschijnlijk minder krijgen als de rechter een beslissing zou nemen. De €1.500,- per maand die zij maandelijks uit het bedrijf kreeg, was in elk geval niet voldoende om van te leven. Het voelt voor cliënte als een teleurstelling, voor haar gevoel is er niet juist gecommuniceerd. Cliënte wil de laatste factuur niet betalen omdat ze het gevoel had dat haar mailtjes gewoon werden doorgestuurd naar de wederpartij. Ook moest cliënte de pensioenformulieren zelf uitzoeken.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat heeft cliënte in rechte bijgestaan in de scheidingsprocedure en in een procedure strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening. Bij beschikking van 8 augustus 2023 is de echtscheiding uitgesproken. De advocaat heeft cliënte uiteindelijk tot 6 mei 2024 bijgestaan. Cliënte heeft zich nimmer over de wijze waarop de advocaat haar heeft bijgestaan beklaagd. De tevredenheid van cliënte blijkt ook uit de diverse berichten die zij heeft verstuurd. Er is sprake geweest van meer dan 400 e-mailberichten over en weer. Alle e-mailberichten zijn vrijwel direct beantwoord, een enkele wellicht niet. Aan cliënte is steeds met eindeloos veel geduld voorgehouden wat wel en niet haalbaar was. De advocaat begrijpt overigens wel dat de echtscheiding voor cliënte niet heeft opgeleverd wat zij bij aanvang had verwacht. Haar eerdere advocaat had haar immers voorgehouden dat zij een aanzienlijk bedrag uit de vof zou ontvangen. De later ingeschakelde deskundige kwam op een lager bedrag uit. Ook had cliënte gehoopt meer partneralimentatie te ontvangen, maar zij ging onder andere loon uit dienstbetrekking ontvangen. De peildata zijn uitgebreid aan de orde gekomen tijdens de procedure. In de voorlopige voorzieningen procedure is uitgebreid telefonisch overleg geweest met de advocaat van de wederpartij. Cliënte is daarvan op de hoogte gehouden. Uiteindelijk is overeengekomen dat cliënte €1.850,- per maand aan voorlopige partneralimentatie zou ontvangen. Zij stemde daarmee in. Overigens vertelde cliënte dat zij niets uit de vof ontving. Cliënte wilde van pensioenverevening niets weten en daarom heeft de advocaat haar geen formulieren toegestuurd. Cliënte is na haar beklag tot twee keer toe uitgenodigd om samen met de advocaat over een en ander te spreken. Dit heeft cliënte geweigerd. In plaats daarvan zet cliënte de advocaat onder druk door aan te geven dat een negatieve recensie zou worden geplaatst indien de einddeclaratie niet zou worden gematigd. Door de advocaat onder druk te zetten, is zij te ver gegaan. Cliënte heeft de advocaat willens en wetens willen schaden. De advocaat heeft de Orde van Advocaten geraadpleegd en haar werd verteld dat dit als chantage kon worden aangemerkt. Geadviseerd is om een kort geding te starten wegens smaad en laster. De advocaat is nog steeds bereid om in gesprek met cliënte te gaan onder de voorwaarde dat zij haar recensie verwijdert.

De advocaat verzoekt de klacht ongegrond te verklaren en cliënte te gelasten de schadelijke recensie te verwijderen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat nog aangevoerd dat zij het heel jammer vindt dat het na 1,5 jaar tot deze procedure heeft moeten komen. Er was sprake van een prettige samenwerking en zij heeft zich als advocaat volledig ingezet. De advocaat heeft vaak uren ook niet geschreven en altijd het oude uurtarief gedeclareerd. Het gaat cliënte alleen om geld. Zij heeft de review geplaatst om enkel de declaratie van tafel te krijgen en dat voelt als chantage. De advocaat heeft geprobeerd er zoveel mogelijk voor cliënte uit te halen. De wederpartij was echter ziek en zou met pensioen gaan. Er was sprake van schikkingsonderhandelingen, maar de rechter heeft uiteindelijk een beslissing genomen. Voor wat betreft de voorlopige voorzieningen procedure zat er niet meer in dan een partneralimentatie van € 1.850,- per maand. Cliënte zei dat ze helemaal geen inkomen had en daarom is om een voorlopige partneralimentatie verzocht. Daarnaast zou de vof leeg worden getrokken indien daar maandelijks €1.500,- uit zou worden gehaald. De waarde van de onderneming is door een deskundige bepaald, de advocaat heeft daarop geen invloed. De advocaat heeft met cliënte meerdere malen gesproken over de peildatum. De peildatum staat vast, maar partijen kunnen een andere peildatum overeenkomen. Alles wat voor de peildatum valt moet bij helfte worden verdeeld. Uiteindelijk heeft de advocaat aan cliënte voorgelegd of zij de vastgestelde partneralimentatie wilde laten wijzigen, omdat deze wellicht niet aan de wettelijke normen voldeed. Haar ex stelde namelijk ziek te zijn en niet te kunnen werken, maar schreef wel facturen in de vof. Cliënte stemde echter niet in met een wijzigingsprocedure.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie overweegt verder dat bij de uitvoering van de opdracht sprake is van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie van de advocaat bestaat niet in het behalen van een bepaald resultaat, maar bestaat daaruit dat de advocaat zich daarvoor dient in te spannen.

Hoewel cliënte in een e-mailbericht van 24 januari 2024 gericht aan de advocaat iets van ontevredenheid vermeldt over de dienstverlening van de advocaat, geeft zij pas in een e-mailbericht van 9 mei 2024 uitgebreid haar ontevredenheid weer en stelt zij dat zij op bepaalde punten niet helemaal tevreden is over de dienstverlening van de advocaat. Zij geeft in dat bericht echter wel aan dat zij de einddeclaratie zeker overmaakt indien de advocaat vindt dat zij dit totale bedrag waard is. De commissie stelt dan ook vast dat het toesturen van de einddeclaratie op 6 mei 2024 voor cliënte kennelijk het omslagpunt in de relatie met de advocaat is geweest, waarover zij tot dan toe juist tevreden was. Hoewel het begrijpelijk is dat de uitkomst van de echtscheidingsprocedure voor cliënte teleurstellend was, is de samenwerking tussen haar en de advocaat altijd goed geweest. Dit is door zowel cliënte als de advocaat tijdens de mondelinge behandeling nog bevestigd.

Het is de commissie dan ook niet gebleken dat de advocaat haar inspanningsverplichting niet correct of onvoldoende is nagekomen. De advocaat dient bij de behandeling van een zaak de leiding te nemen en kan vanuit diens eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid bepalen hoe de belangen van zijn cliënt(e) het beste worden gediend. De commissie kan op grond van de stukken en hetgeen partijen daarover tijdens de mondelinge behandeling nog nader hebben toegelicht, niet beoordelen of de advocaat voor een verkeerde strategie heeft gekozen noch dat de rechter door toedoen van de advocaat iets anders heeft vastgesteld dan door cliënte was gewenst. Dat de uitvoering van de opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen onvoldoende zouden zijn geweest, is de commissie dan ook niet gebleken. Niet is komen vast te staan dat de advocaat is tekortgeschoten in haar werkzaamheden.

Het geheel overziende, is de commissie van oordeel dat de advocaat heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en een redelijk handelende advocaat. De klacht van cliënte is dan ook ongegrond.

De commissie zal om die reden ook het verzoek van cliënte om kwijtschelding van de openstaande declaratie afwijzen. Cliënte heeft bovendien de declaratie van de advocaat niet inhoudelijk betwist. Zij heeft geen concrete bezwaren geuit tegen de gedeclareerde werkzaamheden, anders dan dat zij heeft gesteld dat de advocaat in de periode van haar laatste werkzaamheden heeft gediend als ‘doorgeefluik’. Het in rekening gebrachte bedrag komt de commissie niet bovenmatig voor gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden.

De commissie zal bepalen dat cliënte het openstaande bedrag aan de advocaat dient te betalen. De advocaat heeft onweersproken gesteld dat dit € 1.846,73 bedraagt. De commissie zal dan ook bepalen dat dit bedrag aan de advocaat wordt overgemaakt.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

verklaart de klacht van cliënte ongegrond;

bepaalt dat de cliënte het openstaande bedrag van € 1.846,73 aan de advocaat moet betalen; met inachtneming hiervan wordt het depotbedrag aan de advocaat overgemaakt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. M.J. de Groot, de heer mr. P. Rijpstra, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 7 februari 2025.

Print/PDF