Commissie: Recreatie
Categorie: Gegrond / huurovereenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Uitspraak
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
212146/224657
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter (digitale) zitting hun standpunt toegelicht.
De consument was aanwezig via Zoom-verbinding.
De ondernemer werd tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd.
De ondernemer heeft tijdens de mondelinge behandeling vragen van de commissie beantwoord en zijn standpunt nog nader toegelicht aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil gaat over de opzegging van de huurovereenkomst met de consument door de ondernemer op 5 september 2022 in verband met herstructurering.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft sinds begin 2022 een nieuwe eigenaar. In verband met herstructureringsplannen is onze huurovereenkomst voor een vaste standplaats bij brief van 5 september 2022 opgezegd per 1 januari 2023. Deze opzegging is onzes inziens te vroeg gedaan. Onze klacht is gebaseerd op artikel 11, lid 1, onder h, van de RECRON-voorwaarden 2016.
De consument verlangt ongeldigverklaring van de opzegging van de huurovereenkomst wegens herstructurering.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waarvan in het bijzonder het uitgebreide verweerschrift (ongedateerd), ingediend bij de commissie op 24 oktober 2023. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In vergelijkbare geschillen heeft de commissie eerder – op 23 maart 2023 – twee bindende adviezen gegeven (zaaknummers 192809/195039 en 191329/195041), waarin is geoordeeld dat de opzegging van de huurovereenkomst door de ondernemer op 5 september 2022 tegenover de consument geen rechtsgevolg heeft. Achteraf is de ondernemer gebleken dat de commissie niet over alle relevante documenten en informatie heeft beschikt, waardoor de commissie in die geschillen op een onvolledig dossier een bindend advies heeft moeten geven. Dit is echter niet correct, reden waarom in dit geschil wél alle relevante en beschikbare informatie in het geding wordt gebracht, waaronder het terreinplan dat op A0-formaat aan alle huurders is verstrekt. Op basis van die nieuwe informatie is de ondernemer van mening dat de opzegging van 5 september 2022 gerechtvaardigd was, omdat er op dat moment wel degelijk sprake was van een voldoende concreet en uitvoerbaar herstructureringsplan.
Beoordeling van het geschil
1. Allereerst wil de commissie twee inleidende opmerkingen maken.
a. In de spreekaantekeningen heeft de ondernemer naar voren gebracht dat het hem onduidelijk is wat het belang van de consument nog is om bezwaar te maken tegen de opzegging van 5 september 2022, althans om zijn bezwaar te handhaven. De consument is namelijk één van de recreanten die een standplaats op de nieuwe camping heeft gereserveerd. De ondernemer kan pas (volledig) met de herstructurering starten als de huurovereenkomsten met betrekking tot de huidige standplaatsen zijn beëindigd. De consument zou er volgens de ondernemer dan ook juist alle belang bij moeten hebben dat het herstructureringsplan wordt uitgevoerd.
De commissie onderschrijft in beginsel het standpunt van de ondernemer. In het licht hiervan heeft de commissie de consument ter zitting dan ook gevraagd naar zijn belang bij handhaving van zijn bezwaar tegen de betreffende opzegging. De consument heeft bevestigd dat hem een plek op de nieuwe camping is toegewezen, maar dat hij dat geen optie vond en er dus geen gebruik van heeft gemaakt. Dat maakt dat de consument toch nog een belang heeft bij een uitspraak van de commissie.
b. De ondernemer heeft er in het verweerschrift op gewezen dat de commissie op 23 maart 2023 in twee vergelijkbare geschillen een voor de ondernemer negatieve uitspraak heeft gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de ondernemer naar voren gebracht dat hij één van deze uitspraken inmiddels bij de kantonrechter ter vernietiging heeft aangebracht.
Hoewel de commissie de uitspraken van 23 maart 2023 in een andere samenstelling heeft gedaan, acht de commissie zich gebonden aan deze uitspraken. Anders zou er immers sprake zijn van een verkapt intern beroep, terwijl in de wet duidelijk de weg naar de burgerlijke rechter is aangewezen als een partij het niet eens is met een bindend advies van de commissie. Enige uitzondering op die gebondenheid is wanneer er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die zich na de uitspraak hebben voorgedaan en die meebrengen dat anders geoordeeld moet worden. De commissie zal thans dan ook beoordelen of die uitzondering zich voordoet.
2. Als nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft de ondernemer aangevoerd dat het bij de toepassing van artikel 11, lid 1, onder h, van de Recron-voorwaarden uitsluitend om een vergunning van het bestemmingsplan zou (moeten) gaan en niet om andere vergunningen zoals de Wet Natuurbescherming, waarvan de commissie in haar uitspraken van 23 maart 2023 mede is uitgegaan. Dat standpunt deelt de commissie niet. Het wordt ook in de rechtspraak niet gevolgd, zo blijkt uit recente uitspraken van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 8 augustus 2023 , waar het Hof in rechtsoverweging 3.14.9 overweegt dat “inmiddels ook onherroepelijk vast staat dat er geen natuurvergunning nodig is”, en van de kantonrechter Haarlem van 23 augustus 2023 , die in rechtsoverweging 4.1 in samenhang met de rechtsoverwegingen 5.7 tot en met 5.9 uitgaat van méér vergunningen dan alleen een vergunning van het bestemmingsplan. Zo wordt in rechtsoverweging 5.7, tweede gedachtestreepje, door de kantonrechter, net als in de uitspraak van het Hof, ook nadrukkelijk gewezen op de Wet Natuurbescherming, waar de kantonrechter overweegt dat een flora- en faunaontheffing nodig is. De andere interpretatie die de ondernemer in zijn spreekaantekeningen heeft gegeven aan voornoemde uitspraken, leidt de commissie niet tot een ander oordeel.
3. Nu de uitzondering zoals bedoeld in onderdeel 1. (tweede alinea onder b) zich naar het oordeel van de commissie niet voordoet, is er geen reden om af te wijken van de gebondenheid aan de uitspraken van de commissie van 23 maart 2023. Dit betekent dat de commissie tot eenzelfde uitspraak komt als in die uitspraken.
Er wordt dan ook als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument gegrond.
Verder stelt de commissie vast dat de opzegging van de huurovereenkomst met de consument, die
de ondernemer op 5 september 2022 heeft gedaan, niet rechtsgeldig is en dus tegenover de consument geen rechtsgevolg heeft.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw J. Hagedoorn, mevrouw mr. J.M. Huysman-Hartkamp, leden, op 30 november 2023.